HSPD02: Fokkerij
Fokkers
De veehouder is de fokker en verwacht een bijdrage aan het eigen fokplan:
1. Bedrijfseigen fokdoel: veestapel met efficientere productie, betere
gebruikseigenschappen, betere gezondheid enz.
2. Selectie van koeien
3. Selectie van stieren
4. Combinatie van koe en stier
De cel
Elke cel heeft een celkern.
In de celkern liggen chromosoomparen (koe 30 paar) die zijn opgebouwd uit DNA. DNA is
een dubbele helix en bevat het genetische informatie in de vorm van een nucleotiden code.
In de geslachtsorganen vindt meiose (chromosoomparen door de helft) plaats. Sperma- en
eicellen zijn haploid (= geen chromosomenparen, maar enkel). Als bevruchting plaats vindt,
wordt de cel weer diploid.
Dus de helft van de chromosomen van de vader en de helft van de moeder
Locus
Een locus is een plaats op het chromosoom, dit kan een gen (= eenheid aan erfelijk
materiaal) zijn. Een allel is een variatie vorm van een gen.
Een nakomeling (F1) krijgt 1 allel van de moeder en 1 allel van de vader.
,Haarkleur – raskenmerk
Van oudsher:
o Ieder ras zijn eigen kenmerken
o Herkenbaar aan uiterlijk
o Behoorlijk constant = fokzuiver = “je weet wat je krijgt”
o Vachtkleur en aftekening als “kwaliteitsgarantie” + stamboekregistratie =
gegarandeerde afstamming
Haarkleur is een voorbeeld van een kwalitatief kenmerk:
o Slechts enkele “kwaliteiten” (zwart, rood, blond)
o Genetische achtergrond
1 of enkele genenparen
(Bijna) alles bepaald door erfelijke aanleg
Vererving van kleur – E locus
E-locus op chromosoom 18
o Allel E+ = wildkleur
o Allel E = zwart (donkerbruin)
o Allel e = rood
Genotype EE = fenotype zwarte vacht = Angus
Genotype ee = fenotype rode vacht = Limousin
Genotype E+E+ = fenotype donker tot licht bruin = Jersey
Dominant – recessief
Homozygoot: fokzuiver = 2 dezelfde kopieen van een bepaald allel op een bepaalde locus
Heterozygoot: 2 verschillende allelen op een bepaalde locus
EE+ zwart
Ee zwart
E+e wild
Zwart € is dominant over wild (E+) en rood (e).
Rood is recessief t.o.v. zwart en wild
Ee-dier is drager van de roodfactor (e)
Interactie (epistasie)
Interactie: de expressie van een gen wordt beinvloed door genen op andere loci (meestal op
verschillende chromosomen)
Voorbeeld 1: geen pigment aangemaakt (bepaald door ene locus
Voorbeeld 2: een allel voor mannelijk geslacht. Hierdoor worden de allelen onderdrukt die te
maken hebben met vrouwelijke eigenschappen
Voorbeeld 3: verdunningsfactor (R) bij haarkleur
Vererving van kleur – R locus
R-locus op chromosoom 5
o Allel R = kleur verdund
o Allel r = kleur normaal
Vererving aftekening
S-locus op chromosoom 6
o Allel S = wildtype = egaal, effen
o Allel SH = Hereford-aftekening
, o Allel SCS = Wiltrik
o Allel s = willekeurig bont
Bt-locus op chromosoom 3 (waarschijnlijk) – Belted
o Bt = lakenvelder
o bt = anders bont
Blaarkop:
DNA-achtergrond niet bekend
Praktijd: behoorlijk overheersende aftekening
Interactie – aftekening
Interactie tussen genen voor speciale bont-aftekeningen
S/s SS en Ss egaal, effen
ss geeft mogelijkheid voor bont
Gb/gb GbGb en Gbgb blaarkop
gbgb geeft mogelijkheid voor anders bont
Bt/Bt BtBt en Btbt lakenvelder
btbt geeft mogelijkheid voor anders bont
Gewoon bont = ss gbgb btbt (HF, FV, MRIJ)
Haarkleur en aftekening
,
Fokkers
De veehouder is de fokker en verwacht een bijdrage aan het eigen fokplan:
1. Bedrijfseigen fokdoel: veestapel met efficientere productie, betere
gebruikseigenschappen, betere gezondheid enz.
2. Selectie van koeien
3. Selectie van stieren
4. Combinatie van koe en stier
De cel
Elke cel heeft een celkern.
In de celkern liggen chromosoomparen (koe 30 paar) die zijn opgebouwd uit DNA. DNA is
een dubbele helix en bevat het genetische informatie in de vorm van een nucleotiden code.
In de geslachtsorganen vindt meiose (chromosoomparen door de helft) plaats. Sperma- en
eicellen zijn haploid (= geen chromosomenparen, maar enkel). Als bevruchting plaats vindt,
wordt de cel weer diploid.
Dus de helft van de chromosomen van de vader en de helft van de moeder
Locus
Een locus is een plaats op het chromosoom, dit kan een gen (= eenheid aan erfelijk
materiaal) zijn. Een allel is een variatie vorm van een gen.
Een nakomeling (F1) krijgt 1 allel van de moeder en 1 allel van de vader.
,Haarkleur – raskenmerk
Van oudsher:
o Ieder ras zijn eigen kenmerken
o Herkenbaar aan uiterlijk
o Behoorlijk constant = fokzuiver = “je weet wat je krijgt”
o Vachtkleur en aftekening als “kwaliteitsgarantie” + stamboekregistratie =
gegarandeerde afstamming
Haarkleur is een voorbeeld van een kwalitatief kenmerk:
o Slechts enkele “kwaliteiten” (zwart, rood, blond)
o Genetische achtergrond
1 of enkele genenparen
(Bijna) alles bepaald door erfelijke aanleg
Vererving van kleur – E locus
E-locus op chromosoom 18
o Allel E+ = wildkleur
o Allel E = zwart (donkerbruin)
o Allel e = rood
Genotype EE = fenotype zwarte vacht = Angus
Genotype ee = fenotype rode vacht = Limousin
Genotype E+E+ = fenotype donker tot licht bruin = Jersey
Dominant – recessief
Homozygoot: fokzuiver = 2 dezelfde kopieen van een bepaald allel op een bepaalde locus
Heterozygoot: 2 verschillende allelen op een bepaalde locus
EE+ zwart
Ee zwart
E+e wild
Zwart € is dominant over wild (E+) en rood (e).
Rood is recessief t.o.v. zwart en wild
Ee-dier is drager van de roodfactor (e)
Interactie (epistasie)
Interactie: de expressie van een gen wordt beinvloed door genen op andere loci (meestal op
verschillende chromosomen)
Voorbeeld 1: geen pigment aangemaakt (bepaald door ene locus
Voorbeeld 2: een allel voor mannelijk geslacht. Hierdoor worden de allelen onderdrukt die te
maken hebben met vrouwelijke eigenschappen
Voorbeeld 3: verdunningsfactor (R) bij haarkleur
Vererving van kleur – R locus
R-locus op chromosoom 5
o Allel R = kleur verdund
o Allel r = kleur normaal
Vererving aftekening
S-locus op chromosoom 6
o Allel S = wildtype = egaal, effen
o Allel SH = Hereford-aftekening
, o Allel SCS = Wiltrik
o Allel s = willekeurig bont
Bt-locus op chromosoom 3 (waarschijnlijk) – Belted
o Bt = lakenvelder
o bt = anders bont
Blaarkop:
DNA-achtergrond niet bekend
Praktijd: behoorlijk overheersende aftekening
Interactie – aftekening
Interactie tussen genen voor speciale bont-aftekeningen
S/s SS en Ss egaal, effen
ss geeft mogelijkheid voor bont
Gb/gb GbGb en Gbgb blaarkop
gbgb geeft mogelijkheid voor anders bont
Bt/Bt BtBt en Btbt lakenvelder
btbt geeft mogelijkheid voor anders bont
Gewoon bont = ss gbgb btbt (HF, FV, MRIJ)
Haarkleur en aftekening
,