Samenvatting The Immune System - Parham (HS1,2,3,4,5,6,8,10)

Samenvatting The Immune
system
Hoofdstuk 1: Elements of the Immune system and their
Roles in Defense
1-1 numerous commensal microorganisms inhabit healthy
human bodies
Commensal species = soorten die in/op het menselijk lichaam leven en “eten
van dezelfde tafel”.
- Dit soort samenlevingsverbanden zijn niet slecht, sterker nog, soms
kunnen we niet eens meer zonder de commensal species.

1-2 pathogens are infectious organisms that cause disease
Pathoghen (PATHOGEEN) = een organisme dat de potentie heeft om een ziekte te
veroorzaken.
Er wordt onderscheidt gemaakt in 4 soorten:
1. Bacteria (BACTERIËN)
2. Virusus (VIRUSSEN)
3. Fungi (SCHIMMELS)
4. Parasites (PARASIETEN)

1-3 the skin and mucosal surfaces form barriers against
infection
De huid is de eerste barrière voor pathogenen. Het vormt een ondoordringbare
laag epithelium. Naast de huid zijn er een aantal weefsels die meer kwetsbaar
zijn voor invasies van buitenaf. Deze oppervlakten heten mucosal surfaces
(SLIJMVLIESOPPERVLAK) of mucosae (SLIJMVLIEZEN). Deze weefsels bevatten bepaalde
eiwitten en enzymen die de oppervlakten beschermen.

Alle epithelium produceren defensins. Dit zijn antimicrobiologische peptides.
Deze defensins maken de celwand van de bacteriën kapot waardoor deze dood
gaan.

1-4 The innate immune response causes inflammation at
sites of infection
Pathogenen die toch de eerste linie hebben weten te passeren, komen in
aanraking met het innate immune response (AANGEBOREN IMMUUNSYSTEEM)
De reactie van het Innate immuunsysteem bestaat uit 2 delen:
- Opmerken aanwezigheid pathogeen
- Het vernietigen van het pathogeen. Dit gebeurd door effector cells.
Complement eiwitten helpen de effector cellen dor de pathogenen goed
zichtbaar te maken. Zij doen dit door cytokines te verspreiden.

Het algemene effect van het aangeboren immuunsysteem is een inflammation
(INFECTIE)
De cytokines zorgen voor:

1

, - Verwijding van de bloedvaten
- Zorgt voor ruimte tussen de endotheelcellen
- Zorgt ervoor dat het bloedplasma uit de aderen in het weefsel loopt. Dit
veroorzaakt edema (ZWELLING)
- Veranderen de adhesieve eigenschappen van de bloedvaten veranderen
waardoor witte bloedcellen in het weefsel, bij het pathogeen, kunnen.

1-5 The adaptive immune response adds to an ongoing
innate immune response
Lymphocytes (lymfocyten): witte bloedcellen die de focus en de werking van het
immuunsysteem verhogen. Zij horen bij het adaptive immune response
(ADAPTIEVE IMMUUNSYSTEEM)
- Sommige soorten zijn voor de lange termijn en vormen het immunologics
memory (GEHEUGENCELLEN). Wanneer een pathogeen nog een keer in het
lichaam komt, kan er beter en sneller gereageerd worden door het
immuunsysteem.

Verschil innate immunesystem en adaptive immune system:
- Cellen die actief zijn bij het Innate immuunsysteem, hebben receptoren die
niet specifiek zijn voor 1 pathogeen. Cellen die actief zijn bij het adaptieve
immuunsysteem, hebben receptoren die juist wel specifiek zijn voor 1 type
pathogeen.
Overeenkomsten innate immunesystem en adaptive immune sytem:
- The effector mechanisms

Clonal selection/clonal expansion = dat er heel veel dezelfde specifieke
immuun cellen gemaakt worden om een specifiek pathogeen te doden.

Primary immune response = als er voor de eerste keer een immuunreactie
ontstaat voor een bepaald pathogeen.
Secondary immune response = als er al geheugencellen bestaan van een
pathogeen op het moment dat hij het lichaam binnendringt. (het immuunsysteem
heeft dus al eerder met dit pathogeen te maken gehad.)

1-6 Adaptive immunity is better understood than innate
immunity
Vaak weet iemand niet dat hij te maken had met een pathogeen als deze door
het innate immuunsysteem al opgeruimd is. Het pathogeen heeft dan nog geen
kans gehad om symptomen te veroorzaken.

1-7 Immune system cells with different functions all derive
from hematopoietic stem cells
Cellen van het immuunsysteem komen oorspronkelijk uit leukocyten.
Leukocyten komen oorspronkelijk uit pluripotent hematopoietic stem cells
(BLOEDSTAMCELLEN). Deze cellen bevinden zich in het bone marrow (BEENMERG)

Bloedstamcellen kunnen een aantal soorten cellen worden, waaronder myeloid
lineage. Deze groep cellen bestaat uit:
- Granulocytes (granulocyten): hebben cytoplasmische granules met daarin
stofjes die microorganismen doden. Deze zorgen ook voor een infectiereactie.
Ze zijn onregelmatig gestructureerd en worden ook wel polymorphonuclear
leukcytes genoemd.

2

, o Neutrofielen: meest voorkomende granulocyten. Gespecialiseerd
in het vangen, ‘opslikken’ en doden van microorganismen.
 Effectorcellen van het innate immuunsysteem
 Bewegen snel naar de plek waar het microorganismen zich
bevindt.
 Kunnen onder anearobe omstandigheden werken
 Leven kort
 Maken pus.
o Eosinofielen: beschermen tegen wormen en andere
darmparasieten
o Basofiel: minst voorkomende granulocyt. Ook belangrijk bij het
reguleren van de immuunreactie bij parasieten.
- Monocyten: dit zijn leukocyten die door het bloed circuleren.
Ze verschillen van granulocyten op de volgende punten:
o Ze zijn groter
o Ze hebben een kern
o Ze hebben een constante vorm
Monocyten zijn de voorlopers van een aantal soorten immuuncellen:
o Macrofagen: Macrofagen zijn heel goed in fagocytose
o Dendritic cells (DENDRITISCHE CELLEN): verschil met macrofagen: ze
kunnen optreden als cellular messengers die een adaptieve
immuunreactie op kunnen roepen.
o Mast cells (MESTCELLEN): is aanwezig in alle connectieve weefsels.
Heeft dezelfde granules zoals basofielen, maar komen wel van een
andere voorouder. De activatie van deze cellen heeft een grote
invloed op de infectiereactie.

Een andere cellijn die van de bloedstamcellen afstamt is de lymphoid lineage.
Deze cellijn heeft ook weer een aantal verdelingen onder zich:
- Natural killer cells/NK cells: dit zijn grote granular lymfocytes. Het zijn
effector cellen van het innate immune system. Deze zijn heel belangrijk bij
virale infecties.
o Ze maken virus-geïnfecteerde cellen dood
o Ze secreteren cytokinen die zorgen dat de viral geïnfecteerde cellen
zich niet kunnen vermenigvuldigen.
- Small lymphosytes: verantwoordelijk voor de adaptieve immuunreactie.
o B-lymphocytes
o T-lymphocytes
o B-cells: oppervlaktereceptoren zijn immunoglobinen
o T-cells: oppervlakte receptoren zijn T-cell receptoren
 Cytotoxic T-cell: maken geïnfecteerde cellen dood
 Helper T cells: maken cytokinen die andere immuuncellen
helpen om effectorcellen te worden.
- sommige B-cellen worden door de helper T cellen
plasmacellen. Dit zijn cellen die grote hoeveelheden
antilichamen maken.
Immunoglobinen en T-cell receptoren zijn structureel gezien gelijk aan
elkaar. Ze zijn beide producten van genen die zijn geknipt, gespliced en
gemodificeerd. Het gevolg hiervan is dat iedere B-cell maar 1 soort
immunoglobinen bevat en iedere T-cell maar 1 soort receptoren. Er zijn
echter wel miljoenen mogelijke immunoglobinen en receptoren.



3