Variabelen
-Indeling
• Continue à Kan iedere waarde aannemen in een bepaald
interval (vb. lengte, gewicht).
• Discreet à Heeft slechts gehele getallen of klassen als
mogelijke uitkomsten (vb. aantal tanden).
• Kwalitatief à Kan niet mee worden gerekend.
-Onderverdeling
o Nominaal (discreet) = Categorieën niet in een vaste of zinvolle volgorde (vb. kleur).
o Ordinaal (discreet) = Categorieën wel in vaste of zinvolle volgorde (vb. levensdatum).
• Kwantitatief à Kan wel mee worden gerekend.
-Onderverdeling
o Interval (continue/discreet) = Schaal van waarden heeft geen natuurlijk nulpunt.
o Ratio (continue/discreet) = Schaal van waarden heeft wel natuurlijk nulpunt.
Fase I t/m III à Voornamelijk randomized controlled trials voor veiligheid en werkzaamheid (efficacy).
Fase IV à Onderzoek doen naar de werkzaamheid (effectiveness) van een geneesmiddel wanneer
deze al op de markt is, aan de hand van cohortstudies.
Type A bijwerkingen = Bijwerkingen die werden verwacht aan de hand van het werkingsmechanisme
van een geneesmiddel.
Type B bijwerkingen = Bijwerkingen die niet aan de hand van het werkingsmechanisme van een
geneesmiddel werden verwacht. Niet voorspelbaar.
Externe validiteit = Mate waarin de conclusies van je onderzoek te generaliseren zijn naar de hele
populatie of naar andere situaties/groepen/personen die je hebt onderzocht.
Het risico van strike in- en exclusiecriteria is dat de externe validiteit afneemt.
RANDOMIZED CONTROLLED TRIAL
Randomized controlled trials
-Kenmerken
• Klinische studies in geneesmiddelontwikkeling.
-Fases
o Fase 1 – Gezonde vrijwilligers.
-Kenmerken
§ Eerste studie van geneesmiddel in mens.
§ Zoeken naar juiste dosering waarbij de dosering rustig opgebouwd wordt.
§ Hierin wordt gekeken naar farmacokinetiek (vb. Cl, V, t1/2, interacties) en
farmacodynamie (vb. effect op bloeddruk en hartfrequentie, bijwerkingen).
-Opbouw
§ Fase 1a à Enkele dosering uitproberen en voor elke dosering is er een
aparte groep vrijwilligers.
-Eigenschappen
û Eerste dosering is de no observed adverse effect level (NOAEL;
waargenomen bij dierstudies en aangepast naar gewicht).
§ Fase 1b à Meerdere doseringen uitproberen.
-Onderzoek
û Je wilt naar steady-state (hoe hoog zit de steady-state).
û Is de kinetiek lineair of niet-lineair (vb. verzadiging van enzymen).
û Farmacokinetiek en -dynamiek.
o Fase 2 – Patiënten.
-Kenmerken
§ Doet het geneesmiddel waarvoor het ontwikkeld is (vb. verlaagd een
bloeddrukverlagend middel daadwerkelijk de bloeddruk).
§ Farmacokinetiek.
§ Type A bijwerkingen (ADR).
, -Opbouw
§ Fase 2a à Eerste waarneming, doet het middel waar het voor bedoeld is.
-Onderzoek
û Go/No-go decision = Wel of niet doorgaan met het middel.
û Cross-over design.
û Voorlopig bewijs over efficacy en veiligheid verzamelen.
§ Fase 2b à Statistiek gebruiken om te bepalen of gevonden uitkomsten
significant zijn.
-Onderzoek
û Proberen optimale dosering te vinden.
û Cross-over en parallel-groep design.
-Eigenschappen cross-over
³ Patiënten krijgen beide behandelingen.
³ Carry-over effect = Je wil niet dat het effect van behandeling
1 nog aanwezig is wanneer gestart wordt met behandeling 2.
-Voorkomen
© Wash out periode = Periode zodat alle effecten van
behandeling 1 weg kunnen trekken.
³ Periode effect = Effect van periode (vb. seizoen) op de
effecten van een behandeling.
³ Gecorreleerde uitkomsten = Doordat je iemand met zichzelf
vergelijkt. Hier is de gepaarde t-test aan gekoppeld.
-Eigenschappen parallel-groep
³ Patiënten krijgen 1 van de 2 behandelingen.
o Fase 3.
-Kenmerken
§ Grote studies (grootte afhankelijk van (zeldzaamheid) van aandoening) waarin
middel vergeleken wordt met placebo of een vergelijkbaar, al bestaand
medicijn of er wordt gekozen voor add-on therapie.
§ Waar staat het middel ten opzichte van al bestaande therapie.
§ Vaak geen farmacokinetiek meer.
§ Evaluatie van surrogaat (effecten die je kunt meten, maar niet voelt; vb.
bloeddruk, cholesterol) en harde eindpunten (morbiditeit en mortaliteit; vb.
hartinfarcten).
§ Type A bijwerkingen (ADRs).
• Controlled = Controlegroep geeft het verwachte ziekteverloop.
-Eigenschappen
o Farmacologisch effect van geneesmiddel is dat wat het geneesmiddel méér doet
dan placebo.
-Kenmerken
§ Daarom is het ook belangrijk om een
controlegroep mee te nemen à Je wilt
daarmee natuurlijk beloop, placebo-effect en
regressie naar het gemiddelde uitsluiten
omdat je alleen het farmacologisch effect
van een geneesmiddel meten.
§ In welke mate het placebo bijv. de bloeddruk
naar beneden brengt bij patiënten met een te hoge bloeddruk is niet alleen
afhankelijk van het placebo-effect.
-Afhankelijk van
û Natuurlijk beloop à Als je niks doet, kan de bloeddruk ook ietwat
dalen.
û Placebo-effect à De suggestie dat je iets actiefs gebruikt.
û Regressie naar het gemiddelde.
-Voorbeeld hoge bloeddruk
³ Je neemt een groep patiënten met een te hoge bloeddruk
(>90mmHg) à Hun gemiddelde bloeddruk is 98 mmHg à
Wanneer je vervolgens de bloeddruk nogmaals zou meten
krijg je een lager gemiddelde (95 mmHg) à De bloeddruk