Traditionele biotechnologie (bier en kaas)
17e eeuw ontdekte Antonie van Leeuwenhoek de microscoop
19e eeuw zette Louis Pasteur gist suikers om in alcohol
Procesverbetering → opschaling → nieuwe producten(glycerol)
Modern biotechnologie
1953: Structuur DNA ontrafeld door Watson en Craik
Mogelijk genetische informatie over te dragen van soort op soort → recombinant DNA
Productie van Insuline(diabetes), gen voor insuline wordt geplaats in plasmide
Voordelen biotechnologische processen Nadelen biotechnologische processen
Stereo specifiek Producten in verdunde vorm
Milde procescondities Soms genetisch modificatie nodig
Soms minder synthese stappen Langere reactietijd
Duur(der)
Onder anaerobe condities kan een organisme glucose niet verbranden via citroenzuurcyclus→
fermentatieve routes om toch nog ATP te produceren
Productie bio ethanol
Mais wordt opgeslagen zonder zuurstof. Gist maakt ethanol aan. Met centrifugatie wordt de ethanol
gescheiden.
Prokaryoten → monomeren (bacteriën)
- Geen celkern, 1membraam circulair DNA → stabieler
Eukaryoten → planten, dieren, protisten
- - Dubbele kern membraam, kernporie, transcriptie het proces van DNA naar RNA
Een maximum van een cel is de plaats nodig voor diffusietijden membraanactiviteit.
Een minimum van een cel is de plaats nodig voor DNA, alle enzymen en organellen.
Elke cel heeft een plasmamembraam. Een plasmamembraam heeft een polaire kop en een apolaire
staart. Een fosfolipide is een voorbeeld. Een plasmamembraam:
- Houd alles bij elkaar
- Geeft voor en stevigheid
- Ontvangt signalen
- Import en export van moleculen
- Celbeweging
- Beschermt de cel
- Handhaaft metabolisme(processen en reacties)
- Selectief permeabel (doorlaatbaar)
Eiwitten tussen de lipiden
- Transport
- Receptoren (suiker)
- Enzymen
, Het proces van DNA naar RNA vind plaats in de celkern. Het proces van RNA naar eiwit vind plaats in
het cytoplasma.
RER (Rough endoplasmatisch reticulum)
- Ribosomen zitten erin
- Synthese van secretie en membraameiwitten
Vorming van disulfidebruggen
Aanzetten van suikerketens
- Synthese van membranen
SER
- Synthese van lipiden
- Ontgifting
- Ribosomen: door aanzetten van polaire groepen, mRNA wordt omgezet naar eiwit.
Gebonden maakt voor een andere plek, Vrije maakt voor de cel zelf.
Het Golgiapparaat
Nieuwe laag ontstaat aan eiskant door aangroei van vesikels vanuit RER. Laag verdwijnt aan trans
door versturen vesikels met gesorteerde producten. In de zakjes vind eiwitmodificatie plaats:
- Afknippen van signaalsequentie
- Suikerketens erop (glycoproteine)
- Vetzuren erop (lipoproteine)
Fosfolipiden en eiwitten zijn vloeibaar, zwak maar stabiel
Lysosomen zorgen voor afbraak van het binnenkomend materiaal. Lysosomen bestaat uit veel
hydrolytische enzymen.
Het mitochondrium
Het buiten membraan is doorlaatbaar door porien. Het binnenmembraan is sterk geplooid en bevat
ademhalingsketen enzymen. Het mitochondrium bevat DNA, ribosomen en enzymen.
In het chloroplast zit de bladgroenkorrel
Virus
Een virus is het genetisch materiaal(DNA,RNA) en wordt omgeven door eiwitmantel(capside). Een
capside is opgebouwd uit protomeren en coptomeren. Envelopvirussen hebben een omgeving van
membraan, fusie van virusenvelop met membraan of receptor mediated. Een naaktvirus transport
via endosoom.
Ds DNA Pfeiffer
Ss DNA Parvovirus
Ds RNA Planten, schimmels
Ss RNA(-) Ebola
Ss RNA(+) Verkoudheid
Ss RNA (RT) HIV
Gastheercel
Na sysnthese vernietigt gastheercel bij vrijkomen of apoptosis (uitputting machinerie gastheercel)
Wanneer iets niet kan bewegen, eten of leven, heeft het een gastheercel nodig.
17e eeuw ontdekte Antonie van Leeuwenhoek de microscoop
19e eeuw zette Louis Pasteur gist suikers om in alcohol
Procesverbetering → opschaling → nieuwe producten(glycerol)
Modern biotechnologie
1953: Structuur DNA ontrafeld door Watson en Craik
Mogelijk genetische informatie over te dragen van soort op soort → recombinant DNA
Productie van Insuline(diabetes), gen voor insuline wordt geplaats in plasmide
Voordelen biotechnologische processen Nadelen biotechnologische processen
Stereo specifiek Producten in verdunde vorm
Milde procescondities Soms genetisch modificatie nodig
Soms minder synthese stappen Langere reactietijd
Duur(der)
Onder anaerobe condities kan een organisme glucose niet verbranden via citroenzuurcyclus→
fermentatieve routes om toch nog ATP te produceren
Productie bio ethanol
Mais wordt opgeslagen zonder zuurstof. Gist maakt ethanol aan. Met centrifugatie wordt de ethanol
gescheiden.
Prokaryoten → monomeren (bacteriën)
- Geen celkern, 1membraam circulair DNA → stabieler
Eukaryoten → planten, dieren, protisten
- - Dubbele kern membraam, kernporie, transcriptie het proces van DNA naar RNA
Een maximum van een cel is de plaats nodig voor diffusietijden membraanactiviteit.
Een minimum van een cel is de plaats nodig voor DNA, alle enzymen en organellen.
Elke cel heeft een plasmamembraam. Een plasmamembraam heeft een polaire kop en een apolaire
staart. Een fosfolipide is een voorbeeld. Een plasmamembraam:
- Houd alles bij elkaar
- Geeft voor en stevigheid
- Ontvangt signalen
- Import en export van moleculen
- Celbeweging
- Beschermt de cel
- Handhaaft metabolisme(processen en reacties)
- Selectief permeabel (doorlaatbaar)
Eiwitten tussen de lipiden
- Transport
- Receptoren (suiker)
- Enzymen
, Het proces van DNA naar RNA vind plaats in de celkern. Het proces van RNA naar eiwit vind plaats in
het cytoplasma.
RER (Rough endoplasmatisch reticulum)
- Ribosomen zitten erin
- Synthese van secretie en membraameiwitten
Vorming van disulfidebruggen
Aanzetten van suikerketens
- Synthese van membranen
SER
- Synthese van lipiden
- Ontgifting
- Ribosomen: door aanzetten van polaire groepen, mRNA wordt omgezet naar eiwit.
Gebonden maakt voor een andere plek, Vrije maakt voor de cel zelf.
Het Golgiapparaat
Nieuwe laag ontstaat aan eiskant door aangroei van vesikels vanuit RER. Laag verdwijnt aan trans
door versturen vesikels met gesorteerde producten. In de zakjes vind eiwitmodificatie plaats:
- Afknippen van signaalsequentie
- Suikerketens erop (glycoproteine)
- Vetzuren erop (lipoproteine)
Fosfolipiden en eiwitten zijn vloeibaar, zwak maar stabiel
Lysosomen zorgen voor afbraak van het binnenkomend materiaal. Lysosomen bestaat uit veel
hydrolytische enzymen.
Het mitochondrium
Het buiten membraan is doorlaatbaar door porien. Het binnenmembraan is sterk geplooid en bevat
ademhalingsketen enzymen. Het mitochondrium bevat DNA, ribosomen en enzymen.
In het chloroplast zit de bladgroenkorrel
Virus
Een virus is het genetisch materiaal(DNA,RNA) en wordt omgeven door eiwitmantel(capside). Een
capside is opgebouwd uit protomeren en coptomeren. Envelopvirussen hebben een omgeving van
membraan, fusie van virusenvelop met membraan of receptor mediated. Een naaktvirus transport
via endosoom.
Ds DNA Pfeiffer
Ss DNA Parvovirus
Ds RNA Planten, schimmels
Ss RNA(-) Ebola
Ss RNA(+) Verkoudheid
Ss RNA (RT) HIV
Gastheercel
Na sysnthese vernietigt gastheercel bij vrijkomen of apoptosis (uitputting machinerie gastheercel)
Wanneer iets niet kan bewegen, eten of leven, heeft het een gastheercel nodig.