Ecologie: wetenschappelijke studie van interacties tussen organismen en de omgeving
Op verschillende schalen:
- Mondiale ecologie (biosfeer. Mondiaal ecosysteem; som van alle ecosystemen)
- Landschap ecologie (landschap of zee; mozaïek aan elkaar gekoppelde ecosystemen en uitwisselingen
tussen ecosystemen)
- Ecosysteem ecologie (gemeenschap organismen in een gebied en de fysieke factoren waarmee ze een
wisselwerking hebben)
- Levensgemeenschap ecologie (interacties tussen soorten in een gemeenschap)
- Populatie ecologie (focust op factoren die de populatiegrootte over bepaalde tijd beïnvloeden)
- Organisme ecologie (bestudeert hoe de structuur, fysiologie en gedrag van een organisme omgaan met
de omgeving)
Klimaat
- voornaamste weersomstandigheden over langere periode
- 4 abiotische componenten: temperatuur, neerslag, zonlicht, wind
- macroklimaat: patronen op mondiaal, regionaal en landschapsniveau
- microklimaat: fijne patronen, bv condities onder omgevallen boom
- verschillen op kleine schaal in licht en wind patronen
- elk milieu gekarakteriseerd door verschillen in abiotische factoren (temp. licht, water,
nutriënten) en biotische factoren (andere organismen die deel uitmaken van de leefomgeving van een
individu)
Lichtintensiteit
Douwe Stoffers – 3032286 – Aeres Hogeschool 2020-2021
,Mondiale luchtcirculatie- en neerslagpatronen
- belangrijke rol in totstandkoming klimaatpatronen
- water verdampt in tropen, en warmen, vochtige luchtmassa’s stromen van tropen naar polen
- stijgende lucht -> geeft water af -> veel neerslag (tropen)
- droge dalende lucht -> droog klimaat, vooral 30° noord en zuid
- luchtstroom tegen aardoppervlak -> voorspelbare windpatronen
- Passaatwinden (koelend), oost -> west in tropen
- Westenwinden, west -> oost in gematigde zone
Regionale en lokale effecten op het klimaat
- Seizoenen
- Waterlichamen
- Bergen
Seizoenen:
- Seizoensgebonden variaties in licht en temperatuur -> meer richting polen
- Seizoenen op polen -> door schuine stand aardas en jaarlijkse draai om zon
Douwe Stoffers – 3032286 – Aeres Hogeschool 2020-2021
, Waterlichamen:
- stromen oceanen en grote meren matigen klimaat nabije omgeving op land
- de Golfstroom (Nood-Atlantische drift) vervoert warm water van evenaar -> Noord-Atlantische oceaan
Waterlichamen en luchtstromen:
- Overdag: op land: warme lucht stijgt op -> trekt koele luchtstroom vanaf water aan
- ’s Nachts: land koelt af, water is warmer. Lucht boven water stijgt op -> trekt koele lucht op land aan.
Wordt vervangen door warmere lucht uit binnenland.
Bergen:
- Stijgende lucht geeft water af aan de bovenwindse kant van de bergtop -> regenschaduw
- lucht absorbeert vocht aan de benedenwindse kant van de berg
- Bergen beïnvloeden hoeveelheid zonlicht in bepaald gebied (noordelijk halfrond: zuidzijde meer zonlicht
dan noordzijde)
- hoogteverschil en temperatuur (1000m omhoog -> temperatuurdaling van 6°C
Douwe Stoffers – 3032286 – Aeres Hogeschool 2020-2021