OEFENTOETS PSYCHOLOGIE
DE VRAGEN
Er zijn in totaal dertig vragen en elke vraag is 1 punt waard. Aan het einde zijn de juiste
antwoorden te vinden en de formule voor het berekenen van je cijfer.
1. Als iemand door middel van gebarentaal een gesprek voert met iemand is dit non-
verbale communicatie. Er zijn meerdere vormen van non-verbale communicatie.
Waar valt gebarentaal onder?
a. Aanvulling van de boodschap
b. Vervanging van de boodschap
c. Benadrukking van de boodschap
d. Regeling van het gesprek
2. Bij het communicatiemodel van Shannon & Weaver komt het woord decoderen
voor. Wat wordt er met decoderen bedoelt?
a. Dit is het begrijpen van de boodschap. Ontvanger vertaald de boodschap
zodat hij het begrijpt.
b. Dit is het omzetten van de boodschap in de gedachten in beeldtaal, cijfers en
tekens.
c. Dit wil zeggen dat de boodschap niet goed is geïnterpreteerd is door de
ontvanger en dus moet de zender de boodschap aanpassen.
d. Dit is hoe de zender de boodschap omzet zodat de ontvanger het begrijpt.
3. Bij het communicatiemodel van Shannon & Weaver kan er sprake zijn van een ruis.
Stel je bent met iemand in gesprek en je staat naast een bouwplaats en er is
allemaal lawaai waardoor je degene met wie je praat niet goed kan horen. Wat
voor een soort ruis is dit dan?
a. Binnen ruis
b. Buiten ruis
c. Interne ruis
d. Externe ruis
4. Je besluit een rondje te gaan hardlopen in je eentje en praat tijdens het hardlopen
jezelf moet in zoals bijvoorbeeld: ‘’je kan dit, nog even volhouden’’. Wat voor een
soort communicatie noemen we dit?
a. Interpersoonlijke communicatie
b. Meta communicatie
c. Intrapersoonlijke communicatie
d. Massa communicatie
, 5. Twee jaar geleden werd er een algemene brief naar elke bewoner van Zutphen
gestuurd over een verbouwing in een straat. Het was een mededeling en er kon dus
ook niet op deze brief gereageerd worden. Wat voor een soort massacommunicatie
is dit?
a. Eenrichtingsverkeer
b. Gecontroleerd eenrichtingsverkeer
c. Tweerichtingsverkeer
d. Gecontroleerd tweerichtingsverkeer
6. Een kenmerk van een van de massacommunicaties is dat de zender en de ontvanger
een soort van gelijk zijn, er is geen duidelijk onderscheid tussen deze twee. Wat
voor een soort massacommunicatie is dit?
a. Eenrichtingsverkeer
b. Gecontroleerd eenrichtingsverkeer
c. Tweerichtingsverkeer
d. Gecontroleerd tweerichtingsverkeer
7. Op de afbeelding zie je een oke-teken, of althans zo zien wij het als
Nederlanders. Ditzelfde teken wordt in Frankrijk gezien als ‘nul’ of
‘waardeloos’. Waar is dit teken een duidelijke vorm van.
a. Nature
b. Nurture
c. Digitale taal
d. Analoge taal
8. Mehrabian (1971) ontdekte dat er in lichaamsgedrag tussen mensen naar drie
klassen van gevoelens worden uitgedrukt. Een van deze drie is ‘immediacy’. Waar
staat deze voor?
a. Het reageren op aanwezigheid van een ander, variërend van negeren tot sterk
erkennen.
b. De houding op het gebied van overheersing tot aan afhankelijkheid.
c. De nabijheid of genegenheid, uitgedrukt in lichamelijke toenadering
tegenover gevoelens van afkeer.
d. Het reageren op afwezigheid van een ander, variërend van negeren tot sterk
erkennen.
9. Wat zijn embleemgebaren?
a. Dit zijn gebaren die men overal ter wereld kan gebruiken. Het betekent
namelijk in elke cultuur hetzelfde
b. Dit zijn aangeleerde gebaren. Deze gebaren begrijp je alleen als je ze hebt
aangeleerd.
c. Dit zijn aangeboren gebaren. Deze gebaren begrijp je vanaf dat je geboren
bent al.
d. Dit zijn gebaren die het meeste gebruikt worden om aanvulling te geven aan
een boodschap.
DE VRAGEN
Er zijn in totaal dertig vragen en elke vraag is 1 punt waard. Aan het einde zijn de juiste
antwoorden te vinden en de formule voor het berekenen van je cijfer.
1. Als iemand door middel van gebarentaal een gesprek voert met iemand is dit non-
verbale communicatie. Er zijn meerdere vormen van non-verbale communicatie.
Waar valt gebarentaal onder?
a. Aanvulling van de boodschap
b. Vervanging van de boodschap
c. Benadrukking van de boodschap
d. Regeling van het gesprek
2. Bij het communicatiemodel van Shannon & Weaver komt het woord decoderen
voor. Wat wordt er met decoderen bedoelt?
a. Dit is het begrijpen van de boodschap. Ontvanger vertaald de boodschap
zodat hij het begrijpt.
b. Dit is het omzetten van de boodschap in de gedachten in beeldtaal, cijfers en
tekens.
c. Dit wil zeggen dat de boodschap niet goed is geïnterpreteerd is door de
ontvanger en dus moet de zender de boodschap aanpassen.
d. Dit is hoe de zender de boodschap omzet zodat de ontvanger het begrijpt.
3. Bij het communicatiemodel van Shannon & Weaver kan er sprake zijn van een ruis.
Stel je bent met iemand in gesprek en je staat naast een bouwplaats en er is
allemaal lawaai waardoor je degene met wie je praat niet goed kan horen. Wat
voor een soort ruis is dit dan?
a. Binnen ruis
b. Buiten ruis
c. Interne ruis
d. Externe ruis
4. Je besluit een rondje te gaan hardlopen in je eentje en praat tijdens het hardlopen
jezelf moet in zoals bijvoorbeeld: ‘’je kan dit, nog even volhouden’’. Wat voor een
soort communicatie noemen we dit?
a. Interpersoonlijke communicatie
b. Meta communicatie
c. Intrapersoonlijke communicatie
d. Massa communicatie
, 5. Twee jaar geleden werd er een algemene brief naar elke bewoner van Zutphen
gestuurd over een verbouwing in een straat. Het was een mededeling en er kon dus
ook niet op deze brief gereageerd worden. Wat voor een soort massacommunicatie
is dit?
a. Eenrichtingsverkeer
b. Gecontroleerd eenrichtingsverkeer
c. Tweerichtingsverkeer
d. Gecontroleerd tweerichtingsverkeer
6. Een kenmerk van een van de massacommunicaties is dat de zender en de ontvanger
een soort van gelijk zijn, er is geen duidelijk onderscheid tussen deze twee. Wat
voor een soort massacommunicatie is dit?
a. Eenrichtingsverkeer
b. Gecontroleerd eenrichtingsverkeer
c. Tweerichtingsverkeer
d. Gecontroleerd tweerichtingsverkeer
7. Op de afbeelding zie je een oke-teken, of althans zo zien wij het als
Nederlanders. Ditzelfde teken wordt in Frankrijk gezien als ‘nul’ of
‘waardeloos’. Waar is dit teken een duidelijke vorm van.
a. Nature
b. Nurture
c. Digitale taal
d. Analoge taal
8. Mehrabian (1971) ontdekte dat er in lichaamsgedrag tussen mensen naar drie
klassen van gevoelens worden uitgedrukt. Een van deze drie is ‘immediacy’. Waar
staat deze voor?
a. Het reageren op aanwezigheid van een ander, variërend van negeren tot sterk
erkennen.
b. De houding op het gebied van overheersing tot aan afhankelijkheid.
c. De nabijheid of genegenheid, uitgedrukt in lichamelijke toenadering
tegenover gevoelens van afkeer.
d. Het reageren op afwezigheid van een ander, variërend van negeren tot sterk
erkennen.
9. Wat zijn embleemgebaren?
a. Dit zijn gebaren die men overal ter wereld kan gebruiken. Het betekent
namelijk in elke cultuur hetzelfde
b. Dit zijn aangeleerde gebaren. Deze gebaren begrijp je alleen als je ze hebt
aangeleerd.
c. Dit zijn aangeboren gebaren. Deze gebaren begrijp je vanaf dat je geboren
bent al.
d. Dit zijn gebaren die het meeste gebruikt worden om aanvulling te geven aan
een boodschap.
