BOEK 1: ONDERZOEKSONTWERP IN DE CRIMINOLOGIE
- bestaat uit twee delen
o CONCEPTUEEL EN ONDERZOEKSTECHNISCH ONTWERP
- Concreet samengevat: je gaat in eerste instatie nadenken over alles wat te maken
heeft met dat thema Onderzoeks-
ontwerp
o Alles wat te maken heeft met het thema zit Conceptueel
ontwerp
in “conceptueel ontwerp” Doelstelling
o Alles wat te maken heeft met de Onderzoeksmodel
technische kant vh onderzoek zit in Vraagstelling
Begripsbepaling
“onderzoekstechnisch ontwerp“ gaat over Onderzoekstechnisc
je methode, de strategie, de planning die je
h ontwerp
Onderzoeksmateriaal
gaat opzetten Onderzoeksstrategie
Onderzoeksplanning
1.1 CONCEPTUEEL ONTWERPà stellen we de vraag: wat verstaan we nu onder
jeugdcriminaliteit? Wat is mijn doelgroep dat ik wil onderzoeken? Waarom wil
je dit gaan onderzoeken? In welke maten ga ik dit onderzoeken?
1.2 ONDERZOEKSTECHNISCH ONTWERP à stel je weet waar, welke groep je
wilt onderzoeken, in welke maten etc, dan ga je gaan nadenken op welke
manier je dat nu gaat doen, er zijn verschillende manieren hiervoor vb:
interviews, Je gaat eigenlijk een onderzoeksplaning gaan opstellen om dan
hopelijk voor de deadline tot een eindresultaat te komen. en nu alles concreet
te gaan plannen zodat je eigenlijk een eindproduct kan inleveren tegen die
deadline.
Dit is een heel iteratief proces 3 kenmerken in het vet
à altijd heen en weer gaat bewegen à zeker in die eerste weken
à bijstelling/ bijsturen à Dat je daar ondersteuning krijgt van de promotor natuurlijk
ook, die jou wat gaat bijsturen en dat je altijd op jouw stappen terugkomt
à herbezinnen en herschrijven à Bij elke stap gaat het altijd over iteratief ontwerpen
en is dat dus altijd een proces waarbij je op jouw stappen kan terugkomen.
,DEEL 1: CONCEPTUEEL ONTWERP
1. DOELSTELLING
- Het allereerste waar we naar gaan kijken is doelstelling.
- Waarbij we eigenlijk een onderwerp willen kiezen die ECHT een bepaalde
doelstelling heeft.
- Het is belangrijk dat je onderzoek een bepaalde doelstelling heeft en dat jouw
onderzoek wel tot iets gaat bijdragen
- Het zoeken naar een goede doelstelling en het vastleggen ook van die doelstelling
van jouw onderzoek.
à Dit begint allemaal bij de keuze van zo een onderzoeksprobleem. Deze kan wel
beïnvloed worden door verschillende factoren*
!! niet elke student wordt beinvloed door die factoren
a. 9 BEPALENDE FACTOREN*
1STE & 2DE FACTOR: POLITIEKE EN SOCIALE CONTEXT – WENSEN VAN DE OPDRACHT
GEVER
1. Aantal grote politieke gebeurtenissen (mode-trends)
Vb à Stel dat er net een terreuraanslag is geweest op Zaventem, dan is de kans groot dat er heel veel
studenten dit interessant vinden en gaan bestuderen. We gaan kijken welke impact dit heeft gehad op
slachto>ers. We gaan kijken naar extremisme, naar radicalisering. We gaan kijken naar de aanpak van
terrorisme in andere landen.Dat is iets dat veel in het nieuws komt. Je wordt er automatisch een beetje door
getriggerd. Je wordt automatisch wat geïnteresseerd, dus dat zorgt ervoor dat je eigenlijk dan dat onderwerp
gaat kiezen om daar verder op te gaan focussen.
2. Grote wetenschappelijke instituten. (Waakhonden, long term research)
FWO, het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek,
Het kan zijn dat je een afspraak hebt gehad met je promotor en dat je, zoals bijvoorbeeld professor Wim
Martijns (arbeidswetenschappen), hoort over lopend onderzoek binnen politiezones. Je krijgt dan wat
informatie over dat project en denkt: “Dat onderwerp interesseert mij ook. Misschien kan ik aansluiten bij dat
onderzoek en er zelf een bijdrage aan leveren.”
Zo kun je dus je eigen onderzoek koppelen aan een groter project van bijvoorbeeld de Universiteit Gent, KU
Leuven of een andere universiteit. Op die manier ondersteun je bestaand onderzoek en werk je mee aan een
breder geheel.
Dergelijke projecten zijn meestal lang termijn onderzoeken — niet van zes maanden, maar vaak van
meerdere jaren. Daarom is het nuttig om met je promotor te bespreken of jij binnen dat kader een
deelonderzoek kunt uitvoeren of op een andere manier kunt bijdragen.
3. Opdrachtgevers (beleidsonderneming, one shot projects)
Kunnen universiteiten/ hogescholen/ privé-studiebureaus zijn, maar dat kan
ook zijn dat bijvoorbeeld de FOD Binnenlandse Zaken, Dat kan ook over
privébedrijven zijn, dat kan over steden, gemeenten zijn…
Het kan bijvoorbeeld gaan om een gemeente of stad waarmee je contacten hebt, en die aangeeft dat ze met
bepaalde problemen worstelen. Denk bijvoorbeeld aan vragen als: “We weten echt niet goed wat te doen
met het gebruik van sociale media onder jongeren en het pestgedrag dat daaruit voortkomt.”
Of: “We weten niet goed hoe we moeten omgaan met overlastfenomenen in onze gemeente.”
, Als student kun jij dan denken: “Dat interesseert mij wel. Misschien kan ik helpen om mee te zoeken naar
een oplossing voor dat probleem.”
Zo’n samenwerking biedt de kans om vanuit een concreet maatschappelijk probleem een onderzoek op te
starten dat ook echt een meerwaarde heeft voor de gemeenschap.
Voorbeeld 2: een ‘one shot’-project
Daarnaast bestaan er ook zogenaamde one shot-projecten. Dat zijn onderzoeken die maar op één specifiek
moment kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld tijdens de coronapandemie.
Tijdens de lockdowns dachten veel onderzoekers: “Het zou interessant zijn om te onderzoeken hoe mensen
zich nu voelen. Voelen ze zich veiliger of juist onveiliger nu ze thuis zitten, weinig contact hebben en niet naar
buiten kunnen?”
Dat soort onderzoek kon enkel tijdens die uitzonderlijke situatie worden uitgevoerd. Nadien kan dat niet
meer op dezelfde manier, tenzij je de retrospectief doet — wat het risico op vertekening met zich meebrengt.
One shot-onderzoeken zijn dus tijdelijke projecten die inspelen op een unieke context of gebeurtenis en die
meteen uitgevoerd moeten worden wanneer de gelegenheid zich voordoet.
3DE FACTOR: CRIMINOLOGISCHE PARADIGMA
à Aantal theorieën die je gaat gebruiken als je start bij je onderzoek
= theoretische school of traditie
o Individueel positivisme (biologische criminaliteitstheorieën)
o Neo-individueel positivisme (bv sociale controletheorie)
o Sociaal positivisme (ecologische theorie)
o Marxistische theorieën
o Neo-marxistische theorieën (links realisme)
o Micro, middle range en grand theorieën.
Vb. à tijdens de lessen inleiding tot de criminologie heb je een theorie opgevangen waarvan je denkt, dat is
interessant, daar wil ik mijn bachelor proef op onderzoeken, kan gaan over individueel positivisme. Ik wil
gaan kijken of dat bijvoorbeeld persoonlijkheidsstoornissen een impact hebben op delinquent gedrag. à Dat
kan zijn dat dat eerder over ecologische theorieën gaat, waarbij je meer gaat kijken naar de omgeving waarin
dat mensen wonen. Dat kan zijn dat het eerder gaat over marxistische theorieën waarbij je gaat kijken naar
inkomensongelijkheid en delinquent gedrag bijvoorbeeld.
!!!! theoretical blindness
4DE FACTOR: WAARDEN EN MAATSCHAPPELIJKE PROBLEMEN
à Je gaat een onderwerp gaan kiezen omdat je zelf een aantal waarden gaat aanhangen
waarbij je zegt …
… dat er verschillende opvattingen zijn over goed en kwaad
Vb. à je bent voorstander van de legalisering van cannabis à je wilt dat gaan analyseren in je bachelor proef
… dat er verschillende opvattingen over sociale rechtvaardigheid
… dat er verschillende opvattingen zijn over vrijheid en democratie.
Vb. à slimme camera’s dat gezichtsherkenning gaan toepassen, je vindt dit een schending van de privacy, je gaat dat
gaan onderzoeken en aantonen dat dit een schending van de privacy is
Maatschappelijk engagement vs objectiviteit
5DE FACTOR: VOORKEUR VOOR EEN METHODE
- bestaat uit twee delen
o CONCEPTUEEL EN ONDERZOEKSTECHNISCH ONTWERP
- Concreet samengevat: je gaat in eerste instatie nadenken over alles wat te maken
heeft met dat thema Onderzoeks-
ontwerp
o Alles wat te maken heeft met het thema zit Conceptueel
ontwerp
in “conceptueel ontwerp” Doelstelling
o Alles wat te maken heeft met de Onderzoeksmodel
technische kant vh onderzoek zit in Vraagstelling
Begripsbepaling
“onderzoekstechnisch ontwerp“ gaat over Onderzoekstechnisc
je methode, de strategie, de planning die je
h ontwerp
Onderzoeksmateriaal
gaat opzetten Onderzoeksstrategie
Onderzoeksplanning
1.1 CONCEPTUEEL ONTWERPà stellen we de vraag: wat verstaan we nu onder
jeugdcriminaliteit? Wat is mijn doelgroep dat ik wil onderzoeken? Waarom wil
je dit gaan onderzoeken? In welke maten ga ik dit onderzoeken?
1.2 ONDERZOEKSTECHNISCH ONTWERP à stel je weet waar, welke groep je
wilt onderzoeken, in welke maten etc, dan ga je gaan nadenken op welke
manier je dat nu gaat doen, er zijn verschillende manieren hiervoor vb:
interviews, Je gaat eigenlijk een onderzoeksplaning gaan opstellen om dan
hopelijk voor de deadline tot een eindresultaat te komen. en nu alles concreet
te gaan plannen zodat je eigenlijk een eindproduct kan inleveren tegen die
deadline.
Dit is een heel iteratief proces 3 kenmerken in het vet
à altijd heen en weer gaat bewegen à zeker in die eerste weken
à bijstelling/ bijsturen à Dat je daar ondersteuning krijgt van de promotor natuurlijk
ook, die jou wat gaat bijsturen en dat je altijd op jouw stappen terugkomt
à herbezinnen en herschrijven à Bij elke stap gaat het altijd over iteratief ontwerpen
en is dat dus altijd een proces waarbij je op jouw stappen kan terugkomen.
,DEEL 1: CONCEPTUEEL ONTWERP
1. DOELSTELLING
- Het allereerste waar we naar gaan kijken is doelstelling.
- Waarbij we eigenlijk een onderwerp willen kiezen die ECHT een bepaalde
doelstelling heeft.
- Het is belangrijk dat je onderzoek een bepaalde doelstelling heeft en dat jouw
onderzoek wel tot iets gaat bijdragen
- Het zoeken naar een goede doelstelling en het vastleggen ook van die doelstelling
van jouw onderzoek.
à Dit begint allemaal bij de keuze van zo een onderzoeksprobleem. Deze kan wel
beïnvloed worden door verschillende factoren*
!! niet elke student wordt beinvloed door die factoren
a. 9 BEPALENDE FACTOREN*
1STE & 2DE FACTOR: POLITIEKE EN SOCIALE CONTEXT – WENSEN VAN DE OPDRACHT
GEVER
1. Aantal grote politieke gebeurtenissen (mode-trends)
Vb à Stel dat er net een terreuraanslag is geweest op Zaventem, dan is de kans groot dat er heel veel
studenten dit interessant vinden en gaan bestuderen. We gaan kijken welke impact dit heeft gehad op
slachto>ers. We gaan kijken naar extremisme, naar radicalisering. We gaan kijken naar de aanpak van
terrorisme in andere landen.Dat is iets dat veel in het nieuws komt. Je wordt er automatisch een beetje door
getriggerd. Je wordt automatisch wat geïnteresseerd, dus dat zorgt ervoor dat je eigenlijk dan dat onderwerp
gaat kiezen om daar verder op te gaan focussen.
2. Grote wetenschappelijke instituten. (Waakhonden, long term research)
FWO, het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek,
Het kan zijn dat je een afspraak hebt gehad met je promotor en dat je, zoals bijvoorbeeld professor Wim
Martijns (arbeidswetenschappen), hoort over lopend onderzoek binnen politiezones. Je krijgt dan wat
informatie over dat project en denkt: “Dat onderwerp interesseert mij ook. Misschien kan ik aansluiten bij dat
onderzoek en er zelf een bijdrage aan leveren.”
Zo kun je dus je eigen onderzoek koppelen aan een groter project van bijvoorbeeld de Universiteit Gent, KU
Leuven of een andere universiteit. Op die manier ondersteun je bestaand onderzoek en werk je mee aan een
breder geheel.
Dergelijke projecten zijn meestal lang termijn onderzoeken — niet van zes maanden, maar vaak van
meerdere jaren. Daarom is het nuttig om met je promotor te bespreken of jij binnen dat kader een
deelonderzoek kunt uitvoeren of op een andere manier kunt bijdragen.
3. Opdrachtgevers (beleidsonderneming, one shot projects)
Kunnen universiteiten/ hogescholen/ privé-studiebureaus zijn, maar dat kan
ook zijn dat bijvoorbeeld de FOD Binnenlandse Zaken, Dat kan ook over
privébedrijven zijn, dat kan over steden, gemeenten zijn…
Het kan bijvoorbeeld gaan om een gemeente of stad waarmee je contacten hebt, en die aangeeft dat ze met
bepaalde problemen worstelen. Denk bijvoorbeeld aan vragen als: “We weten echt niet goed wat te doen
met het gebruik van sociale media onder jongeren en het pestgedrag dat daaruit voortkomt.”
Of: “We weten niet goed hoe we moeten omgaan met overlastfenomenen in onze gemeente.”
, Als student kun jij dan denken: “Dat interesseert mij wel. Misschien kan ik helpen om mee te zoeken naar
een oplossing voor dat probleem.”
Zo’n samenwerking biedt de kans om vanuit een concreet maatschappelijk probleem een onderzoek op te
starten dat ook echt een meerwaarde heeft voor de gemeenschap.
Voorbeeld 2: een ‘one shot’-project
Daarnaast bestaan er ook zogenaamde one shot-projecten. Dat zijn onderzoeken die maar op één specifiek
moment kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld tijdens de coronapandemie.
Tijdens de lockdowns dachten veel onderzoekers: “Het zou interessant zijn om te onderzoeken hoe mensen
zich nu voelen. Voelen ze zich veiliger of juist onveiliger nu ze thuis zitten, weinig contact hebben en niet naar
buiten kunnen?”
Dat soort onderzoek kon enkel tijdens die uitzonderlijke situatie worden uitgevoerd. Nadien kan dat niet
meer op dezelfde manier, tenzij je de retrospectief doet — wat het risico op vertekening met zich meebrengt.
One shot-onderzoeken zijn dus tijdelijke projecten die inspelen op een unieke context of gebeurtenis en die
meteen uitgevoerd moeten worden wanneer de gelegenheid zich voordoet.
3DE FACTOR: CRIMINOLOGISCHE PARADIGMA
à Aantal theorieën die je gaat gebruiken als je start bij je onderzoek
= theoretische school of traditie
o Individueel positivisme (biologische criminaliteitstheorieën)
o Neo-individueel positivisme (bv sociale controletheorie)
o Sociaal positivisme (ecologische theorie)
o Marxistische theorieën
o Neo-marxistische theorieën (links realisme)
o Micro, middle range en grand theorieën.
Vb. à tijdens de lessen inleiding tot de criminologie heb je een theorie opgevangen waarvan je denkt, dat is
interessant, daar wil ik mijn bachelor proef op onderzoeken, kan gaan over individueel positivisme. Ik wil
gaan kijken of dat bijvoorbeeld persoonlijkheidsstoornissen een impact hebben op delinquent gedrag. à Dat
kan zijn dat dat eerder over ecologische theorieën gaat, waarbij je meer gaat kijken naar de omgeving waarin
dat mensen wonen. Dat kan zijn dat het eerder gaat over marxistische theorieën waarbij je gaat kijken naar
inkomensongelijkheid en delinquent gedrag bijvoorbeeld.
!!!! theoretical blindness
4DE FACTOR: WAARDEN EN MAATSCHAPPELIJKE PROBLEMEN
à Je gaat een onderwerp gaan kiezen omdat je zelf een aantal waarden gaat aanhangen
waarbij je zegt …
… dat er verschillende opvattingen zijn over goed en kwaad
Vb. à je bent voorstander van de legalisering van cannabis à je wilt dat gaan analyseren in je bachelor proef
… dat er verschillende opvattingen over sociale rechtvaardigheid
… dat er verschillende opvattingen zijn over vrijheid en democratie.
Vb. à slimme camera’s dat gezichtsherkenning gaan toepassen, je vindt dit een schending van de privacy, je gaat dat
gaan onderzoeken en aantonen dat dit een schending van de privacy is
Maatschappelijk engagement vs objectiviteit
5DE FACTOR: VOORKEUR VOOR EEN METHODE