Samenvatting Economie H1 Markt
Een markt is een geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product. Dit kunnen dus
verschillende soorten markten zijn, zoals een rommelmarkt of de huizenmarkt. De vraag is
de hoeveelheid producten die de klanten willen kopen en het aanbod is de hoeveelheid
producten die de verkopers willen verkopen. Er zit wel een verschil in de markten:
Een concrete markt is een markt als ‘winkel,’ dus met een vaste plaats en een plek waar je
elkaar kunt ontmoeten.
Bij een abstracte markt heb je geen vaste ontmoetingsplaats. Dit worden er steeds meer,
omdat sites ook tot de abstracte markt behoren. Op Marktplaats ontmoet je elkaar namelijk
niet altijd fysiek en op hetzelfde moment.
Sommige mensen hebben wel €400,- over voor een smartphone, terwijl anderen daar maar
€150,- voor over hebben. Dit is de betalingsbereidheid: het maximale bedrag dat een koper
wil betalen voor een product. Aanbieders proberen hun prijs zo goed mogelijk af te
stemmen op de betalingsbereidheid. Bij de goede betalingsbereidheid hebben ze namelijk
de meeste afzet (aantal verkochte goederen) en omzet (totale geldopbrengst uit goederen).
De betalingsbereidheid van een consument kun je makkelijk weergeven met een individuele
vraaglijn (ook wel individuele vraagcurve genoemd). Je zet hierbij de vraag (horizontaal) af
tegen de prijs (verticaal). De lijn loopt vrijwel altijd van linksboven naar rechtsonder.
Om de vraag van een groep consumenten weer te geven gebruiken we een collectieve
vraaglijn (ook wel collectieve vraagcurve genoemd).
Prijzen veranderen natuurlijk regelmatig, dus de vraaglijn verandert ook vaak. Bij een
positief verband stijgt de vraag als de prijs stijgt. Een negatief verband komt vaker voor: als
de prijs stijgt, daalt de vraag of andersom.
Voor de collectieve vraaglijn gebruiken we een formule met een eerstegraadsvergelijking,
oftewel een vraagfunctie (want het is een rechte lijn). De formule is: gevraagde hoeveelheid
(Q) = a x prijs van een product + b. A en B zijn variabelen en zijn vaak gegeven bij een som.
De prijs heeft dus veel invloed op de vraag naar een product, maar er zijn nog meer
vraagfactoren:
Het inkomen van consumenten, want met een hoger inkomen hebben mensen meer
te besteden en is de betalingsbereidheid dus hoger. Andersom is het omgekeerd.
Prijs van andere goederen, zoals substitutiegoederen en complementaire goederen.
Als de prijs van een tablet opeens sterk afneemt, nemen veel mensen een tablet in
plaats van een minicomputer. En als abonnementen opeens flink duurder worden,
worden er automatisch ook minder smartphones verkocht.
Voorkeuren van consumenten. Dit is te beïnvloeden door marketing.
Aantal consumenten, want als er bijvoorbeeld minder baby’s geboren worden, zullen
er ook minder luiers gekocht worden.
Substitutiegoederen: producten die andere producten kunnen vervangen (tablet en laptop).
Complementaire goederen: producten die elkaar aanvullen, zoals een abonnement bij een
provider een aanvulling is op een smartphone. Als één product dus duurder wordt, neemt de
vraag naar beide producten af.
Een markt is een geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product. Dit kunnen dus
verschillende soorten markten zijn, zoals een rommelmarkt of de huizenmarkt. De vraag is
de hoeveelheid producten die de klanten willen kopen en het aanbod is de hoeveelheid
producten die de verkopers willen verkopen. Er zit wel een verschil in de markten:
Een concrete markt is een markt als ‘winkel,’ dus met een vaste plaats en een plek waar je
elkaar kunt ontmoeten.
Bij een abstracte markt heb je geen vaste ontmoetingsplaats. Dit worden er steeds meer,
omdat sites ook tot de abstracte markt behoren. Op Marktplaats ontmoet je elkaar namelijk
niet altijd fysiek en op hetzelfde moment.
Sommige mensen hebben wel €400,- over voor een smartphone, terwijl anderen daar maar
€150,- voor over hebben. Dit is de betalingsbereidheid: het maximale bedrag dat een koper
wil betalen voor een product. Aanbieders proberen hun prijs zo goed mogelijk af te
stemmen op de betalingsbereidheid. Bij de goede betalingsbereidheid hebben ze namelijk
de meeste afzet (aantal verkochte goederen) en omzet (totale geldopbrengst uit goederen).
De betalingsbereidheid van een consument kun je makkelijk weergeven met een individuele
vraaglijn (ook wel individuele vraagcurve genoemd). Je zet hierbij de vraag (horizontaal) af
tegen de prijs (verticaal). De lijn loopt vrijwel altijd van linksboven naar rechtsonder.
Om de vraag van een groep consumenten weer te geven gebruiken we een collectieve
vraaglijn (ook wel collectieve vraagcurve genoemd).
Prijzen veranderen natuurlijk regelmatig, dus de vraaglijn verandert ook vaak. Bij een
positief verband stijgt de vraag als de prijs stijgt. Een negatief verband komt vaker voor: als
de prijs stijgt, daalt de vraag of andersom.
Voor de collectieve vraaglijn gebruiken we een formule met een eerstegraadsvergelijking,
oftewel een vraagfunctie (want het is een rechte lijn). De formule is: gevraagde hoeveelheid
(Q) = a x prijs van een product + b. A en B zijn variabelen en zijn vaak gegeven bij een som.
De prijs heeft dus veel invloed op de vraag naar een product, maar er zijn nog meer
vraagfactoren:
Het inkomen van consumenten, want met een hoger inkomen hebben mensen meer
te besteden en is de betalingsbereidheid dus hoger. Andersom is het omgekeerd.
Prijs van andere goederen, zoals substitutiegoederen en complementaire goederen.
Als de prijs van een tablet opeens sterk afneemt, nemen veel mensen een tablet in
plaats van een minicomputer. En als abonnementen opeens flink duurder worden,
worden er automatisch ook minder smartphones verkocht.
Voorkeuren van consumenten. Dit is te beïnvloeden door marketing.
Aantal consumenten, want als er bijvoorbeeld minder baby’s geboren worden, zullen
er ook minder luiers gekocht worden.
Substitutiegoederen: producten die andere producten kunnen vervangen (tablet en laptop).
Complementaire goederen: producten die elkaar aanvullen, zoals een abonnement bij een
provider een aanvulling is op een smartphone. Als één product dus duurder wordt, neemt de
vraag naar beide producten af.
