Hoofdstuk 12
12.1
Zie het hele hoofdstuk voor termen die opnieuw terugkomen
Representatie = iemand spreekt namens een groep als leider, bijv. Rutte voor de VVD-
kiezers.
Representativiteit = Komen de standpunten ook overeen met de groep die hem
gekozen heeft? Bijvoorbeeld bij Rutte als president.
- 3 soorten kapitaal:
1. Economisch = financieel bezit of vermogen
2. Sociaal = je connecties met mensen, of mensen je bijv. respecteren.
3. Cultureel = is het geheel van kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding van een
persoon waarmee sociale privileges verdiend, of behouden kunnen worden. Dus
Human Capital.
- 4 Paradigma’s over (politieke) socialisatie:
1. Functionalisme = Identiteit van mensen is een product van de structuur van de
samenleving. Socialisatie verliep bijv. anders in de jaren 60 dan nu. Tegenwoordig
hebben we wereldwijde services zoals Netflix, die dus andere identiteiten creëren voor
mensen.
Politiek gaat het bij de functionalisten over de functie van het politiek systeem. De
functie ervan is politieke socialisatie om de politieke cultuur over te laten dragen, en het
te laten voortbestaan.
2. Conflict = besteedt aandacht aan de rol die (politieke) socialisatie speelt bij
ongelijkheid, ongelijke machtsverhoudingen eventuele conflicten op alle niveaus.
Op maatschappelijk niveau gaat dit om het effect van opleiding en opvoeding in de
ongelijke verdeling van gender, religie etc.
Politiek gaat het om de invloed van socialisatie bij het vormen van een opvatting,
deelname aan besluitvorming, maar ook over de ongelijke deelname aan politieke
besluitvorming die juist komt door sociale ongelijkheid.
,3. Sociaalconstructivisme = Hierbij wordt gekeken hoe mensen hun eigen identiteit en
blik (realiteit) op de wereld maken.
Deze blik wordt beïnvloed door de sociale, politieke, economische en culturele
omgeving. Dus dingen zoals Netflix.
Identiteit wordt gevormd door de interacties met andere mensen, en ook o.a. invloed
van media.
4. Rationele-actor = Niks.
- Legitiem politiek systeem = als politieke regime geaccepteerd wordt door het volk.
- 3 problemen bij politieke cohesie:
1. Politieke betrokkenheid. De binding van de burgers aan de politiek zou verminderd
zijn. Kloof tussen burgen en politiek.
2. Bestuurlijke schaalvergroting. Er moet in grote verbanden samen worden gewerkt,
bijv. met de EU. Als besluitvorming ‘’ver weg’’ plaatsvindt kunnen burgers losraken van
de politici die de belangrijkste keuzes maken.
3. Gemankeerde communicatie. Veel bestuurders en politici gebruiken te moeilijke
woorden, dus begrijpt de meerderheid van het volk ze niet. Ook dit kan de binding
tussen burger en politiek verkleinen.
- Coalitie- en oppositiepartijen = Partijen die deelnemen aan het regeringsbeleid
worden de coalitiepartijen genoemd. De partijen die bijgevolg niet in de regering zitten,
worden de oppositiepartijen genoemd. De oppositie in een democratie heeft haar rol om
het regeringsbeleid kritisch onder de loep te nemen, met als doel om zoveel mogelijk
mensen (kiezers) te overtuigen dat de oppositie het beter zou doen dan de meerderheid
die aan de macht is.
, 12.2
- Je hebt 4 dimensies bij links en rechtspolitiek. Zie blz. 16 schema.
- Zie blz. 17 afbeelding onderaan de bladzijde ook voor ideologieën.
- 3 Belangrijke ideologieën:
1. Socialisme/Sociaaldemocratie = Gelijkwaardigheid en een sterke, sturende rol van
de overheid om dit te kunnen realiseren.
2. Liberalisme = individuele rechten en individuele vrijheden.
3. Confessionalisme = christelijke waarden, samenwerking en harmonie. Brede
ideologie, want het gaat uit van de bijbel. Dus zowel links als rechts als midden.
Zie blz. 18 en 19 nog voor schema’s over de 3 ideologieën.
- Single-issuepartij = partijen die zich vooral richten op één onderwerp.
12.3
- Politiek systeem = manier waarop een land bestuurd wordt. Het geheel van
betrekkingen waardoor opvattingen, verlangens en eisen van individuen en groepen in
bindende beslissingen worden omgezet.
- Politiek = gezaghebbende toedeling van waarden en belangen.
Dus de politiek bepaalt hoe er in een samenleving omgegaan wordt met waarden en
belangen.
Dit kun je weerleggen in 2 delen:
1. Het bepalen van waarden en belangen in een samenleving. Zo kan ‘’de politiek’’
bepalen dat gelijkheid of dat vrijheid van godsdienst een belangrijke waarde is, ook kan
‘’de politiek’’ belastingen vaststellen en wegen aanleggen.
2. Het hebben van gezag. Omdat de bevolking accepteert dat ‘’de politiek’’ macht heeft
(gezag dus) mag zij dat soort zaken (over waarden en belangen) bepalen.
Dit gezag daalt als de burgers de overheid niet vertrouwen, dus bij corruptie. Gezag kan
ook stijgen als de overheid goede standpunten maakt waarmee de burgers het overeen
zijn.
12.1
Zie het hele hoofdstuk voor termen die opnieuw terugkomen
Representatie = iemand spreekt namens een groep als leider, bijv. Rutte voor de VVD-
kiezers.
Representativiteit = Komen de standpunten ook overeen met de groep die hem
gekozen heeft? Bijvoorbeeld bij Rutte als president.
- 3 soorten kapitaal:
1. Economisch = financieel bezit of vermogen
2. Sociaal = je connecties met mensen, of mensen je bijv. respecteren.
3. Cultureel = is het geheel van kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding van een
persoon waarmee sociale privileges verdiend, of behouden kunnen worden. Dus
Human Capital.
- 4 Paradigma’s over (politieke) socialisatie:
1. Functionalisme = Identiteit van mensen is een product van de structuur van de
samenleving. Socialisatie verliep bijv. anders in de jaren 60 dan nu. Tegenwoordig
hebben we wereldwijde services zoals Netflix, die dus andere identiteiten creëren voor
mensen.
Politiek gaat het bij de functionalisten over de functie van het politiek systeem. De
functie ervan is politieke socialisatie om de politieke cultuur over te laten dragen, en het
te laten voortbestaan.
2. Conflict = besteedt aandacht aan de rol die (politieke) socialisatie speelt bij
ongelijkheid, ongelijke machtsverhoudingen eventuele conflicten op alle niveaus.
Op maatschappelijk niveau gaat dit om het effect van opleiding en opvoeding in de
ongelijke verdeling van gender, religie etc.
Politiek gaat het om de invloed van socialisatie bij het vormen van een opvatting,
deelname aan besluitvorming, maar ook over de ongelijke deelname aan politieke
besluitvorming die juist komt door sociale ongelijkheid.
,3. Sociaalconstructivisme = Hierbij wordt gekeken hoe mensen hun eigen identiteit en
blik (realiteit) op de wereld maken.
Deze blik wordt beïnvloed door de sociale, politieke, economische en culturele
omgeving. Dus dingen zoals Netflix.
Identiteit wordt gevormd door de interacties met andere mensen, en ook o.a. invloed
van media.
4. Rationele-actor = Niks.
- Legitiem politiek systeem = als politieke regime geaccepteerd wordt door het volk.
- 3 problemen bij politieke cohesie:
1. Politieke betrokkenheid. De binding van de burgers aan de politiek zou verminderd
zijn. Kloof tussen burgen en politiek.
2. Bestuurlijke schaalvergroting. Er moet in grote verbanden samen worden gewerkt,
bijv. met de EU. Als besluitvorming ‘’ver weg’’ plaatsvindt kunnen burgers losraken van
de politici die de belangrijkste keuzes maken.
3. Gemankeerde communicatie. Veel bestuurders en politici gebruiken te moeilijke
woorden, dus begrijpt de meerderheid van het volk ze niet. Ook dit kan de binding
tussen burger en politiek verkleinen.
- Coalitie- en oppositiepartijen = Partijen die deelnemen aan het regeringsbeleid
worden de coalitiepartijen genoemd. De partijen die bijgevolg niet in de regering zitten,
worden de oppositiepartijen genoemd. De oppositie in een democratie heeft haar rol om
het regeringsbeleid kritisch onder de loep te nemen, met als doel om zoveel mogelijk
mensen (kiezers) te overtuigen dat de oppositie het beter zou doen dan de meerderheid
die aan de macht is.
, 12.2
- Je hebt 4 dimensies bij links en rechtspolitiek. Zie blz. 16 schema.
- Zie blz. 17 afbeelding onderaan de bladzijde ook voor ideologieën.
- 3 Belangrijke ideologieën:
1. Socialisme/Sociaaldemocratie = Gelijkwaardigheid en een sterke, sturende rol van
de overheid om dit te kunnen realiseren.
2. Liberalisme = individuele rechten en individuele vrijheden.
3. Confessionalisme = christelijke waarden, samenwerking en harmonie. Brede
ideologie, want het gaat uit van de bijbel. Dus zowel links als rechts als midden.
Zie blz. 18 en 19 nog voor schema’s over de 3 ideologieën.
- Single-issuepartij = partijen die zich vooral richten op één onderwerp.
12.3
- Politiek systeem = manier waarop een land bestuurd wordt. Het geheel van
betrekkingen waardoor opvattingen, verlangens en eisen van individuen en groepen in
bindende beslissingen worden omgezet.
- Politiek = gezaghebbende toedeling van waarden en belangen.
Dus de politiek bepaalt hoe er in een samenleving omgegaan wordt met waarden en
belangen.
Dit kun je weerleggen in 2 delen:
1. Het bepalen van waarden en belangen in een samenleving. Zo kan ‘’de politiek’’
bepalen dat gelijkheid of dat vrijheid van godsdienst een belangrijke waarde is, ook kan
‘’de politiek’’ belastingen vaststellen en wegen aanleggen.
2. Het hebben van gezag. Omdat de bevolking accepteert dat ‘’de politiek’’ macht heeft
(gezag dus) mag zij dat soort zaken (over waarden en belangen) bepalen.
Dit gezag daalt als de burgers de overheid niet vertrouwen, dus bij corruptie. Gezag kan
ook stijgen als de overheid goede standpunten maakt waarmee de burgers het overeen
zijn.