Samenvatting Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving
Periode B
Hoofdstuk 3
Kapitaal
De productiefactor kapitaal ofwel de kapitaalgoederen bestaat uit alle goederen die in het
productieproces worden gebruikt of verbruikt.
Duurzame kapitaalgoederen gaan langer dan één periode mee
Vlottende kapitaalgoederen worden verwerkt in het eindproduct
Vb. een houtzagerij beschikt over een hoeveelheid grondstoffen: de bomen die verwerkt moeten
worden tot planken en balken. Deze laatste noemen we halffabricaten Ze hebben al een
bewerking ondergaan, maar zijn nog niet geschikt voor consumptie
Kapitaalcoëfficiënt geeft aan hoeveel kapitaalgoederen nodig zijn voor het vervaardigen van een
eenheid product.
Productiecapaciteit is de maximale hoeveelheid goederen en diensten die men in een economie
kan produceren.
Arbeid
Bbp = ap x Av
Bbq = bruto binnenlands product
Ap = arbeidsproductiviteit
Av = arbeidsvraag of werkgelegenheid
Of
Gbbp= gap + gav
Gbbp = de procentuele groei van de productie
Gap = de procentuele groei van de arbeidsproductiviteit
Gav = de procentuele groei van de werkgelegenheid
Het verschil tussen productie en capaciteit output gap
Negatief? Productiefactoren zijn onder bezet
Positief? Productiefactoren zijn over bezet
Prijscompensatie en arbeidsproductiviteitstijging samen wordt ook loonruimte genoemd.
, Gap.e.p.= Glwn – Gap
Gap.e.p = De procentuele verandering in de arbeidskosten per eenheid product
Glwn = De procentuele verandering in de loonsom per werknemer
Gap = De procentuele verandering in de arbeidsproductiviteit
Indirecte belastingen -/-
Kostprijs verlagende
Subsidies
Winst
Rente (incl. pacht)
Loonkosten Verkoopprijs
Afschrijving Kosten
Grondstofkosten
Inkoop diensten van derden
AIQ = L
----
Nbp
L = de totale loonsom
Npb = het netto binnenlands product
Lwn x Av
AIQ = ---------------
P x NBPr
Lwn = loon per werknemers
Av = de arbeidsvraag
P = het prijspeil van de toegevoegde waarde
NBPr = de reële productie
Hoofdstuk 4
Intermediair verbruik producten die bedrijven van elkaar kopen om te kunnen produceren, de
zogenoemde onderlinge leveringen van bedrijven.
Finale bestedingen de vraag vanuit het buitenland, de consumptie van gezinnen, de
overheidsconsumptie en de investeringen
Consumptie
Consumptiepatroon
De bestedingen van gezinnen noemen we consumptie. Productiegoederen zijn als ze ook
daadwerkelijk gekocht zijn.
Gezinnen alle ingezetenen (inwoners) van een land.
Consumptiepatroon Gezinnen stellen een pakket goederen en diensten samen ter bevrediging
van hun behoefte.
Naarmate de welvaart toeneemt, consumeren gezinnen steeds meer diensten in verhouding met
goederen.
Consumptiegroei
Zie Figuur 4.1
Periode B
Hoofdstuk 3
Kapitaal
De productiefactor kapitaal ofwel de kapitaalgoederen bestaat uit alle goederen die in het
productieproces worden gebruikt of verbruikt.
Duurzame kapitaalgoederen gaan langer dan één periode mee
Vlottende kapitaalgoederen worden verwerkt in het eindproduct
Vb. een houtzagerij beschikt over een hoeveelheid grondstoffen: de bomen die verwerkt moeten
worden tot planken en balken. Deze laatste noemen we halffabricaten Ze hebben al een
bewerking ondergaan, maar zijn nog niet geschikt voor consumptie
Kapitaalcoëfficiënt geeft aan hoeveel kapitaalgoederen nodig zijn voor het vervaardigen van een
eenheid product.
Productiecapaciteit is de maximale hoeveelheid goederen en diensten die men in een economie
kan produceren.
Arbeid
Bbp = ap x Av
Bbq = bruto binnenlands product
Ap = arbeidsproductiviteit
Av = arbeidsvraag of werkgelegenheid
Of
Gbbp= gap + gav
Gbbp = de procentuele groei van de productie
Gap = de procentuele groei van de arbeidsproductiviteit
Gav = de procentuele groei van de werkgelegenheid
Het verschil tussen productie en capaciteit output gap
Negatief? Productiefactoren zijn onder bezet
Positief? Productiefactoren zijn over bezet
Prijscompensatie en arbeidsproductiviteitstijging samen wordt ook loonruimte genoemd.
, Gap.e.p.= Glwn – Gap
Gap.e.p = De procentuele verandering in de arbeidskosten per eenheid product
Glwn = De procentuele verandering in de loonsom per werknemer
Gap = De procentuele verandering in de arbeidsproductiviteit
Indirecte belastingen -/-
Kostprijs verlagende
Subsidies
Winst
Rente (incl. pacht)
Loonkosten Verkoopprijs
Afschrijving Kosten
Grondstofkosten
Inkoop diensten van derden
AIQ = L
----
Nbp
L = de totale loonsom
Npb = het netto binnenlands product
Lwn x Av
AIQ = ---------------
P x NBPr
Lwn = loon per werknemers
Av = de arbeidsvraag
P = het prijspeil van de toegevoegde waarde
NBPr = de reële productie
Hoofdstuk 4
Intermediair verbruik producten die bedrijven van elkaar kopen om te kunnen produceren, de
zogenoemde onderlinge leveringen van bedrijven.
Finale bestedingen de vraag vanuit het buitenland, de consumptie van gezinnen, de
overheidsconsumptie en de investeringen
Consumptie
Consumptiepatroon
De bestedingen van gezinnen noemen we consumptie. Productiegoederen zijn als ze ook
daadwerkelijk gekocht zijn.
Gezinnen alle ingezetenen (inwoners) van een land.
Consumptiepatroon Gezinnen stellen een pakket goederen en diensten samen ter bevrediging
van hun behoefte.
Naarmate de welvaart toeneemt, consumeren gezinnen steeds meer diensten in verhouding met
goederen.
Consumptiegroei
Zie Figuur 4.1