H2 Transport Anne van den Wassenberg V6B
2.1 Transportsystemen
Circulatiesystemen bij dieren
– Bij eencellige organismen vindt transport plaats door diffusie over
kleine afstanden
– Grotere planten en dieren hebben een vatenstelsel
– Planten hebben transport in twee richtingen
– Dieren hebben een circulair transport met een pomp (het hart)
– Geleedpotigen: open circulatiesysteem en een buisvormig hart
Bloedsomloop: gesloten transportsysteem (gewervelde dieren)
– Vissen: enkelvoudige bloedsomloop (één keer door boezem, atrium,
en kamer, ventrikel, heen per bloedsomloop door het hele
organisme)
– Mensen: dubbele bloedsomloop (een hogere druk kan worden
bereikt)
o Kleine bloedsomloop door de longen heen
o Grote bloedsomloop door het hele lichaam.
o Linkerharthelft en rechterharthelft
Gewervelde dieren:
– Amfibieën: eenkamerhart
– Reptielen: hart is grotendeels gescheiden
– Zoogdieren en vogels: hart is volledig gescheiden
Embryonale bloedsomloop (in de baarmoeder voedingsstoffen en zuurstof
uit de placenta)
– Het ovale venster: opening tussen de linkerboezem en
rechterboezem
– Ductus arteriosis (Botalli): verbinding tussen de longslagader en de
aorta
– Na de geboorte vullen de longen zich met lucht: minder weerstand
op de langhaarvaten
o Dalen van de bloeddruk in de rechterkamer en boezem, ovale
venster dicht
o De ductus arteriosus verschrompelt en verdwijnt.
– Placenta aangesloten op de onderste holle ader bij de bloedsomloop
van de foetus
2.2 Het hart
De bouw van het hart
– Kransslagaders: geeft het hartspierweefsel van zuurstof en
voedingsstoffen (van aorta)
– Kransaders: monden uit in de rechterboezem
– De wanden van het hart zijn dikker door de hoeveelheid
spierweefsel eromheen
– Hartkleppen tussen de boezems en de kamers
– Halvemaanvormige kleppen tussen de kamers en de aorta en
longslagader
De werking van het hart
2.1 Transportsystemen
Circulatiesystemen bij dieren
– Bij eencellige organismen vindt transport plaats door diffusie over
kleine afstanden
– Grotere planten en dieren hebben een vatenstelsel
– Planten hebben transport in twee richtingen
– Dieren hebben een circulair transport met een pomp (het hart)
– Geleedpotigen: open circulatiesysteem en een buisvormig hart
Bloedsomloop: gesloten transportsysteem (gewervelde dieren)
– Vissen: enkelvoudige bloedsomloop (één keer door boezem, atrium,
en kamer, ventrikel, heen per bloedsomloop door het hele
organisme)
– Mensen: dubbele bloedsomloop (een hogere druk kan worden
bereikt)
o Kleine bloedsomloop door de longen heen
o Grote bloedsomloop door het hele lichaam.
o Linkerharthelft en rechterharthelft
Gewervelde dieren:
– Amfibieën: eenkamerhart
– Reptielen: hart is grotendeels gescheiden
– Zoogdieren en vogels: hart is volledig gescheiden
Embryonale bloedsomloop (in de baarmoeder voedingsstoffen en zuurstof
uit de placenta)
– Het ovale venster: opening tussen de linkerboezem en
rechterboezem
– Ductus arteriosis (Botalli): verbinding tussen de longslagader en de
aorta
– Na de geboorte vullen de longen zich met lucht: minder weerstand
op de langhaarvaten
o Dalen van de bloeddruk in de rechterkamer en boezem, ovale
venster dicht
o De ductus arteriosus verschrompelt en verdwijnt.
– Placenta aangesloten op de onderste holle ader bij de bloedsomloop
van de foetus
2.2 Het hart
De bouw van het hart
– Kransslagaders: geeft het hartspierweefsel van zuurstof en
voedingsstoffen (van aorta)
– Kransaders: monden uit in de rechterboezem
– De wanden van het hart zijn dikker door de hoeveelheid
spierweefsel eromheen
– Hartkleppen tussen de boezems en de kamers
– Halvemaanvormige kleppen tussen de kamers en de aorta en
longslagader
De werking van het hart