METHODEN VAN
BESTUURSKUNDIG
ONDERZOEK
Lisa Rockx
Studentnummer: 2594471
vak: Methoden van Bestuurskundig Onderzoek
Docenten: dr. Yarin Eski & dr. Duco Bannink
Datum: 26 maart 2021
Aantal woorden: 2998
, De Hamer & Maas
1. Wetenschapsopvatting
In het artikel van de Hamer en Maas (2020) wordt een empirisch-analytische, of wel
positivistische, benadering gehanteerd. Bij deze wetenschapsopvatting wordt
sociaalwetenschappelijk onderzoek uitgevoerd zoals men dat kent vanuit de
natuurwetenschappen (van Thiel, 2007, p. 44). Het ontologische uitgangspunt hierbij is dat de
werkelijkheid objectief en meetbaar is (van Thiel, 2007, p. 47). Het epistemologische
uitgangspunt is dat kennis objectief kan worden verkregen. De objectieve kennis wordt
verkregen door het toetsen van theoretische wetmatigheden. Aan de gevonden data worden
strikte wetenschappelijke eisen gesteld met betrekking tot validiteit en betrouwbaarheid (van
Thiel, 2007, p. 44).
De positivistische houding van de Hamer en Maas wordt zichtbaar doordat er wordt uitgegaan
van een bestaande theorieën; de menselijke kapitaaltheorie, het glazen plafondmetafoor en de
cumulatievevoordelentheorie. Aan de hand van hiervan worden hypotheses opgesteld, welke
vervolgens statistisch worden getoetst. Er worden verschillende covariabelen meegenomen
die mogelijk van invloed zijn op de afhankelijke variabele om de kennis zo objectief mogelijk
te verkrijgen. Empirische analisten zijn van mening dat objectieve kennis daadwerkelijk kan
worden verkregen. Dit is bijvoorbeeld te herkennen aan de stellige conclusies: “Dit effect is
hoger voor mannen dan voor vrouwen. Een gelijke opleiding leidt voor verschillende groepen
tot ongelijke opbrengsten.” (de Hamer & Maas, 2020, p. 24). Hiermee wordt niet enkel een
suggestie voor een verband gewekt, maar wordt duidelijk gemaakt dat door hun onderzoek
objectief kan worden vastgesteld dat het verband er daadwerkelijk is.
Tegelijk kan ook een kritisch-realistische wetenschapsopvatting worden herkend. Ook hierbij
wordt erkend dat er een objectieve werkelijkheid is, maar hieraan wordt toegevoegd dat de
mensheid actie moet ondernemen om ongelijkheid tegen te gaan (Greener, 2011, p. 16).
Aangezien de Hamer en Maas zich hard maken voor het bestrijden van genderongelijkheid,
kan worden gesteld dat zij kritisch realistische wetenschappers zijn. De meest overtuigende
opvatting blijft echter de empirisch-analytische omdat hierbij theoretische wetmatigheden
worden getoetst terwijl dit geen wezenlijk onderdeel is van het kritisch realisme (Greener,
2011, p. 16).