ETHIEK
Wat is filosofie? Leg uit aan de hand van de drie structurele elementen
Nadenken
- Filosoferen = nadenken, reflecteren
- Denken = aanwezigheid v bewustzijn
- Nadenken = vermogen tot bewustzijn van zichzelf
- Reflecteren = terugbuigen, vermogen stil te staan en terug te blikken
Filosofie begint bij het vermogen tot stilvallen bij en reflecteren op jezelf.
Het is epochaal (start bij een onderbreking) (epoche onderbreken)
Le penser ( de denker, august rodin, hij zet zich neer en buigt voorover, hij onderbreekt zijn
leven om te denken)
Filosofie = wetenschappelijk die streven naar kennis om de tijd en wereld te doorgronden
Radicaal en fundamenteel denken
An sich versus für mich
An sich = de objectieve werkelijkheid = de werkelijkheid zoals ze is
Für mich = De subjectieve werkelijkheid = de werkelijkheid zoals ik ze zie, vanuit mijn standpunt
Filosofie benadert werkelijkheid in haar geheel
In tegenstelling tot psychologie, sociologie, ethiek enz.
Het Latijnse radix betekent 'wortel'.
Filosoferen is radicaal denken omdat het graaft naar de wortels van de werkelijkheid.
Filosoferen is fundamenteel omdat het door de fundamenten van de werkelijkheid dringt.
Denk aan verhaal over de olifant en de 5 blinden
(Ze hadden fur mich gelijk, maar het an sich hebben ze niet gevonden. Ze hebben het radicale, het
geheel niet gevonden.)
Filosofische vragen zijn steeds radicale of fundamentele vragen
Radicaal en fundamenteel nadenken vanuit de ervaring van verwondering
De verwondering is een typisch menselijk gedrag. Alleen de mens is in staat tot verwondering
Wat is verwondering? Een nieuwe ervaring die niet of moeilijk in het systeem past dat je gevormd hebt
Wonder /=/ mirakel Mythen= wonderlijke voorvallen
Van oudsher verwonderen mensen zich
Verwondering
1. Spontaan getroffen worden 2. Zekere wonde
3. Bewondering en fascinatie
1
,Geef aan de hand van een metafoor weer wat er precies wordt
bedoeld met filosofie
Filosofie is als een duik in de diepte van de oceaan van het denken. Het laat ons toe om af te dalen
naar de diepste lagen van ons begrip van de wereld, waar we de meest fundamentele vragen over ons
bestaan en de aard van realiteit kunnen onderzoeken. Het stelt ons in staat om te zwemmen tussen
verschillende ideeën en stromingen, en om uiteindelijk weer naar de oppervlakte te komen met een
verrijkt begrip van het leven en de menselijke ervaring.
Beschrijf het premoderne/ moderne/ postmoderne wereldbeeld
Premoderne/ traditionele wereldbeeld
= samenleving & heelal als hiërarchisch en organisch geheel
- Heersende beeld in de westerse maatschappij tijdens de christelijke middeleeuwen
- 500 – 1500 na chr
•De werkelijkheid (kosmologie) = als levend organisme: hiërarchisch en organisch geheel
=> alles in onlosmakend verbonden, alles heeft een doel. Veel waarom. God ligt aan de oorsprong
• De mens (antropologie) = afhankelijk, niet autonoom
=> de mens heeft zichzelf niet geschapen, alles is te danken aan God.
• God (theologie) = vanzelfsprekend, God is eeuwig en staat vanboven op de piramide
• De tijd = cyclisch
=> men leeft op het ritme van de seizoenen en de natuur
• De moraal = voorgegeven door de Schepper (God)
=> mensen moeten gehoorzamen aan God, enkel God weet wat goed of slecht is.
• Het leven = platteland & dorpscultuur
Achtergronden
Germaanse religiositeit
• Polytheïstisch (er waren meerdere goden)
Goden van licht, duisternis, leven, dood, liefde en haat
Hiërarchie
Niet relationeel
Er was wel altijd een oppergod (zeus)
Je moest de goden eren, zorgen dat de goden je goedgezind waren.
Moraal boeit de goden niet. Geen relationele dimensie wel functionele dimensie
Christelijke godsdienst (door en door relationeel!)
• Monotheïsme (1 God)
Verbondsgod
Actieve God
• Transcendent
Der ganz Andere
• Openbaring van Godswege
Ontmoeting (zoals de brandende struik)
• God sluit een verbond
2
, Grieks denken: Plato (leerling van secrates) (SPA filosofen)
Denkende/wetenschappelijke verklaring voor alles
• Werkelijkheid bekijken
Via waarneming (empirie) => leidt tot schijnkennis
Via denken (ratio) => leidt tot ware kennis
• Onderscheid: fur mich & an sich
• Alles is een afspiegeling van hun respectievelijke gevormd idee
In de wereld waar wij leven is alles maar een schaduw.
Filmpje van de allegorie van de grot
• Twee volledig gescheiden werelden (dualisme geest en lichaam gescheiden)
Een fysische – waarneembare – stoffelijke wereld
Een niet-fysische (=geestelijke) – onstoffelijke wereld
• Dualisme zorgt voor onderwaardering van de lichamelijkheid
• Plato promoot de ideeënwereld -> de enige ware werkelijkheid
Platonische liefde is een liefde zonder seksueel handelen enkel geestelijk
Moderne wereldbeeld
=> 1500 – 1970 na chr
=> De wereld als machine
=> Hoogtepunt ‘Golden Sixties’
=> Het liberale wereldbeeld
=> Opkomst van de wetenschappen
Dieptebeschrijving
• Werkelijkheid
= een analyseerbaar mechanisme
= De hoe-vraag wordt belangrijk
• Mens => Autonoom eenzaam subject
Vertrekt vanuit de twijfel (dubito ergo sum) (ik twijfel dus ik besta, citaat bekende filosoof)
Minder en minder verwonderen
• God = theologie
Agnosticisme (bewijs nodig)
Deïsme (God is de alfa en de omega dus in het begin en op het einde maar niet betrokken,
gaat niet ingrijpen)
Atheïsme er bestaat geen God
Wantrouwen tegenover goden
• Over de tijd
Lineair vs. circulair
Vernieuwing – vooruitgang – groei
• Over de moraal
Zelfontplooiing
Vrijheid en emancipatie
• Over het leven
Stad → industrie
3
Wat is filosofie? Leg uit aan de hand van de drie structurele elementen
Nadenken
- Filosoferen = nadenken, reflecteren
- Denken = aanwezigheid v bewustzijn
- Nadenken = vermogen tot bewustzijn van zichzelf
- Reflecteren = terugbuigen, vermogen stil te staan en terug te blikken
Filosofie begint bij het vermogen tot stilvallen bij en reflecteren op jezelf.
Het is epochaal (start bij een onderbreking) (epoche onderbreken)
Le penser ( de denker, august rodin, hij zet zich neer en buigt voorover, hij onderbreekt zijn
leven om te denken)
Filosofie = wetenschappelijk die streven naar kennis om de tijd en wereld te doorgronden
Radicaal en fundamenteel denken
An sich versus für mich
An sich = de objectieve werkelijkheid = de werkelijkheid zoals ze is
Für mich = De subjectieve werkelijkheid = de werkelijkheid zoals ik ze zie, vanuit mijn standpunt
Filosofie benadert werkelijkheid in haar geheel
In tegenstelling tot psychologie, sociologie, ethiek enz.
Het Latijnse radix betekent 'wortel'.
Filosoferen is radicaal denken omdat het graaft naar de wortels van de werkelijkheid.
Filosoferen is fundamenteel omdat het door de fundamenten van de werkelijkheid dringt.
Denk aan verhaal over de olifant en de 5 blinden
(Ze hadden fur mich gelijk, maar het an sich hebben ze niet gevonden. Ze hebben het radicale, het
geheel niet gevonden.)
Filosofische vragen zijn steeds radicale of fundamentele vragen
Radicaal en fundamenteel nadenken vanuit de ervaring van verwondering
De verwondering is een typisch menselijk gedrag. Alleen de mens is in staat tot verwondering
Wat is verwondering? Een nieuwe ervaring die niet of moeilijk in het systeem past dat je gevormd hebt
Wonder /=/ mirakel Mythen= wonderlijke voorvallen
Van oudsher verwonderen mensen zich
Verwondering
1. Spontaan getroffen worden 2. Zekere wonde
3. Bewondering en fascinatie
1
,Geef aan de hand van een metafoor weer wat er precies wordt
bedoeld met filosofie
Filosofie is als een duik in de diepte van de oceaan van het denken. Het laat ons toe om af te dalen
naar de diepste lagen van ons begrip van de wereld, waar we de meest fundamentele vragen over ons
bestaan en de aard van realiteit kunnen onderzoeken. Het stelt ons in staat om te zwemmen tussen
verschillende ideeën en stromingen, en om uiteindelijk weer naar de oppervlakte te komen met een
verrijkt begrip van het leven en de menselijke ervaring.
Beschrijf het premoderne/ moderne/ postmoderne wereldbeeld
Premoderne/ traditionele wereldbeeld
= samenleving & heelal als hiërarchisch en organisch geheel
- Heersende beeld in de westerse maatschappij tijdens de christelijke middeleeuwen
- 500 – 1500 na chr
•De werkelijkheid (kosmologie) = als levend organisme: hiërarchisch en organisch geheel
=> alles in onlosmakend verbonden, alles heeft een doel. Veel waarom. God ligt aan de oorsprong
• De mens (antropologie) = afhankelijk, niet autonoom
=> de mens heeft zichzelf niet geschapen, alles is te danken aan God.
• God (theologie) = vanzelfsprekend, God is eeuwig en staat vanboven op de piramide
• De tijd = cyclisch
=> men leeft op het ritme van de seizoenen en de natuur
• De moraal = voorgegeven door de Schepper (God)
=> mensen moeten gehoorzamen aan God, enkel God weet wat goed of slecht is.
• Het leven = platteland & dorpscultuur
Achtergronden
Germaanse religiositeit
• Polytheïstisch (er waren meerdere goden)
Goden van licht, duisternis, leven, dood, liefde en haat
Hiërarchie
Niet relationeel
Er was wel altijd een oppergod (zeus)
Je moest de goden eren, zorgen dat de goden je goedgezind waren.
Moraal boeit de goden niet. Geen relationele dimensie wel functionele dimensie
Christelijke godsdienst (door en door relationeel!)
• Monotheïsme (1 God)
Verbondsgod
Actieve God
• Transcendent
Der ganz Andere
• Openbaring van Godswege
Ontmoeting (zoals de brandende struik)
• God sluit een verbond
2
, Grieks denken: Plato (leerling van secrates) (SPA filosofen)
Denkende/wetenschappelijke verklaring voor alles
• Werkelijkheid bekijken
Via waarneming (empirie) => leidt tot schijnkennis
Via denken (ratio) => leidt tot ware kennis
• Onderscheid: fur mich & an sich
• Alles is een afspiegeling van hun respectievelijke gevormd idee
In de wereld waar wij leven is alles maar een schaduw.
Filmpje van de allegorie van de grot
• Twee volledig gescheiden werelden (dualisme geest en lichaam gescheiden)
Een fysische – waarneembare – stoffelijke wereld
Een niet-fysische (=geestelijke) – onstoffelijke wereld
• Dualisme zorgt voor onderwaardering van de lichamelijkheid
• Plato promoot de ideeënwereld -> de enige ware werkelijkheid
Platonische liefde is een liefde zonder seksueel handelen enkel geestelijk
Moderne wereldbeeld
=> 1500 – 1970 na chr
=> De wereld als machine
=> Hoogtepunt ‘Golden Sixties’
=> Het liberale wereldbeeld
=> Opkomst van de wetenschappen
Dieptebeschrijving
• Werkelijkheid
= een analyseerbaar mechanisme
= De hoe-vraag wordt belangrijk
• Mens => Autonoom eenzaam subject
Vertrekt vanuit de twijfel (dubito ergo sum) (ik twijfel dus ik besta, citaat bekende filosoof)
Minder en minder verwonderen
• God = theologie
Agnosticisme (bewijs nodig)
Deïsme (God is de alfa en de omega dus in het begin en op het einde maar niet betrokken,
gaat niet ingrijpen)
Atheïsme er bestaat geen God
Wantrouwen tegenover goden
• Over de tijd
Lineair vs. circulair
Vernieuwing – vooruitgang – groei
• Over de moraal
Zelfontplooiing
Vrijheid en emancipatie
• Over het leven
Stad → industrie
3