Samenvatting bedrijfskunde

Bedrijfskunde blok 2
week 1 hoofdstuk 4
3 benaderingen van een bedrijf:
- Omgeving bepalen d.m.v. het product
of dienst.
- De markt waarop het bedrijf actief is.
- Gebruikte technologieën of processen
van het bedrijf.

Type omgevingen
Transactionele omgeving directe omgeving
(heeft direct invloed op de bedrijfsvoering)
Interne en externe belanghebbenden 
partijen

Contextuele omgeving indirecte omgeving (heeft niet meteen invloed op de bedrijfsvoering)
situaties

Verkennen bedrijfsomgeving
1. Contextuele omgeving indirecte omgeving
a. De STEP analyse
i. Sociale, technologische, economische en politieke variabelen.
ii. Kansen en bedreigingen voor het bedrijf.
b. Scenario planning
i. Verschillende toekomstscenario’s opstellen.  draaiboeken opstellen als
reacties.
2. Transactionele omgeving directe omgeving
a. 5 krachten model
b. Strategische groepen
c. GE model

Marktvormen:




5 krachtenmodel van porter
 Toetredingsbarrières: hindernissen die er
zijn om op een markt actief te worden.
 Substituten: vervangers voor producten of diensten.
 Uittredingsbarrières: moeilijk de markt te verlaten waardoor er
dwang is om de concurrentie aan te gaan.
 Relatieve concurrentiepositie: concurrentiepositie van het bedrijf
vergelijken met die van de concurrentie.

, De analyse van de markt:
Attractiviteit van de totale markt:
grootte, jaarlijkse groei, gemiddelde
winstmarge, intensiteit van de
concurrentie, concentratiegraad,
benodigde techniek en kapitaal, kans
op ineenstorten van de markt, invloed
van politiek, toetredings-en
uittredingsbarrières en de grilligheid
van de vraag.

Individuele concurrentiepositie:
marktaandeel van een bedrijf, groei
van marktaandeel, reputatie van het
merk, distributienetwerk, kwaliteit
van management, kwaliteit en betrouwbaarheid, research en
development, marketing en merkentrouw van Figuur 1 GE model
klanten.

Week 2 hoofdstuk 5
Strategisch management  de relatie tussen de omgeving en het bedrijf.
 Missie: wat een bedrijf wil bereiken in relatie tot zijn omgeving.
 Visie: duidelijk beeld van wat je wilt wat in de toekomst gaat gebeuren.
 Strategische doelen: specifieke uitwerkingen van de missie.
Hoofdvormen van strategische keuzen:
 Defensieve strategie: zo goed mogelijk voldoen aan de eisen die de omgeving stelt.
 Offensieve strategie: de omgeving beter laten passen bij het bedrijf door die omgeving te
beïnvloeden.
o Invoer  leveranciers opkopen of leveranciersbestand uitbreiden.
o Uitvoer  meer richten op stabiele en vriendelijke markten of sterkere bewerking
van de markt.
o R&D en innovatieve ontwikkeling nieuwe technieken verkennen en nieuwe
producten uitbrengen.
o Diversificatie  aantal markten waarop geopereerd wordt vergroten.
o Samenwerking  wederzijdse afspraken maken met concurrenten.

Strategie bepalen:
 Situatieanalyse:
o Raming bij ongewijzigd beleid: nagaan of het beleid goed is voor de toekomst.
 Winst ontwikkeling bij een ongewijzigd beleid.
 Gewenste winstontwikkeling uitzetten.
 Verschil tussen verwacht en gewenst  strategische kloof
o SWOT-analyse
 Omgevingsonderzoek  kansen en bedreigingen
 Destep, 5 krachten model, scenario methode & GE model
 Intern onderzoek  sterktes en zwaktes
 7s model