Bouwt verder op Communicatiewetenschappen 1
Verdiepen in ontwikkeling van het onderzoeksveld (interdisciplinair)
Belang van socio – historische context
Paradigma’s
Onderzoekstradities
Behandelt voornaamste essentiële concepten en theorievorming
Verbindt theorie met hedendaagse theorieën
Verklaren van de samenleving en hoe mediacommunicatie functioneert
Extra leerdoelstellingen
Gebruik, verbanden inzien en kennis van wetenschappelijke teksten
Kranten, internet en actualiteit als inspiratiebron
Kritische houding ten aanzien van bronmateriaal en literatuur
Vanuit een open, kritisch – constructieve en a – dogmatische houding handelen
o Overtuigingen opnieuw in vraag stellen, van gedacht veranderen
Bewust van eigen positie als onderzoeker (zelfreflectie, achtergrond, privileges)
o Achtergrond heeft een impact op het denken
Eerlijke attitude, ethische houding en geëngageerde ingesteldheid
Deel 1: Verhaal in meervoud: inleidende beschouwingen
Voorafgaande beschouwingen
Eén verhaal over communicatiewetenschappen? 3 I’s
o Interdisciplinair: economie, exacte wetenschappen, natuurwetenschappen …
Elementen uit andere domeinen kunnen nuttig zijn voor communicatiewetenschap
o Internationaal: socio – culturele context, globaal versprijd
Bevindingen uit onderzoek mag men niet zomaar veralgemenen naar andere context
o Intersectorieel: academisch, praktisch, theoretisch
Wetenschap staat niet vast → slingerbeweging, geen lineaire vooruitgang, geen
waarheidsaanspraken, verleden, heden en toekomst zijn belangrijk
o Breuklijnen, stromingen, paradigma’s, scholen → kunnen elkaar tegenspreken maar ook
stimuleren om kritisch te zijn
En / en – benadering (samenvloeiend) en niet of benadering
o Niet of maar en → vanuit meerdere perspectieven
o Vb politieke economie van de media ↔ cultural studies (er is een onderscheid maar ze zijn
ook samenvloeiend)
o Concepten niet apart beschouwen maar integratie
Reflectie rond eigen positie als wetenschapper: wie kijkt naar maatschappelijke fenomenen?
1
, o Westerse blik, mannelijke blik, Brusselse blik, …
o Vragen stellen rond: achtergrond, opleiding, omgeving, sociale klasse …
Verschillende lagen die identiteit vormen
o Je kan nooit met een objectieve blik naar de wereld kijken maar we moeten wel transparant
en kritisch zijn
Vb welke impact heeft het op het onderzoek en de resultaten?
Scientia vincere tenebras
o “Door wetenschap duisternis overwinnen” → levensvragen en onderzoeksvragen
beantwoorden
Belang van:
o Kennis, vrij onderzoek en kritisch denken
Slogan bouwt verder op de Verlichting en het Humanisme
o Wetenschappelijke methode: communicatiewetenschap
o Verlichting & humanisme: rode draad
1.1 Verlichting, humanisme en postmodernisme
1.1.1 Moderniteit
Moderniteit als historische fase
Historische periode: 17e eeuw (Europees verlichtingsdenken) tot jaren 1980
Centrale kenmerken
o Belang van rede / ratio (↔ geloof)
Levensvragen beantwoord door empirie, niet door religie
Renee descartes, Isaac Newton, Galileo … « je pense donc je suis »
o Maakbaarheid van de maatschappij
Streven naar een goed leven (ook na de dood)
Mens wil verandering en zich nuttig maken door bijdrage
aan de samenleving
God / bijbel bepaald niet alles
o Humanisme: vrijheid, gelijkheid, broederschap / verbondenheid, mens centraal
Doel om tot betere samenleving te komen
o Wereldbeeld verklaard door wetenschap
o Samenkomst van verschillende sociologische processen (zie hieronder)
Secularisering
o Einde dominantie religieuze autoriteit
o Macht van het geloof werd langzaam vervangen door rationeel wetenschappelijk denken
o Nietzsche: “God is dood”
2
, Rationalisering
o Efficiëntie, voorspelbaarheid, controle over proces, “meten is weten”, …
o Vb fordisme, lopende band in fabrieken, standaardisatie en massaproductie
o Vb taylorisme, productiviteit verhogen en specialisatie van taken
Kapitalisme
o Winstmaximalisatie en idee van vrije markt
o Fordisme, lopende band, fabrieken
o Kritiek & ontstaan Marxisme
Industrialisering
o Machines om mens en dier te vervangen in de landbouw en fabriek
o Technologische ontwikkelingen: fossiele brandstoffen, staalproductie en – bewerking, …
Urbanisering / verstedelijking
o Door industrialisering grootschalige verhuis van landelijk naar verstedelijkt gebied
o Toename bevolkingsdichtheid in steden
o Meer individualisme & professionalisering
Bureaucratisering
o Hiërarchische organisatie op basis van geschreven regels, procedures en aanspreekpunten
o Voorbeelden: onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer, sociale zekerheid
o Onpersoonlijk door gestandaardiseerde procedures die in de regel geen uitzonderingen
toelaten (protocollen & gehoorzaamheid)
o Rationalisering van het werkveld
o Dura lex, sed lex → de wet is hard, maar het is nu eenmaal de wet
Democratisering
o Inspraak en medezeggenschap
o Parlementair stelsel
o Vrijheid van meningsuiting, vrouwenstemrecht (1948), democratisering onderwijs, etc
Globalisering
o Samenlevingen bestaan minder in isolatie
o Transnationale productie, transport, handel en consumptie
o Personen / samenlevingen zijn ook meer mobiel en meer in contact
Consumentisme / kapitalistische economie
o Verlangen naar consumptie wordt als positief beschouwd
(persoonlijke voldoening en nut)
o Geleid naar materialisme en massaconsumptie
o Streven naar gevoel van vervulling, aangewakkerd door marketingcommunicatie
o Middel om status en identiteit uit te drukken (zelfexpressie) (postmoderniteit: creëren)
3
, Moderniteit als cognitief denkkader
Cognitieve kunnen we niet loskoppelen van bredere historische context
Verlichting en vooruitgangsdenken: klemtoon op rationele en ware kennis
Centrale wetenschap en waarheidsvinding: waarheid leidt tot vrijheid
Objectiviteit kennis, universele waarheid
Ontstaan grote ideologieën: liberalisme, socialisme, communisme, christendom, marxisme,
democratie, kapitalisme
o Losmaken van controle en autoriteiten dat gesteund wordt op religieuze onwetendheid,
bijgeloof, onderdrukking …
o Rationeel denken: wereld begrijpen en bevrijden van onwetendheid → vrijheid
o Oorspronkelijk streven naar 1 universele objectieve waarheid. Elke ideologie streeft naar een
andere waarheid, wat leidt tot postmodernisme “geen universele waarheid”
Moderniteit als artistieke stroming
Artistieke kunnen we niet loskoppelen van bredere historische context
Modernisme = artistieke stroming binnen moderniteit ≠ modernisme
Sociaal kritisch en experimenteel → bestaande orde in vraag stellen
Herdefiniëren en vernieuwen van kunst en originaliteit: belang van kleur en vorm (vb
ontstaan verf)
o André Bazin: dankzij fotografie (nieuwe technologie) kan je de realiteit heel
makkelijk weergeven waardoor de schilderkunst bevrijd wordt van de drang
van het exact kopiëren
o Gevolg is het ontstaan van nieuwe stromingen
Expressionisme: innerlijke emoties kunstenaar
Postimpressionisme: zintuigelijk waarnemen dankzij diepgang en symboliek
Kubisme: strakke lijnen en samenhang (geometrisch)
Abstracte kunst: objecten losmaken uit realiteit
Werkelijkheid niet exact mogelijk weergeven, maar vatten in haar kern
o Experimenteren met onrealistische dingen: emoties, expressie, symboliek, complexiteit,
eenvoudigheid, functionalistisch (praktisch – efficiënt), samenhang
4