Bsm samenvatting heel hoofdstuk 2.
Hoofdstuk 2 paragraaf 1
Met communicatie wordt in het algemeen bedoeld: uitwisseling van informatie. Dat kan via een taal:
verbale communicatie of op een andere manier en dat noemen we non-verbale communicatie.
Zender → Boodschap → Medium → Ontvanger.
Verbale communicatie:
Alle communicatie die gebruiktmaakt van een taal. Inclusief gebarentaal (er is een vaste afspraak
voor een woord of letter en drm is het een taal).
Non-verbale communicatie:
Alle communicatie via niet-talige tekens of signalen. Menselijke non-verbale communicatie vind je
terug in verschillende gedragingen: (je moet elke kunnen uitleggen).
- Uiterlijk
- Soort kleding
- Kleur kleding
- Lichaamshouding
- Gebaren (niet gebarentaal)
- Stemgebruik
- Toonhoogte
- Volume
samenwerken gebeurt ook ongemerkt bijna elke met de mensen om je heen en eigenlijk gaat alles
wel van zelf.
Groepsvorming; je doorloopt 5 fasen. (B.W.Tuckman, 1965).
- Forming (vormen)
Vooral de non-verbale communicatie speelt hier een grote rol. Elk individu in de groep is op
dat moment vooral bezig met af te tasten hoe iedereen in elkaar steekt.
- Storming (stromen)
iedereen probeert zijn ideeën aan de man te brengen. Er zijn vaak (kleine) conflicten of
onenigheden en er is vaak weing echte samenwerking. De taak die gedaan moet worden
wordt vertraagd.
- Norming (nomeren)
De samenwerking is nog niet ideaal, maar de onderlinge strijd, het plekje in de groep
veroveren is er niet meer. In deze fase staan de groepsleden ook open voor kritiek, mits die
op de goede manier wordt gegeven.
- Preforming (presenteren)
De groepsleden weten nu precies wat ze aan elkaar hebben en wat ze kunnen verwachten.
De groep is nu een echte team, er is vooruitgang en problemen worden aangepakt.
- Adjouring (uiteengaan)
Na het volbrengen van de taak gaat de groep uit elkaar. Evaluatie vindt plaats voor een
eventuele volgende opdracht.
Goed luisteren is niet altijd makkelijk. Je laat niet iedereen uitpraten omdat je gelijk iets in te binnen
schiet wat je wilt zeggen (valkuil). Iemand laten praten geeft een signaal dat je luistert, non-verbale
, communicatie speelt ook een rol (rechtop zitten iemand aankijken, af en toe knikken …..). inhoud
herhalen of samenvatten helpt ook.
Bij het samenwerken moet je afspraken maken en als iemand zich der niet aan houdt moet je ze
rustig aanspreken anders komt herhaling (beste manier: ik vind…).
Feedback geven. Een goede manier daarvoor is de zogenaamde sandwichmethode. Door het 1e
positieve stukje gaat iemand naar je luisteren waardoor de kritiek beter overkomt. Het laatste
positieve stukje geeft iemand een goed gevoel waardoor iemand het volgemde keer graag ook goed
wil doen.
Leidingeven:
- Autoritaire leider (leger):
Een autoritaire leider is iemand die alles zelf bepaalt.
- Consulturende leider (chirurg die een operatie moet voorbereiden)
De groep heeft eveveel invloed als de leider.
- Democratische leider (voorzitter van 2e kamer)
De groep heeft de balngrijkste invloed op de beslissingen die genomen worden.
- Laissez faire leidinggeven (wetenschappers die samen een onderzoek gaan doen).
De groep bepaalt volledig wat er gebeurt, de leider bemoeit zich nagenoeg niet met de
groep.
Hoofdstuk 2 paragraaf 1
Met communicatie wordt in het algemeen bedoeld: uitwisseling van informatie. Dat kan via een taal:
verbale communicatie of op een andere manier en dat noemen we non-verbale communicatie.
Zender → Boodschap → Medium → Ontvanger.
Verbale communicatie:
Alle communicatie die gebruiktmaakt van een taal. Inclusief gebarentaal (er is een vaste afspraak
voor een woord of letter en drm is het een taal).
Non-verbale communicatie:
Alle communicatie via niet-talige tekens of signalen. Menselijke non-verbale communicatie vind je
terug in verschillende gedragingen: (je moet elke kunnen uitleggen).
- Uiterlijk
- Soort kleding
- Kleur kleding
- Lichaamshouding
- Gebaren (niet gebarentaal)
- Stemgebruik
- Toonhoogte
- Volume
samenwerken gebeurt ook ongemerkt bijna elke met de mensen om je heen en eigenlijk gaat alles
wel van zelf.
Groepsvorming; je doorloopt 5 fasen. (B.W.Tuckman, 1965).
- Forming (vormen)
Vooral de non-verbale communicatie speelt hier een grote rol. Elk individu in de groep is op
dat moment vooral bezig met af te tasten hoe iedereen in elkaar steekt.
- Storming (stromen)
iedereen probeert zijn ideeën aan de man te brengen. Er zijn vaak (kleine) conflicten of
onenigheden en er is vaak weing echte samenwerking. De taak die gedaan moet worden
wordt vertraagd.
- Norming (nomeren)
De samenwerking is nog niet ideaal, maar de onderlinge strijd, het plekje in de groep
veroveren is er niet meer. In deze fase staan de groepsleden ook open voor kritiek, mits die
op de goede manier wordt gegeven.
- Preforming (presenteren)
De groepsleden weten nu precies wat ze aan elkaar hebben en wat ze kunnen verwachten.
De groep is nu een echte team, er is vooruitgang en problemen worden aangepakt.
- Adjouring (uiteengaan)
Na het volbrengen van de taak gaat de groep uit elkaar. Evaluatie vindt plaats voor een
eventuele volgende opdracht.
Goed luisteren is niet altijd makkelijk. Je laat niet iedereen uitpraten omdat je gelijk iets in te binnen
schiet wat je wilt zeggen (valkuil). Iemand laten praten geeft een signaal dat je luistert, non-verbale
, communicatie speelt ook een rol (rechtop zitten iemand aankijken, af en toe knikken …..). inhoud
herhalen of samenvatten helpt ook.
Bij het samenwerken moet je afspraken maken en als iemand zich der niet aan houdt moet je ze
rustig aanspreken anders komt herhaling (beste manier: ik vind…).
Feedback geven. Een goede manier daarvoor is de zogenaamde sandwichmethode. Door het 1e
positieve stukje gaat iemand naar je luisteren waardoor de kritiek beter overkomt. Het laatste
positieve stukje geeft iemand een goed gevoel waardoor iemand het volgemde keer graag ook goed
wil doen.
Leidingeven:
- Autoritaire leider (leger):
Een autoritaire leider is iemand die alles zelf bepaalt.
- Consulturende leider (chirurg die een operatie moet voorbereiden)
De groep heeft eveveel invloed als de leider.
- Democratische leider (voorzitter van 2e kamer)
De groep heeft de balngrijkste invloed op de beslissingen die genomen worden.
- Laissez faire leidinggeven (wetenschappers die samen een onderzoek gaan doen).
De groep bepaalt volledig wat er gebeurt, de leider bemoeit zich nagenoeg niet met de
groep.