Klinische pathologie hoofdstuk 2 – Cytologie/histologie
Cellen bestaan uit een nucleus (celkern) en cytoplasma. De mitochondriën leveren energie
door stoffen uit voeding en zuurstof om te zetten in kooldioxide en water. Het
endoplasmatisch reticulum bevat de ribosomen, die aminozuren koppelen tot eiwitten. Het
Golgi-apparaat verwerkt producten uit het endoplasmatisch reticulum en slaat ze op.
Lysosomen zijn een soort belletjes vol agressieve enzymen, die bijvoorbeeld micro-
organismen kunnen afbreken.
Menselijke cellen, met uitzondering van eicellen en zaadcellen, zijn diploïd. Ze beschikken
over twee sets genen (van de moeder en de vader). Alle celkernen (uitgezonderd de
geslachtscellen) bevatten dezelfde genetische code, verdeeld over 46 chromosomen. Er zijn
22 paar autosomen (bij beide geslachten gelijk) en 1 paar geslachtschromosomen, XX bij
meisjes en XY bij jongens. Het Y-chromosoom vormt testosteron. Het X-chromosoom bevat
hormonale informatie, maar ook genen met codes die nodig zijn voor stollingseiwitten en
spiervezels.
Eiwitten bestaan uit een lange keten van aminozuren, waarbij de volgorde bepalend is voor
vorm en functie. Enzymen zijn eiwitten, die stoffen binden en met elkaar laten reageren. Ze
zitten in alle weefsels en sturen over in het lichaam reacties aan.
De 23 chromosomenparen bevatten DNA-ketens (gedraaide ladder). Op elke keten zit
adenosine (A) tegenover thymine (T) en cytosine (C) tegenover guanine (G).
Wanneer de cel behoefte heeft aan een bepaald eiwit, wordt van het benodigde deel van
het DNA een recept overgeschreven: messenger-RNA. Hierbij is transcriptase (overschrijf-
enzym) onmisbaar. Dit splijt de ladder en vormt messenger-RNA met een DNA-helft als
matrijs. Tegenover elke C komt een G, tegenover elke G een C, tegenover elke T en A maar
tegenover A komt U (uracil). RNA is een enkele streng.
Wat op het messenger-RNA (het recept) staat, wordt uitgevoerd door de ribosomen op het
endoplasmatisch reticulum. De ribosomen plaatsen tegenover elke C, G, A en U op het
messenger-RNA een G, C, U of A van transport-RNA. Op deze manier koppelen de ribosomen
aminozuren tot eiwitten.
Groei en herstel van weefselverlies vindt plaats door middel van mitose. Uit één cel, komen
twee dochtercellen voort. De moedercel verdubbelt de DNA-strengen in alle 46
chromosomen, waarna de ladder wordt opengeritst. Waarna bij elke helft een bijpassende
helft wordt gevormd. Uiteindelijk vormen zich twee identieke dochtercellen met ieder de
helft van het cytoplasma met organellen. Ze hebben dezelfde genetische informatie als de
moedercel vóór DNA-verdubbeling. Meiose vindt plaats in de geslachtsorganen als daar
eicellen of zaadcellen worden gevormd. De meiose begint met een normale cel, die de 46
chromosomen verdubbelt. De ladder splijt in de lengte en bij elke helft wordt een passende
gevormd. Bij meiose zoeken de chromosomen van één paar elkaar op. Elk chromosoom van
de moeder komt tegen de tegenhanger van de vader aan te liggen. Er zijn dan 4 strengen.
Vervolgens worden er stukjes DNA uitgewisseld tussen de chromosomen van een paar,
crossing-over.
Cellen bestaan uit een nucleus (celkern) en cytoplasma. De mitochondriën leveren energie
door stoffen uit voeding en zuurstof om te zetten in kooldioxide en water. Het
endoplasmatisch reticulum bevat de ribosomen, die aminozuren koppelen tot eiwitten. Het
Golgi-apparaat verwerkt producten uit het endoplasmatisch reticulum en slaat ze op.
Lysosomen zijn een soort belletjes vol agressieve enzymen, die bijvoorbeeld micro-
organismen kunnen afbreken.
Menselijke cellen, met uitzondering van eicellen en zaadcellen, zijn diploïd. Ze beschikken
over twee sets genen (van de moeder en de vader). Alle celkernen (uitgezonderd de
geslachtscellen) bevatten dezelfde genetische code, verdeeld over 46 chromosomen. Er zijn
22 paar autosomen (bij beide geslachten gelijk) en 1 paar geslachtschromosomen, XX bij
meisjes en XY bij jongens. Het Y-chromosoom vormt testosteron. Het X-chromosoom bevat
hormonale informatie, maar ook genen met codes die nodig zijn voor stollingseiwitten en
spiervezels.
Eiwitten bestaan uit een lange keten van aminozuren, waarbij de volgorde bepalend is voor
vorm en functie. Enzymen zijn eiwitten, die stoffen binden en met elkaar laten reageren. Ze
zitten in alle weefsels en sturen over in het lichaam reacties aan.
De 23 chromosomenparen bevatten DNA-ketens (gedraaide ladder). Op elke keten zit
adenosine (A) tegenover thymine (T) en cytosine (C) tegenover guanine (G).
Wanneer de cel behoefte heeft aan een bepaald eiwit, wordt van het benodigde deel van
het DNA een recept overgeschreven: messenger-RNA. Hierbij is transcriptase (overschrijf-
enzym) onmisbaar. Dit splijt de ladder en vormt messenger-RNA met een DNA-helft als
matrijs. Tegenover elke C komt een G, tegenover elke G een C, tegenover elke T en A maar
tegenover A komt U (uracil). RNA is een enkele streng.
Wat op het messenger-RNA (het recept) staat, wordt uitgevoerd door de ribosomen op het
endoplasmatisch reticulum. De ribosomen plaatsen tegenover elke C, G, A en U op het
messenger-RNA een G, C, U of A van transport-RNA. Op deze manier koppelen de ribosomen
aminozuren tot eiwitten.
Groei en herstel van weefselverlies vindt plaats door middel van mitose. Uit één cel, komen
twee dochtercellen voort. De moedercel verdubbelt de DNA-strengen in alle 46
chromosomen, waarna de ladder wordt opengeritst. Waarna bij elke helft een bijpassende
helft wordt gevormd. Uiteindelijk vormen zich twee identieke dochtercellen met ieder de
helft van het cytoplasma met organellen. Ze hebben dezelfde genetische informatie als de
moedercel vóór DNA-verdubbeling. Meiose vindt plaats in de geslachtsorganen als daar
eicellen of zaadcellen worden gevormd. De meiose begint met een normale cel, die de 46
chromosomen verdubbelt. De ladder splijt in de lengte en bij elke helft wordt een passende
gevormd. Bij meiose zoeken de chromosomen van één paar elkaar op. Elk chromosoom van
de moeder komt tegen de tegenhanger van de vader aan te liggen. Er zijn dan 4 strengen.
Vervolgens worden er stukjes DNA uitgewisseld tussen de chromosomen van een paar,
crossing-over.