Hoofdstuk 1 Aspecten van communicatie
Communicatie: is het overbrengen van informatie van de één naar de ander. Het gaat hier
om uitwisselen van woorden of signalen tussen mensen bijv mailen sms’en.
Voorbeelden communicatie: luisteren naar client die verteld over thuis, feedback krijgt van
een persoon, docent mailt een student.
Basisschema communicatie: Zender, boodschap en ontvanger
Zender Boodschap Ontvanger
interactie: reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer
Medium informatiedrager: die een boodschap overbrengt zoals TV, radio krant
Feedback: het terugkoppelen van informatie van de een naar de ander bijv kleine woordjes
of knikjes of hoe het gedrag voor de een overkomt.
Communicatieschema,
Zender Boodschap Ontvanger
Medium
Feedback
Eenzijdige communicatie: kun je als zender dus alleen informatie uitzenden en de
ontvanger kan alleen informatie ontvangen, zoals schriftelijk boeken folders.
Tweezijdige communicatie: een gesprek, interview. Waar meer dan 2 mensen bij
betrokken zijn en de ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren.
Verbale communicatie: is de communicatie met woorden gesproken of geschreven
informatie over brengt. En dit in een goeie context verwoord naar de ontvanger.
Non-verbale communicatie: informatie overbrengen zonder woorden wijzen, of als je zegt
ik ben geïnteresseerd in dit verhaal en je kijkt ondertussen naar buiten. lichaamshouding,
gebaren, gezichtsuitdrukking en oogcontact.
Interpreteren: dat de ontvanger en zender dezelfde betekenis geven aan een woord. Of dat
je bij een interpretatiefout een betekenis verkeerd begrijpt. Of als iemand boos kijkt en je
denkt die is boos, dat die persoon dan chagrijnig is. Hoe je iets waarneemt.
Intonatie: het verloop van de toonhoogte van de stem bijv, warm, koud, zacht, hard, vrolijk,
verdrietig,
Nabijheidsgedrag: waarop je contact maakt met iemand in een situatie, bijv familie
omhelzen of bij een cliënt afstand houden en neutraal blijven.
Non verbale communicatie in contact: informatie overbrengen over bijv als je iemand de
weg wijst met gebaren die buitenlands is.
Contact leggen en onderhouden: een baby die kan niet praten en die maakt contact met
anderen door huilen of lachen.
Belangstelling tonen: iemand aankijken bij een gesprek als je gesprek wilt aangaan. Als je
contact niet op prijs stelt onderuit gezakt zitten en je stem indalen en zoekend om je heen
kijken om het gesprek te beëindigen bijv je tas pakken.
, Non verbale feedback geven: bijv met je wenkbrauwen fronzen dat je laat zien of je hem
begrijpt of met je hoofd schudden dat je het niet eens bent met de ander.
Gevoelens uiten: als ander afspraak afzegt en jij teleurstelling aan de telefoon niet laat
horen en je het wel erg vind maar dit niet laat weten.
Lichaamstaal: is de communicatie die via gezichtsuitdrukking, gebaren, oogcontact en de
houding van het lichaam verloopt. 70% van de communicatie gaat door middel van
lichaamstaal en stemklank.
Wat zie je aan iemands lichaamstaal?: gedachten, gevoelens, mening, belangstelling,
karakter, respect, gezondheid, eerlijkheid, spanning en macht.
Spiegelen van de lichaamstaal: bijv als mensen het met elkaar eens zijn dezelfde
lichaamshouding aanhouden.
Emotionele besmetting: is het overnemen van de houding en manier van doen. Als jij
positief aanwezig bent in een gesprek zal de ander dit ook meestal overnemen of als jij gaapt
gaat de ander ook gapen.
Inhoudsaspect van communicatie: gaat over het wat van de communicatie, het onderwerp
over inhoudelijke misverstanden hoe een boodschap is gebracht.
Relatie aspect van communicatie: gaat het om het hoe je de boodschap overbrengt bijv of
je het beleefd, bot of onaardig overbrengt.
Intieme zone, tot 45 cm: kan iemand agressief maken als vijandig is na jou of dat je een
client bij persoonlijke verzorging helpt en hier moet je de client goed over informeren.
Persoonlijke zone,45 tot 120 cm: het is de afstand waarop gesprekken gevoerd worden.
Sociale zone,120 tot 360 cm: bijv bij een zakelijk gesprek, winkel dan is er geen aanraking
mogelijk.
Publieke zone,360 cm of meer: voorstelling of theater zodat er geen mogelijkheid is om
interactie te maken zoals dingen ontvangen of zenden.
Context communicatie: het goed overbrengen van de boodschap richting de client met
duidelijke betekenissen. Als het privé is moet je een aparte ruimte zoeken, als je in een
wachtkamer zit kan je hier niet het gesprek voeren met de client. De situatie plaatst en
omstandigheden waarin mensen met elkaar communiceren.
Communicatiestijl: hoe iemand overkomt in het gesprek bijv afwachtend, spontaan,
onzeker en er horen ook stopwoordjes bij.
Communicatiepatronen: als de één praat moet de ander stil zijn of als de 1 aardig reageert
kan diegene hetzelfde gedrag terug verwachten. En dat je op een vaste manier op je vriendin
reageert.
Communicatie: is het overbrengen van informatie van de één naar de ander. Het gaat hier
om uitwisselen van woorden of signalen tussen mensen bijv mailen sms’en.
Voorbeelden communicatie: luisteren naar client die verteld over thuis, feedback krijgt van
een persoon, docent mailt een student.
Basisschema communicatie: Zender, boodschap en ontvanger
Zender Boodschap Ontvanger
interactie: reageert de een op de ander en gaan boodschappen heen en weer
Medium informatiedrager: die een boodschap overbrengt zoals TV, radio krant
Feedback: het terugkoppelen van informatie van de een naar de ander bijv kleine woordjes
of knikjes of hoe het gedrag voor de een overkomt.
Communicatieschema,
Zender Boodschap Ontvanger
Medium
Feedback
Eenzijdige communicatie: kun je als zender dus alleen informatie uitzenden en de
ontvanger kan alleen informatie ontvangen, zoals schriftelijk boeken folders.
Tweezijdige communicatie: een gesprek, interview. Waar meer dan 2 mensen bij
betrokken zijn en de ontvanger heeft de mogelijkheid om te reageren.
Verbale communicatie: is de communicatie met woorden gesproken of geschreven
informatie over brengt. En dit in een goeie context verwoord naar de ontvanger.
Non-verbale communicatie: informatie overbrengen zonder woorden wijzen, of als je zegt
ik ben geïnteresseerd in dit verhaal en je kijkt ondertussen naar buiten. lichaamshouding,
gebaren, gezichtsuitdrukking en oogcontact.
Interpreteren: dat de ontvanger en zender dezelfde betekenis geven aan een woord. Of dat
je bij een interpretatiefout een betekenis verkeerd begrijpt. Of als iemand boos kijkt en je
denkt die is boos, dat die persoon dan chagrijnig is. Hoe je iets waarneemt.
Intonatie: het verloop van de toonhoogte van de stem bijv, warm, koud, zacht, hard, vrolijk,
verdrietig,
Nabijheidsgedrag: waarop je contact maakt met iemand in een situatie, bijv familie
omhelzen of bij een cliënt afstand houden en neutraal blijven.
Non verbale communicatie in contact: informatie overbrengen over bijv als je iemand de
weg wijst met gebaren die buitenlands is.
Contact leggen en onderhouden: een baby die kan niet praten en die maakt contact met
anderen door huilen of lachen.
Belangstelling tonen: iemand aankijken bij een gesprek als je gesprek wilt aangaan. Als je
contact niet op prijs stelt onderuit gezakt zitten en je stem indalen en zoekend om je heen
kijken om het gesprek te beëindigen bijv je tas pakken.
, Non verbale feedback geven: bijv met je wenkbrauwen fronzen dat je laat zien of je hem
begrijpt of met je hoofd schudden dat je het niet eens bent met de ander.
Gevoelens uiten: als ander afspraak afzegt en jij teleurstelling aan de telefoon niet laat
horen en je het wel erg vind maar dit niet laat weten.
Lichaamstaal: is de communicatie die via gezichtsuitdrukking, gebaren, oogcontact en de
houding van het lichaam verloopt. 70% van de communicatie gaat door middel van
lichaamstaal en stemklank.
Wat zie je aan iemands lichaamstaal?: gedachten, gevoelens, mening, belangstelling,
karakter, respect, gezondheid, eerlijkheid, spanning en macht.
Spiegelen van de lichaamstaal: bijv als mensen het met elkaar eens zijn dezelfde
lichaamshouding aanhouden.
Emotionele besmetting: is het overnemen van de houding en manier van doen. Als jij
positief aanwezig bent in een gesprek zal de ander dit ook meestal overnemen of als jij gaapt
gaat de ander ook gapen.
Inhoudsaspect van communicatie: gaat over het wat van de communicatie, het onderwerp
over inhoudelijke misverstanden hoe een boodschap is gebracht.
Relatie aspect van communicatie: gaat het om het hoe je de boodschap overbrengt bijv of
je het beleefd, bot of onaardig overbrengt.
Intieme zone, tot 45 cm: kan iemand agressief maken als vijandig is na jou of dat je een
client bij persoonlijke verzorging helpt en hier moet je de client goed over informeren.
Persoonlijke zone,45 tot 120 cm: het is de afstand waarop gesprekken gevoerd worden.
Sociale zone,120 tot 360 cm: bijv bij een zakelijk gesprek, winkel dan is er geen aanraking
mogelijk.
Publieke zone,360 cm of meer: voorstelling of theater zodat er geen mogelijkheid is om
interactie te maken zoals dingen ontvangen of zenden.
Context communicatie: het goed overbrengen van de boodschap richting de client met
duidelijke betekenissen. Als het privé is moet je een aparte ruimte zoeken, als je in een
wachtkamer zit kan je hier niet het gesprek voeren met de client. De situatie plaatst en
omstandigheden waarin mensen met elkaar communiceren.
Communicatiestijl: hoe iemand overkomt in het gesprek bijv afwachtend, spontaan,
onzeker en er horen ook stopwoordjes bij.
Communicatiepatronen: als de één praat moet de ander stil zijn of als de 1 aardig reageert
kan diegene hetzelfde gedrag terug verwachten. En dat je op een vaste manier op je vriendin
reageert.
