Natuurkunde samenvatting hf 3 krachten
Paragraaf 3.1:
Krachten voorwerpen vervormen: plastisch → blijvend, elastisch → terug naar
oude vorm.
Krachten kan ook de beweging (richting en snelheid) veranderen.
Vector = grootheid met een grootte en richting (snelheid, verplaatsing en versnelling).
Scalar = grootheid met alleen een grootte (temperatuur, energie en massa).
Krachten ⇒ vectoren, pijlen getekend met de letter F, eenheid van de kracht is
Newton (N). De krachtenpijl bevat alle gegevens over de kracht:
- Richting van de pijl = richting van de kracht.
- Lengte van de pijl → komt overeen met de grootte van de kracht
(krachtenschaal bepalen → 1 cm = 50 N).
- De plaats waar de pijl begint = aangrijpingspunt van de kracht (punt waar de kracht
werkt).
Massa (m) = maat voor de hoeveelheid materie waaruit een voorwerp bestaat in kilogram
(kg).
Zwaartekracht (FZ) = kracht waarmee een voorwerp door de aarde wordt aangetrokken in
Newton (N).
Valversnelling (g) = op aarde 9,81 de andere valversnelling staat in binas in meter per
seconde kwadraat (m/s2)
FZ = m x g
Gewicht (G) = kracht die een voorwerp op zijn steunvlak uitoefent in N.
Normaalkracht (FN) = kracht die het steunvlak op het voorwerp uitoefent (staat altijd
loodrecht op het steunvlak).
Spankracht (FS) = kracht die het uiteinde van een touw of kabel op een voorwerp uitoefent.
Schuifwrijvingskracht (schuifweerstand) = kracht die optreedt als 2 opp over
elkaar heen bewegen of proberen te bewegen. Als het voorwerp niet beweegt →
krachten gelijk. Beweegt het voorwerp → schuifwrijvingskracht hangt af van:
- Ruwheid van opp.
- Kracht waarmee de opp tegen elkaar duwen (normaalkracht).
2 belangrijkste krachten die de beweging van een fietser (auto) tegenwerken:
- Luchtweerstandskracht (luchtwrijving) → komt door wrijving tussen de
bewegende fietser en de luchtmoleculen (evenredig met het kwadraat van
de snelheid) (2x zo grote snelheid neemt de luchtweerstand toe met een
factor 4).
- Rolweerstandskracht (rolwrijving) → weerstand die een voorwerp ondervindt
door vervorming van de banden en ondergrond (rechtevenredig met de
normaalkracht op het voorwerp en hangt NIET af van de snelheid van het
voertuig).
, Als je een massa aan een veer hangt → rekt uit. Bij 2x zo grote kracht op de
veer, 2x zo grote uitrekking (u).
F
Veerconstante: = constant.
u
Paragraaf 3.2:
Resulterende kracht (Fres) (resultante)(nettokracht)(somkracht) = de ene kracht die alle
andere krachten vervangt.
Alle krachten dezelfde richting in → tel je
ze bij elkaar op.
Alle krachten verschillende richting in →
trek je ze van elkaar af.
Krachten die een hoek maken met elkaar, BEPAAL je de Fres met een
parallellogram:
- Krachtenschaal kiezen (1 cm = 50 N).
- Evenwijdige lijnen tekenen.
- Teken een pijl bij het aangrijpingspunt en eindig bij het snijpunt
van de evenwijdige lijnen.
- Meet de lengte van de diagonale pijl en met de krachtenschaal
bepaal je de Fres.
Voorwerp is in evenwicht als de krachten elkaar opheffen en de Fres 0 N is.
Krachtendiagram = de krachten op een voorwerp waarvan de vorm en
afmeting niet van belang zijn.
Ook als krachten een hoek maken, kunnen ze in evenwicht zijn:
- Bepaal eerst met een parallelogram Fres van F2 en F3, noem ze F23.
- Is F23 even groot als F1 en staan ze tegengesteld gericht aan
elkaar dan is Fres 0 N en in evenwicht.
Paragraaf 3.1:
Krachten voorwerpen vervormen: plastisch → blijvend, elastisch → terug naar
oude vorm.
Krachten kan ook de beweging (richting en snelheid) veranderen.
Vector = grootheid met een grootte en richting (snelheid, verplaatsing en versnelling).
Scalar = grootheid met alleen een grootte (temperatuur, energie en massa).
Krachten ⇒ vectoren, pijlen getekend met de letter F, eenheid van de kracht is
Newton (N). De krachtenpijl bevat alle gegevens over de kracht:
- Richting van de pijl = richting van de kracht.
- Lengte van de pijl → komt overeen met de grootte van de kracht
(krachtenschaal bepalen → 1 cm = 50 N).
- De plaats waar de pijl begint = aangrijpingspunt van de kracht (punt waar de kracht
werkt).
Massa (m) = maat voor de hoeveelheid materie waaruit een voorwerp bestaat in kilogram
(kg).
Zwaartekracht (FZ) = kracht waarmee een voorwerp door de aarde wordt aangetrokken in
Newton (N).
Valversnelling (g) = op aarde 9,81 de andere valversnelling staat in binas in meter per
seconde kwadraat (m/s2)
FZ = m x g
Gewicht (G) = kracht die een voorwerp op zijn steunvlak uitoefent in N.
Normaalkracht (FN) = kracht die het steunvlak op het voorwerp uitoefent (staat altijd
loodrecht op het steunvlak).
Spankracht (FS) = kracht die het uiteinde van een touw of kabel op een voorwerp uitoefent.
Schuifwrijvingskracht (schuifweerstand) = kracht die optreedt als 2 opp over
elkaar heen bewegen of proberen te bewegen. Als het voorwerp niet beweegt →
krachten gelijk. Beweegt het voorwerp → schuifwrijvingskracht hangt af van:
- Ruwheid van opp.
- Kracht waarmee de opp tegen elkaar duwen (normaalkracht).
2 belangrijkste krachten die de beweging van een fietser (auto) tegenwerken:
- Luchtweerstandskracht (luchtwrijving) → komt door wrijving tussen de
bewegende fietser en de luchtmoleculen (evenredig met het kwadraat van
de snelheid) (2x zo grote snelheid neemt de luchtweerstand toe met een
factor 4).
- Rolweerstandskracht (rolwrijving) → weerstand die een voorwerp ondervindt
door vervorming van de banden en ondergrond (rechtevenredig met de
normaalkracht op het voorwerp en hangt NIET af van de snelheid van het
voertuig).
, Als je een massa aan een veer hangt → rekt uit. Bij 2x zo grote kracht op de
veer, 2x zo grote uitrekking (u).
F
Veerconstante: = constant.
u
Paragraaf 3.2:
Resulterende kracht (Fres) (resultante)(nettokracht)(somkracht) = de ene kracht die alle
andere krachten vervangt.
Alle krachten dezelfde richting in → tel je
ze bij elkaar op.
Alle krachten verschillende richting in →
trek je ze van elkaar af.
Krachten die een hoek maken met elkaar, BEPAAL je de Fres met een
parallellogram:
- Krachtenschaal kiezen (1 cm = 50 N).
- Evenwijdige lijnen tekenen.
- Teken een pijl bij het aangrijpingspunt en eindig bij het snijpunt
van de evenwijdige lijnen.
- Meet de lengte van de diagonale pijl en met de krachtenschaal
bepaal je de Fres.
Voorwerp is in evenwicht als de krachten elkaar opheffen en de Fres 0 N is.
Krachtendiagram = de krachten op een voorwerp waarvan de vorm en
afmeting niet van belang zijn.
Ook als krachten een hoek maken, kunnen ze in evenwicht zijn:
- Bepaal eerst met een parallelogram Fres van F2 en F3, noem ze F23.
- Is F23 even groot als F1 en staan ze tegengesteld gericht aan
elkaar dan is Fres 0 N en in evenwicht.