mr. F.A.J. Koopmans, prof. mr. F.W. Bleichrodt, mr. J.H.J. Verbaan, mr. R.J.
Verbeek
13e druk – 2017
ISBN 9789013137651
Samenvatting van de laatste druk van het boek.
,Hoofdstuk 1
Wat zijn de voorvragen en de hoofdvragen?
Als het onderzoek ter terechtzitting is afgesloten, vereist het zogenaamde ‘beslissingsmodel van 348
/ 350 Sv’ dat de rechter in strikte volgorde een serie vragen moet beantwoorden om tot een
uitspraak te komen. Het beslissingsmodel behoort tot de kern van ons strafprocesrecht. Bij een
ontkennend antwoord op één van deze vragen komt de rechter niet meer toe aan één van de latere
vragen. Het praktische voordeel daarbij is dat geen kwesties hoeven te worden opgelost waar je niet
aan toe komt.
Het beslissingsmodel kan worden onderscheiden in twee soorten vragen:
1. de preliminaire of voorvragen (formele vragen). Deze vragen staan in art. 348 Sv. De
beslissingen/uitspraken staan in art. 349 lid 1 Sv.
2. de hoofdvragen (materiële vragen). Deze staan in art. 350 Sv. De beslissingen/uitspraken
staan in art. 352 Sv.
Het beslissingsmodel ziet er als volgt uit:
Voorvragen:
Art. 348 Art. 349 lid 1
1. Is de dagvaarding geldig? Zo niet: dagvaarding nietig
2. Is de rechter bevoegd? Zo niet: rechter is onbevoegd
3. Is het OM ontvankelijk? Zo niet: OM niet-ontvankelijk
4. Redenen voor schorsing van de vervolging? Zo niet: schorsing van de vervolging
Hoofdvragen:
Art. 350 Art. 352
5. Is het tenlastegelegde feit bewezen? Zo niet: vrijspraak
6. Is bewezen verklaarde strafbaar? Zo niet: OVAR
7. Is verdachte strafbaar? Zo niet: OVAR
8. Welke sanctie wordt opgelegd?
Zowel de beslissingen op de voorvragen als de hoofdvragen zijn einduitspraken in de zin van 138
Sv en worden gedaan na afloop van het onderzoek ter terechtzitting. Echter, op grond van art. 283
Sv kan de rechter direct na het uitroepen van de zaak een uitspraak doen over de voorvragen van art.
, 348 Sv.
Dat de vragen zijn verdeeld over de artikelen 348 en 350 Sv staat in verband met het ne bis in idem-
beginsel van art. 68 Sr. Art. 68 Sr bepaalt dat geen nieuwe vervolging mag worden ingesteld als
reeds eerder over het feit is beslist. Bij de behandeling van de voorvragen wordt niet over het feit
beslist. Een beslissing over het feit vindt wel plaats als de hoofdvragen door de rechter worden
nagelopen.
Dit betekent dat art. 68 Sr alleen van toepassing is in het geval van een vrijspraak, een OVAR of bij
strafoplegging. Een nietige dagvaarding, de onbevoegdheid van de rechter, de niet-ontvankelijkheid
van het OM of een schorsing van de vervolging staan dus niet in de weg van een nieuwe
vervolging.