Inleiding Management en organisatie
Boek: Management oriëntatie en inleiding van Doede Keuning & Ruud de lange
Inhoudsopgave Pagina nummer
Hoofdstuk één……………………………………………………………………………………………………………. 2
Hoofdstuk twee………………………………………………………………………………………………………….. 4
Hoofdstuk drie…………………………………………………………………………………………………………… 7
Hoofdstuk vier……………………………………………………………………………………………………………. 10
Hoofdstuk vijf…………………………………………………………………………………………………………….. 12
Hoofdstuk zes…………………………………………………………………………………………………………….. 14
Hoofdstuk negen………………………………………………………………………………………………………… 17
1
, Hoofdstuk 1
Manager: Een manager is iemand die processen stuurt, die het handelen van anderen op gang
brengt.
Enkele kenmerken van een manager:
Verantwoordelijk voor werkklimaat, informatie en beslissingen
Vaardigheden: tijdmanagement, terreinkennis, resultaatgerichtheid
Zo bezien is een organisatie een instrument dat door toedoen van mensen ontstaat en waarmee men
vervolgens producten of diensten creëert die in maatschappelijke of individuele behoeften voorzien.
Kenmerk van een organisatie:
Mensen die samenwerken met een bepaald doel
Hedendaagse managementopvattingen:
1. Relatie onderneming-samenleving= ethisch handelen
2. Schaalvergroting en internationalisering: globalisering
3. Wijziging in macht/gezagsverhoudingen= Luisteren de werknemers naar de werkgever,
beschikt hij over status om te leiden.
4. Rol wetenschap en techniek
5. Marketingfilosofie= Helpt het management beter te begrijpen dat het organisatiedoel steeds
buiten de organisatie ligt, namelijk in de markt. Afnemers of cliënten maken uiteindelijk uit
of een organisatie haar doelen bereikt en blijft voortbestaan.
Van globalisering is sprake als het gaat om producten afzetten op wereldwijde markten.
Verschillende managementlagen:
1. Topleiding(of topmanagement)
2. Middenkader (of middle management)
3. Eerstelijnsmanagement en uitvoerende medewerkers.
Als een organisatie veel managementlagen heeft, spreken we van een steile organisatie. Bij weinig
lagen spreken we van een platte organisatie.
Topleiding
De eigenaar leider van het bedrijf, directeur of de raad van bestuur.
Zij bepalen de koers en strategische beslissingen. Zij zetten de grote lijnen uit.
Een top manager moet dit profiel hebben: Leiderschap, strategie en veranderen, onderhandelen en
beïnvloeden en mens/productiviteit
Raad van commissarissen(rvc)
De hoofdtaak is om toezicht te houden op het directiebeleid en de algemene gang van zaken.
Zij hebben zelfs de bevoegdheid om een directeur te mogen ontslaan en aan te nemen.
Zij stellen vast de jaarrekening en goedkeuren van belangrijkste beleidsbeslissingen. Als de directie
faal, moet de RVC ingrijpen
Middenkader
2
, Middenkader managers dragen verantwoordelijkheid voor de tijdige en juiste uitvoering van de
werkzaamheden.
Het middenkader management heeft een uitvoerende taak naar boven toe en een leidinggevende
taak naar beneden. Middenkader management zijn afdelingsleiders en voormannen.
Zij voeren het bedachten werk uit van de Topleiding.
Eerstelijnsmanagement en uitvoerende medewerkers.
Dit is de baas van een uitvoerende medewerker. Zoals een baas van een filiaal van een Dekamarkt.
Managers hebben als belangrijkste taak het sturen van mensen en middelen in een organisatie.
Hun tijd word tin beslag genomen door interpersoonlijke activiteiten, informatieactiviteiten en
besluitvormende activiteiten.
Interpersoonlijke activiteiten
De manager geeft leiding aan medewerkers. Hij is verantwoordelijk voor de voortgang en het
resultaat van processen die onder zijn bevoegdheid vallen.
Informatieactiviteiten
Om zijn organisatie te besturen, moet de manager voldoende informatie hebben. Daarom dient hij
op de hoogte te blijven van veranderingen in de organisatie en de resultaten van zijn afdeling.
Besluitvormende activiteiten
Als bestuurder van een eenheid geeft de manager richting aan het uit te voeren beleid. Aan de hand
van verzamelde informatie en persoonlijke contacten vertaalt hij zowel kansen en bedreigingen van
uit de omgeving als sterke en zwakke organisatiekanten in beslissingen.
In het managementproces zijn in beginsel drie soorten beslissingen te onderscheiden: Zie pagina 15
1. Strategische beslissingen
2. Organisatorische beslissingen
3. Operationele beslissingen
Strategische beslissingen
Strategische beslissingen betreffen de vaststelling van organisatiedoelen.
Organisatorische beslissingen
Organisatorische beslissingen betreffen de organisatieopbouw en de taak en bevoegdheidsverdeling
Operationele beslissingen
Operationele beslissingen betreffen de dagelijkse uitvoering
Henri Fayol heeft het managementproces ontleed in vijf bestanddelen:
1. Beleidsbepaling
2. Organiseren
3. Opdrachten geven en hulp verstrekken bij de uitvoering ervan
4. Coördineren
5. Controleren en zo nodig bijsturen
Zie pagina 19 en 20
Als je een organisatie moet beoordelen, houd deze aspecten in het oog:
3
Boek: Management oriëntatie en inleiding van Doede Keuning & Ruud de lange
Inhoudsopgave Pagina nummer
Hoofdstuk één……………………………………………………………………………………………………………. 2
Hoofdstuk twee………………………………………………………………………………………………………….. 4
Hoofdstuk drie…………………………………………………………………………………………………………… 7
Hoofdstuk vier……………………………………………………………………………………………………………. 10
Hoofdstuk vijf…………………………………………………………………………………………………………….. 12
Hoofdstuk zes…………………………………………………………………………………………………………….. 14
Hoofdstuk negen………………………………………………………………………………………………………… 17
1
, Hoofdstuk 1
Manager: Een manager is iemand die processen stuurt, die het handelen van anderen op gang
brengt.
Enkele kenmerken van een manager:
Verantwoordelijk voor werkklimaat, informatie en beslissingen
Vaardigheden: tijdmanagement, terreinkennis, resultaatgerichtheid
Zo bezien is een organisatie een instrument dat door toedoen van mensen ontstaat en waarmee men
vervolgens producten of diensten creëert die in maatschappelijke of individuele behoeften voorzien.
Kenmerk van een organisatie:
Mensen die samenwerken met een bepaald doel
Hedendaagse managementopvattingen:
1. Relatie onderneming-samenleving= ethisch handelen
2. Schaalvergroting en internationalisering: globalisering
3. Wijziging in macht/gezagsverhoudingen= Luisteren de werknemers naar de werkgever,
beschikt hij over status om te leiden.
4. Rol wetenschap en techniek
5. Marketingfilosofie= Helpt het management beter te begrijpen dat het organisatiedoel steeds
buiten de organisatie ligt, namelijk in de markt. Afnemers of cliënten maken uiteindelijk uit
of een organisatie haar doelen bereikt en blijft voortbestaan.
Van globalisering is sprake als het gaat om producten afzetten op wereldwijde markten.
Verschillende managementlagen:
1. Topleiding(of topmanagement)
2. Middenkader (of middle management)
3. Eerstelijnsmanagement en uitvoerende medewerkers.
Als een organisatie veel managementlagen heeft, spreken we van een steile organisatie. Bij weinig
lagen spreken we van een platte organisatie.
Topleiding
De eigenaar leider van het bedrijf, directeur of de raad van bestuur.
Zij bepalen de koers en strategische beslissingen. Zij zetten de grote lijnen uit.
Een top manager moet dit profiel hebben: Leiderschap, strategie en veranderen, onderhandelen en
beïnvloeden en mens/productiviteit
Raad van commissarissen(rvc)
De hoofdtaak is om toezicht te houden op het directiebeleid en de algemene gang van zaken.
Zij hebben zelfs de bevoegdheid om een directeur te mogen ontslaan en aan te nemen.
Zij stellen vast de jaarrekening en goedkeuren van belangrijkste beleidsbeslissingen. Als de directie
faal, moet de RVC ingrijpen
Middenkader
2
, Middenkader managers dragen verantwoordelijkheid voor de tijdige en juiste uitvoering van de
werkzaamheden.
Het middenkader management heeft een uitvoerende taak naar boven toe en een leidinggevende
taak naar beneden. Middenkader management zijn afdelingsleiders en voormannen.
Zij voeren het bedachten werk uit van de Topleiding.
Eerstelijnsmanagement en uitvoerende medewerkers.
Dit is de baas van een uitvoerende medewerker. Zoals een baas van een filiaal van een Dekamarkt.
Managers hebben als belangrijkste taak het sturen van mensen en middelen in een organisatie.
Hun tijd word tin beslag genomen door interpersoonlijke activiteiten, informatieactiviteiten en
besluitvormende activiteiten.
Interpersoonlijke activiteiten
De manager geeft leiding aan medewerkers. Hij is verantwoordelijk voor de voortgang en het
resultaat van processen die onder zijn bevoegdheid vallen.
Informatieactiviteiten
Om zijn organisatie te besturen, moet de manager voldoende informatie hebben. Daarom dient hij
op de hoogte te blijven van veranderingen in de organisatie en de resultaten van zijn afdeling.
Besluitvormende activiteiten
Als bestuurder van een eenheid geeft de manager richting aan het uit te voeren beleid. Aan de hand
van verzamelde informatie en persoonlijke contacten vertaalt hij zowel kansen en bedreigingen van
uit de omgeving als sterke en zwakke organisatiekanten in beslissingen.
In het managementproces zijn in beginsel drie soorten beslissingen te onderscheiden: Zie pagina 15
1. Strategische beslissingen
2. Organisatorische beslissingen
3. Operationele beslissingen
Strategische beslissingen
Strategische beslissingen betreffen de vaststelling van organisatiedoelen.
Organisatorische beslissingen
Organisatorische beslissingen betreffen de organisatieopbouw en de taak en bevoegdheidsverdeling
Operationele beslissingen
Operationele beslissingen betreffen de dagelijkse uitvoering
Henri Fayol heeft het managementproces ontleed in vijf bestanddelen:
1. Beleidsbepaling
2. Organiseren
3. Opdrachten geven en hulp verstrekken bij de uitvoering ervan
4. Coördineren
5. Controleren en zo nodig bijsturen
Zie pagina 19 en 20
Als je een organisatie moet beoordelen, houd deze aspecten in het oog:
3
