Module 0: De Economische Invalshoek
Keuzes zijn gebaseerd op voorkeuren en beperkingen (vb: budget)
- Descriptief: keuzes proberen te voorspellen (realiteit trachten te beschrijven) aan de
hand van data analyse
Modellen, voorspelling en data
● Model: abstracte vereenvoudiging van de werkelijkheid om keuzes en interacties te
begrijpen.
● Voorspelling: wat we verwachten dat er zal gebeuren in bepaalde omstandigheden.
● Data: nodig om modellen te toetsen.
● Analyse: vaak positief/descriptief (hoe dingen zijn), niet normatief (hoe dingen
zouden moeten zijn).
Consument: krijgen goederen en diensten in ruil voor geld
Financiële markten: regelen de geldstroom
Aan moderne modellen: materiaalstromen toevoegen (uitstoot van gassen, afval en gebruik
van materiaal uit de natuur)
Normatief / Prescriptief: beschrijven wat optimaal zou zijn volgens economische modellen
● Voorschrijven wat ideaal zou zijn om maatschappij te verbeteren
Pareto principe: als je minstens 1 persoon beter kunnen afmaken dan ervoor en er
niemand slechter is
● Dan is er verbetering
● Dan is dit een Pareto verbetering
Welvaart in een maatschappij hangt af van de behoefte-bevrediging (consumptie) van haar
leden (als consumenten)
- Sparen = Vorm van uitgestelde consumptie
- Duurzame goederen die niet na 1 keer gebruik verdwenen zijn (zoals een toonbank)
Productie komt tot stand door diensten op een bepaalde tijd en plaats (Input → Output)
1
,Input = Lopende inputs en Productiefactoren
Kapitaal = Zaken waarvan je moet investeren om bv brood te kunnen bakken
Kapitaalgoederen zijn investeringsgoederen; de bruto-investeringen bestaan uit
● Vervangingsinvesteringen (bv., om afgedankt kapitaal te vervangen)
● Netto-investeringen (bv., in geval van uitbreiding van de zaak)
Bruto-Toegevoegde Waarde = Waarde van Lopende inputs – Waarde van broodje
Netto-Toegevoegde Waarde = is wat productiefactoren hebben toegevoegd en dus aan
hen kan uitgekeerd worden als vergoeding
Cruciale identiteit tussen inkomen en toegevoegde waarde
● indien uitbater = eigenaar kapitaal => 0.6 euro verdiend / broodje
● Indien uitbater ≠ eigenaar kapitaal, dan opsplitsing: loon als vergoeding voor
uitbater (werknemers) EN huur, intrest of dividend (winstuitkering) voor eigenaar
kapitaal
Bbp (Bruto Binnenlands product) = maatstaf om te meten hoe groot dat je economie is
= Som van alle toegevoegde waarde
→ Industriële evolutie heeft gezorgd voor een sterke stijging in bbp
Economische groei = Wijziging van het bbp (kan dalen of stijgen)
Gebruik van koopkrachtpariteiten (ppp): corrigeren voor de koopkracht tussen de
verschillende landen over de tijd heen
2
,Bbp per capita = is een gemiddelde dus zegt niets over individuen en bepaalde sectoren
hoe die gesteld zijn
Bepaalde sectoren kunnen het slecht hebben en de bbp kan op dat moment toch stijgen
Module 1: Speltheorie en Productie
Speltheorie = Probeert gedrag te voorspellen
- Kunnen zeggen over hoe waarschijnlijk een bepaalde uitkomst zal zijn
- Assumpties die men moet trekken: iedereen kent de spelregels, rationeel denken
(het volgen van je voorkeur)
- Simultaan = tegelijkertijd je keuze weergeven
- Sequentieel = komt het meest voor in de praktijk (VB: Bedrijf 1 geeft korting →
Ander bedrijf reageert hier op)
Samenvatting van speltheorie
- Voorspelling = Wat zou een rationele speler kiezen?
- Evaluatie = Wat vinden jullie de beste uitkomst?
- Steal kiezen = Dominant
- Samenwerken = Niet rationeel (rationeel denken = zoveel mogelijk geld zelf winnen)
Dominante Strategie = Strategie die je altijd kiest onafhankelijk van wat de andere doet
- Volgens speltheorie: is er een dominante strategie om voor steal te kiezen
- Bij een herhaald spel: is het afspreken om samen te werken gemakkelijker
Pay Off = Geldbedrag na afloop van experiment (hangt af van wat anderen voor groep
inzetten)
- Persoon 1 krijgt een deel van de pot = Beta / n
- Elke euro die je investeert in een publiek goed = levert meer op voor de hele
maatschappij dan die ene euro
- Beta is groter dan 1 → Collectief rationeel = Alle euro’s inzetten in groepspot
- Hoe meer mensen inzetten → Hoe meer de payoff
3
, Als het spel herhaald wordt: dan zal de groepsinzet dalen
● Personen die veel in de groep staken: hebben daarna meer voor zichzelf gekozen,
want ze zagen dat anderen ook voor zichzelf kiezen, dus vonden ze dat ze ook voor
zichzelf mochten kiezen
● Hoe lager de beta, hoe meer het opbrengt om tokens zelf te houden, hoe lager de
groepsinzet
Segregatie = Mensen die samen gaan wonen met de mensen die dezelfde achtergrond
hebben
- Rijke villawijken ←→ Sociale woonwijken
- Nash Evenwicht = Het moment waarop dat niemand niet meer wilt verhuizen
(wanneer iedereen gelukkig is)
- Meerdere Nash-evenwichten zijn mogelijk
- Mate van Segregatie hangt wel af van de voorkeuren
Nash-evenwicht = Combinatie van strategieën waarbij geen enkele speler zijn strategie
wenst te wijzigen, gegeven de strategie van de andere spelers
● Typische meerkeuzevraag
● Evenwicht in dominante strategieën is altijd Nash-evenwicht, maar omgekeerd niet
Gevangenen dilemma = Beide bekennen = Nash Evenwicht → Als het voordelig is voor
beide
The battle of the Sexes
- Er zijn twee Nash-evenwichten, geen evenwicht in dominante strategieën
- Enkel als beide partijen dezelfde keuze maken → Dan zijn de payoffs voor beide
partijen positief
1. Productie per uur (productiviteit) = bbp / Gewerkte uren
2. Aantal uur per tewerkgestelde = # uren / # werkenden
3. Opsplitsing werkenden versus werklozen = # werkenden /
Beroepsbevolking
4. Opsplitsing van actieve bevolking = beroepsbevolking / #18-65
jarigen
5. Opsplitsing bevolking op werkbekwame leeftijd = #18-65 jarigen /
Bevolking
4