1. Zenuwweefsel: neuronen en
glia
Inleiding
Functies zenuwweefsel
- Opnemen prikkels
- Prikkels omvormen tt zenuwimpulsen
- Overdragen zenuwimpulsen nr andere neuronen of effectorcellen thv synaps
Samenstelling zenuwweefsel
Indeling
Componenten zenuwweefsel
- Neuronen met uitlopers (=neurieten): functionele eenheden
- Gliacellen: ondersteunen/beschermen neuronen
- BW met bloedvaten
o CZS = meningen
o PZS = endoneurium/perineurium/epineurium
Neuronen
Drie delen
- Perikaryon of soma
- Dendrieten of afferente vezels: prikkels ontvangen
- Axonen of efferente vezels: geleiden zenuwimpulsen
Onderverdeling obv aantal uitlopers
- Multipolaire neuronen = meerdere dendrieten en 1 axon
o Meest voorkomend
- Bipolaire neuronen = 1 dendriet en 1 axon
o Retina en olfactorische cellen
- Unipolaire neuronen = 1 uitloper splitst dichtbij soma: 1 nr perifeer, 1 nr CZS
o Uitlopers uitzicht van axonen
o In spinale ganglia/ganglia craniale zenuwen
,Perikaryon of soma
- Kern: groot, rond, euchromatine, prominent nucleool
- Cytoplasma:
o Mt (neurieten én cillichamen), GA (enkel cellichamen), GER
o Sterk ontwikkeld RER + vrije ribosomen
Nisslse lichamen: aggregaten basofiel materiaal RER (sterk bij motorneuronen)
Hoge proteïnesynthese
o Microtubuli (25 nm) en neurfilamenten (10 nm) vormen neurofibrillen)
Dendrieten – afferenten
Ontstaat op soma
- Geen GER of secretievesikels met nt
- Wel RER en neurofibrillen
- Arborisatie: dunner bij elke vertakking
- Dendritic spines = glemmulae: uitstulpingen thv synaps
o Grote plasticiteit: adaptatie, leergedrag, geheugen
Axon – efferente
Ontstaat op axonheuvel
- Geen RER
- Wel mt, GER (dus ook vesikels met nt) en neurofibrillen
- Constante diameter
- Telodendria = bouton terminal: bolvormige verbreding gevuld met vesikels
,Axonaal transport
- Snel transport: 0.5-4 cm/dag, rails uit microtubuli
o Anterograad: cellichaam synaps
Kinesine
o Retrograaf: synaps cellichaam
Dyneïne
- Traag transport: mm/dag
o Transport axonale cytoskelet zelf
Komt overeen met snelheid regeneratie en groei
DENDRIET – postsynaptisch AXON – presynaptisch
Functie Receptie Geleiding + transmissie
Richting Afferent Efferent
Aantal 1 of meer 1
Lengte Kort Lang (tt > 1m)
Diameter Verkleind Constant
Oorsprong Perikaryon Axonheuvel
Collateralen Ja Ja
Nisslse korrels (ER) Ja Nee
Neurofibrillen Ja (vnl neurotubuli) Ja (vnl neurofilamenten)
Uiteinde Dendritic spines/gemmulae Telodendria/bouton terminal
, Gliacellen
2 x zoveel als neuronen
- CZS: oligodendrocyten, ependymcellen, astrocyten en microgliacellen
- PZS: Schwanncellen, satellietcellen
Oorsprong: neurectodermn (behalve microgliacellen mesodermaal, beenmerg)
Centraal zenuwstelsel
Oligocendrocyten:
Myeliniserende cellen (homoloog Schwann)
- Klein, korte uitlopers, heterochromatine-kern
- Frequentste in witte stof: hoge concentratie lipiden in myeline
- In grijze stof: nauwe associatie met perikarya
glia
Inleiding
Functies zenuwweefsel
- Opnemen prikkels
- Prikkels omvormen tt zenuwimpulsen
- Overdragen zenuwimpulsen nr andere neuronen of effectorcellen thv synaps
Samenstelling zenuwweefsel
Indeling
Componenten zenuwweefsel
- Neuronen met uitlopers (=neurieten): functionele eenheden
- Gliacellen: ondersteunen/beschermen neuronen
- BW met bloedvaten
o CZS = meningen
o PZS = endoneurium/perineurium/epineurium
Neuronen
Drie delen
- Perikaryon of soma
- Dendrieten of afferente vezels: prikkels ontvangen
- Axonen of efferente vezels: geleiden zenuwimpulsen
Onderverdeling obv aantal uitlopers
- Multipolaire neuronen = meerdere dendrieten en 1 axon
o Meest voorkomend
- Bipolaire neuronen = 1 dendriet en 1 axon
o Retina en olfactorische cellen
- Unipolaire neuronen = 1 uitloper splitst dichtbij soma: 1 nr perifeer, 1 nr CZS
o Uitlopers uitzicht van axonen
o In spinale ganglia/ganglia craniale zenuwen
,Perikaryon of soma
- Kern: groot, rond, euchromatine, prominent nucleool
- Cytoplasma:
o Mt (neurieten én cillichamen), GA (enkel cellichamen), GER
o Sterk ontwikkeld RER + vrije ribosomen
Nisslse lichamen: aggregaten basofiel materiaal RER (sterk bij motorneuronen)
Hoge proteïnesynthese
o Microtubuli (25 nm) en neurfilamenten (10 nm) vormen neurofibrillen)
Dendrieten – afferenten
Ontstaat op soma
- Geen GER of secretievesikels met nt
- Wel RER en neurofibrillen
- Arborisatie: dunner bij elke vertakking
- Dendritic spines = glemmulae: uitstulpingen thv synaps
o Grote plasticiteit: adaptatie, leergedrag, geheugen
Axon – efferente
Ontstaat op axonheuvel
- Geen RER
- Wel mt, GER (dus ook vesikels met nt) en neurofibrillen
- Constante diameter
- Telodendria = bouton terminal: bolvormige verbreding gevuld met vesikels
,Axonaal transport
- Snel transport: 0.5-4 cm/dag, rails uit microtubuli
o Anterograad: cellichaam synaps
Kinesine
o Retrograaf: synaps cellichaam
Dyneïne
- Traag transport: mm/dag
o Transport axonale cytoskelet zelf
Komt overeen met snelheid regeneratie en groei
DENDRIET – postsynaptisch AXON – presynaptisch
Functie Receptie Geleiding + transmissie
Richting Afferent Efferent
Aantal 1 of meer 1
Lengte Kort Lang (tt > 1m)
Diameter Verkleind Constant
Oorsprong Perikaryon Axonheuvel
Collateralen Ja Ja
Nisslse korrels (ER) Ja Nee
Neurofibrillen Ja (vnl neurotubuli) Ja (vnl neurofilamenten)
Uiteinde Dendritic spines/gemmulae Telodendria/bouton terminal
, Gliacellen
2 x zoveel als neuronen
- CZS: oligodendrocyten, ependymcellen, astrocyten en microgliacellen
- PZS: Schwanncellen, satellietcellen
Oorsprong: neurectodermn (behalve microgliacellen mesodermaal, beenmerg)
Centraal zenuwstelsel
Oligocendrocyten:
Myeliniserende cellen (homoloog Schwann)
- Klein, korte uitlopers, heterochromatine-kern
- Frequentste in witte stof: hoge concentratie lipiden in myeline
- In grijze stof: nauwe associatie met perikarya