Zenuwstelsel:
Algemene functies:
- Regulatie van activiteiten van weefsels en organen
- Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen
- Coördinatie van contacten met buitenwereld
- Coördinatie psygische functies
- Regulatie/coord → vegetatieve functies: circulatie,spijsvertering,uitscheiding,ademhaling en
begrenzing door de huid !geen invloed op!
Sensorische input = opvangen van prikkels door sensoren
Sensor = gespecialiseerde cel, verwant aan zenuwcel →
gevoelig voor verandering in omgeving. De sensor word
door verandering geprikkeld → prikkels worden impulsen
→ via zenuwen naar czs
Verwerking → in czs v/d sensorische input plaats
Lichaam reageert op iets in/uitwendig →
hersenen/ruggenmerg geven impulsen naar de
reactieplaats → dit zijn effectoren
Het aansturen door het zenuwstelsel van de effectoren =
motorische input
CZS= hersenen / ruggenmerg
PZS= hersen/ruggenmergen zenuwen, grensstreng en
zenuwen vh vergetatieve zenwustelsel
Vegatatieve zs: autonoom/onwillkeurig =
- Reguleert vegetatieve stelsel/ coordineert
samenwerking tussen andere stelsels
Sympathisch = actief (fietsen) let op : spijsvertering remt
Parasympatisch= rust (zitten) → stimuleert spijsvert,
vertraagd hart/ademhaling , remt spieractiviteit
Willekeurig zs: animale zs = “onder invloed vd wil”
- Reguleert wisselwerking tussen individu en omgeving
Afferente info → aanvoerend richting czs → opstijgende sensibele banen
Efferente info → afvoerend richting pzs , impuls gaat bij czs weg
Neuron = zenuwcel , actiepotentiaal = elektrisch impuls in de neuron
,Grote hersenen = cerebrum
Functie =
- Motoriek / emotie / geheugen
- Sensoriek / leren / motivatie
- Sulcus centralis = voor de motoriek
Uitwendige opbouw:
De hersenen zijn verdeelt in 2 hemisferen (helften) → spleet tussen: fissura longitudinalis
Associaticatiebanen = verbindingen in hemisfeer in schorsgebieden
Verbindingen tussen beide hemisferen = commissuren
Corpus callossum: hersenbalk = ook verbinding tussen hemisferen
Motorische schorsgebieden : homunulucus
Vallen 2 dingen aan op: anatomische volgorde vh lichaam onderste boven/ eigenaardige
verhoudingen : blz 300 lezen
Broca = spraakcentrum → vermogen om te kunnen praten
- Taalbegrip normaal / niet vermogen expressie te tonen
- motorisch
Wernicke = taalbegrip = 2e spraakcentrum
- taalbegrip verstoord / spreken kan
vloeiend zijn, onbegrijpelijk voor
omgeving
- sensorisch
hersenschors= cortex = grijze stof = buitenkant
merg= medulla= witte stof =binnekant
,limbische systeem :
- rol bij emoties → harmonie,woede, onrust, blijheid
- prefontale cortex betrokken bij de werking vh limbisch systeem
bevat : olfactorische schors(geurgewaarwording), thalamus , hypothalamus, delen hersenschors
(cortex): amygdala en hippocampus
tussenhersenen: diencephalon
- thalamus →
✓ filter sensorische info
✓ schakelaar tussen cerebrum – cerebellum
- hypothalamus →
✓ temp regelaar
✓ honger/dorst centrum
✓ biologische klok
truncus cerebri = hersenstam
- tussen dienchephalon en ruggenmerg
midden hersenen = mesencephalon
- tussen pons en dienchephalon
• zit aquaductus mensecephali
pons = brug
- verbinding van het cerebellum → penduncli cerebellares :
hersenstelen vd kleine hersenen
medulla oblangta = verlengde merg
- hart,adem,temp,braak,hoest,vasomotorisch , slaapcentrum
- reticulaire formatie – staat van paraatheid
reticulaire formatie: netvormige formatie = verbonden neuronen over gehele hersenstam
➔ zorgt voor staat van paraatheid
kleine hersenen = cerebellum
• functie: coordineren motoriek → vloeiende/gecoordineerd bewegingen
basale ganglia = diepe kernen(corpus striatum) → automatisch verloop/beweging (in cerebrum)
truncus cerebri= hersenstam
- regelt veel vegetatieve functies
- 12 hersenzenuwen / 11 via hersenstam → 12e is reuk → rechtstreeks in hersenen
- Verbinding tussen hersenen en rest v/h lichaam
frontale hersenen:
- verbinding met alle hersengebieden en functionele systemen
functie: vooruitzien/doelen stellen/plannen/overzicht houden/inleven
, medulla spinalis = ruggenmerg (czs)
- deel vh czs in het wervelkanaal
- foramen magnum = achterhoofdgat vd schedel tot aan L1/2 → gebied ruggenmerg
tussen elke 2 wervels → nervi spinalis = ruggenmergzenuwen → lopen uit in foramen
intervertebrale = tussenwervelgat
cauda equina = bundel ruggenmergzenuwen in het wervelkanaal → verticaal (paardenstaart)
bouw:
- grijze H vormige figuur in het centrale kanaal, omgeven door witte stof = gevuld met
hersenvocht
✓ grijze stof : cellichamen / dendrieten
✓ witte stof: gemyeliniserende axonen
- centrale kanaal = voortzetting 4e ventrikel
opbouw ruggenmergsegment: blz 319
voorhoorns → ventraal → bevat cellichamen/dendrieten/schakelneuronen
= motorische voorhoorn → axonen vd motorische zenuwcellen verenigen zicht tot : motorische
voorwortel → motorische opdracht gaat czs uit, richting hun doel: spieren en klieren
Sensibele achterhoorns: langer en smaller
- impulsen vanuit periferie naar sesibele achterwortel naar ruggenmerg
spinale ganglia = zenuwknoop buiten de witte stof in ruggenmerg → hierin liggen cellichamen vd
sensibele neuronen
zijhoorns: bevatten cellichamen vegetatieve zs / sympathische zs
functies: blz 320 lezen
hersenvliezen = meninges
- bij het achterhoofdsgat gaan de hersenvliezen over in de ruggenmergvliezen
opbouw:
1. dura mater = harde vlies → bescherming
2. arachnoidia mater= spinnenwebvlies → liquor
3. pia mater = zachte vlies → veel bloedvoorziening/ vaatvlies→ voorziet zenuwweefsel van
voeding en o2
ventrikels: holten
1. zijventrikels :ventriculi lateralis cerebri = grootste /halve cirkel
2. 3e ventrikel = ventriculus tertius cerebri = smalle/hoge ruimte → in verbinding met 4e
ventrikel door: aquaductus mencensephali
3. 4e ventrikel = ventriculus quartus cerebri = ruitvormig/tussen pons en ruggenmerg → sluit
aan op de arachnoidale ruimte