Toets doelen les 1; rechtsgebied, algemeen/bijzonder
bestuursrecht, legaliteitsbeginsel, bevoegdheid.
De student kan beoordelen of een situatie onder het rechtsgebied
bestuursrecht valt:
De overheid bestuurd voor het algemeen belang. Dat wilt zeggen het belang dat
wij als samenleving gezamenlijk hebben. De overheid houdt zich vooral bezig
met feitelijke handelingen.
Voorbeelden van de overheid die besluiten neemt;
DUO; zij besluiten of je studiefinanciering krijgt, UWV; besluit of je een uitkering
krijgt, Gemeente, Provincie, Waterschappen; met als gemeente die besluit of je
een vergunning krijgt voor de uitbouw van je keuken, Rijksdienst voor
Rijksverkeer; geven jou een boete omdat je te laat was met het keuren van de
APK.
De student onderbouwt voor een wet of rechtsregel of deze behoort tot
het algemeen of het bijzonder bestuursrecht:
Algemeen bestuursrecht Bijzonder bestuursrecht
Regels voor alle verschillende Regels voor specifieke bestuurstaken
bestuurstaken van de overheid zoals; vreemdelingenrecht,
milieurecht, belastingrecht en
ruimtelijke ordening.
Regels die in principe altijd gelden Het recht zien ook op een bepaald
ongeacht met welk deel van de onderdeel van het bestuursrecht
bestuurstaak de overheid bezig is;
vreemdelingenzaken, onderwijs etc.
Bijvoorbeeld; algemene wet Bijvoorbeeld; vreemdelingenwet
bestuursrecht
De student kent de definitie van het legaliteitsbeginsel:
Dit houdt in dat de overheid zich moet houden aan de wet. Het zegt dat al het
handelen van de bestuursorganen een wettelijke grondslag moeten hebben. Alle
bevoegdheden die bestuursorganen hebben moeten dus terug te vinden zijn in
de wet. Net als de burgers moet ook de overheid zich houden aan de wet.
De student stelt voor een situatie vast of er sprake is van attributie,
delegatie of mandaat:
Attributie;
Een bestuursorgaan kan een bevoegdheid om een besluit te nemen verkrijgen
doordat de wet hem die bevoegdheid geeft.
Bijvoorbeeld; Het college van B en W verkrijgt vanuit de wet algemene
bepalingen omgevingsrecht Wabo de bevoegdheid om aan een burger een
omgevingsvergunning te geven.
, Delegatie;
Houdt in dat een bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot het nemen van een besluit
doorgeeft aan een onder bestuursorgaan. Het bestuursorgaan dat het nemen en
van een besluit heeft gekregen, mag die bevoegdheid helemaal zelf en onder
eigen verantwoordelijkheid uitvoeren.
Mandaat;
Bij mandaat blijft het bestuursorgaan dat zijn bevoegdheid weggeeft wel zelf
verantwoordelijk. Het bestuursorgaan mag dan nog steeds aanwijzingen geven
over de manier waarop de bevoegdheid wordt uitgevoerd.
Als het bestuursorgaan dat de bevoegdheid heeft weggegeven vindt dat de
bevoegdheid niet goed wordt uitgevoerd, mag het de bevoegdheid weer
terugnemen.
Toets doelen les 2 besluit, belanghebbende en beschikking
De student past voor een situatie de centrale begrippen uit de Awb toe:
Bestuursorgaan;
Onder bestuursorgaan wordt verstaan;
1) Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
2) een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed.
Een A-orgaan valt onder art. 1:1 lid 1 sub a Awb.
Een B-orgaan valt onder art. 1:1 lid 1 sub b Awb.
Belanghebbende;
Een belanghebbende is iemand die direct belang heeft bij het nemen van een
besluit. art. 1:2 lid 1 Awb omschrijft het begrip belanghebbende.
Denk hierbij aan het zichtcriterium en het nabijheidscriterium.
Besluit;
Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan die een
publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt.
De student beoordeeld of een bestuursorgaan onder de bestuurslaag
rijk, provincie of gemeente valt, dan wel een zelfstandig bestuursorgaan
is:
Het rijk;
Het rijk is de hoogste bestuurslaag. Het rijk heeft 2 democratisch gekozen
organen te weten; de Tweede en de Eerste kamer. Zij controleren de regering en
maken samen met de regering wetten. Door het rijk wordt de landelijke
wetgeving vastgesteld, worden de landelijke bestuursregels en het landelijke
beleid bepaald.
Provincie;