Natuurkunde H4 elektriciteit
Gesloten stroomkring:
Je hebt een gesloten stroomkring als de stroom rond
kan lopen van de ene pool van de batterij door de
draden, motortje en de schakelaar naar de andere
pool van de batterij.
Hiernaast zie je een voorbeeld van een gesloten
stroomkring, je ziet dat de schakelaar dicht zit.
Stroommeter/amperemeter:
Met een stroommeter kun je meten hoe sterk de stroom is.
De stroomsterkte (I) wordt gemeten in ampere (A) of miliampere (mA). Als je
de stroomsterkte (I) wilt meten, schakel je een stroommeter in serie met het
apparaat waardoor je de stroomsterkte wilt meten. Dezelfde stroom die dan
door het apparaat loopt, loopt dan ook door de stroommeter. Je moet wel de
pluskant van de meter verbinden met de pluskant van de spanningsbron,
anders loopt de stroom verkeerd.
Serieschakeling:
Bij een serieschakeling loopt de elektriciteit door een lijn waarop alle
apparaten aangesloten zitten.
Voorbeeld: lampjes voor in de kerstboom, alle lampjes zijn
achter elkaar in een lijn met elkaar verbonden. Als je een
lampje eruit haalt kan de elektriciteit niet meer doorstromen,
en zullen ook de andere lampjes stoppen.
Parallelschakeling:
In een parallelschakeling zitten een soort omwegen in de kabels waardoor de
stroomkring via een andere weg alsnog rond kan stromen zelfs als
er een apparaat wordt uitgeschakeld of losgekoppeld wordt.
Voorbeeld: Hiernaast zie je twee lampjes, als één van de lampjes
losgemaakt wordt, kan de stroom via een omweg door het andere
lampje waardoor die kan blijven branden.
, Spanningsbronnen:
De spanningsbron laat de stroom rondlopen.
Verschillende soorten: batterijen, accu’s, zonnecellen, dynamo’s en
generatoren.
Met een spanningsmeter kun je meten hoe groot hun spanning is.
Spanning (U) meet je in volt (V) of millivolt (mV).
Weerstand (R):
is de elektrische eigenschap van materialen om de doorgang van elektrische
stroom te belemmeren. De weerstand (R) meet je in ohm (Ω).
Om de weerstand (R) van X te bepalen, meet je de stroomsterkte (I) door X en
de spanning (U) die over X staat.
FORMULE: R = U : I
Voorbeeld: Als je twee lampjes hebt, en lampje 1 brand minder hard dan
lampje 2. Dan is de weerstand (R) van lampje 1 groter dan lampje 2
Wet van Ohm:
“ De weerstand van de draad is steeds even groot ‘’.
De spanning (U) en de stroomsterkte (I) zijn evenredig. Je vindt steeds dezelfde
waarde voor R, als je U door I deelt.
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Stroomsterkte I Ampère A
Spanning U Volt V
Vermogen P Watt W
Weerstand R Ohm Ω
Energie E Joule J
Tijd t Seconde s
Capaciteit C Ampère-uur Ah
Gesloten stroomkring:
Je hebt een gesloten stroomkring als de stroom rond
kan lopen van de ene pool van de batterij door de
draden, motortje en de schakelaar naar de andere
pool van de batterij.
Hiernaast zie je een voorbeeld van een gesloten
stroomkring, je ziet dat de schakelaar dicht zit.
Stroommeter/amperemeter:
Met een stroommeter kun je meten hoe sterk de stroom is.
De stroomsterkte (I) wordt gemeten in ampere (A) of miliampere (mA). Als je
de stroomsterkte (I) wilt meten, schakel je een stroommeter in serie met het
apparaat waardoor je de stroomsterkte wilt meten. Dezelfde stroom die dan
door het apparaat loopt, loopt dan ook door de stroommeter. Je moet wel de
pluskant van de meter verbinden met de pluskant van de spanningsbron,
anders loopt de stroom verkeerd.
Serieschakeling:
Bij een serieschakeling loopt de elektriciteit door een lijn waarop alle
apparaten aangesloten zitten.
Voorbeeld: lampjes voor in de kerstboom, alle lampjes zijn
achter elkaar in een lijn met elkaar verbonden. Als je een
lampje eruit haalt kan de elektriciteit niet meer doorstromen,
en zullen ook de andere lampjes stoppen.
Parallelschakeling:
In een parallelschakeling zitten een soort omwegen in de kabels waardoor de
stroomkring via een andere weg alsnog rond kan stromen zelfs als
er een apparaat wordt uitgeschakeld of losgekoppeld wordt.
Voorbeeld: Hiernaast zie je twee lampjes, als één van de lampjes
losgemaakt wordt, kan de stroom via een omweg door het andere
lampje waardoor die kan blijven branden.
, Spanningsbronnen:
De spanningsbron laat de stroom rondlopen.
Verschillende soorten: batterijen, accu’s, zonnecellen, dynamo’s en
generatoren.
Met een spanningsmeter kun je meten hoe groot hun spanning is.
Spanning (U) meet je in volt (V) of millivolt (mV).
Weerstand (R):
is de elektrische eigenschap van materialen om de doorgang van elektrische
stroom te belemmeren. De weerstand (R) meet je in ohm (Ω).
Om de weerstand (R) van X te bepalen, meet je de stroomsterkte (I) door X en
de spanning (U) die over X staat.
FORMULE: R = U : I
Voorbeeld: Als je twee lampjes hebt, en lampje 1 brand minder hard dan
lampje 2. Dan is de weerstand (R) van lampje 1 groter dan lampje 2
Wet van Ohm:
“ De weerstand van de draad is steeds even groot ‘’.
De spanning (U) en de stroomsterkte (I) zijn evenredig. Je vindt steeds dezelfde
waarde voor R, als je U door I deelt.
Grootheid Symbool Eenheid Symbool
Stroomsterkte I Ampère A
Spanning U Volt V
Vermogen P Watt W
Weerstand R Ohm Ω
Energie E Joule J
Tijd t Seconde s
Capaciteit C Ampère-uur Ah