BIOLOGISCHE
ANTROPOLOGIE
1
,BOEK 1:
1. ALGEMENE INLEIDENDE BESCHOUWINGEN
INLEIDING
Theodosius Dobzhansky:
‘Niets in biologie is logisch… behalve in het licht van de evolutie’
→ Geen enkele bevinding kan ten volle begrepen worden zonder te kijken in welke mate bepaalde
bevindingen een plaats kunnen krijgen in de evolutie door middel van natuurlijke selectie
Biologische antropologie = wetenschappelijke studie van de mens
ANTROPOLOGIE EN DIENS SUBVELDEN
Antropologie: ‘4-field approach’ → 4 overkoepelende domeinen die gebruikt worden om een totaal beeld
te krijgen van de mens
• Culturele antropologie
Studie van menselijke samenlevingen, vooral in cross-culturele context (= vergelijken
van culturen) → kan biologische neigingen versterken en afremmen
Vb. etnologie, etnografie
• Linguïstische antropologie = talen die wij spreken of ooit gepsroken hebben, ook taalvariantie
(dialecten)
Studie van taal, geschiedenis en gebruik in culturen
Linguïstische vorm = grammaticale regels
Linguïstische functie = waarom spreken wij?
Robin Dunbar
Wat is de sociale context waarin taal ontwikkelde?
Taal = bioculturele parasiet → parasiet leeft op gastheer (vb. virus), kunnen niet leven
zonder gastheer maar kunnen wel samen evolueren → geen enkele taal is onveranderlijk
• Archeologie
Artefacten = vondsten vanuit het verleden gemaakt door samenlevingen/leden in
samenlevingen → draagt bij tot onze kennis, om dingen te kunnen maken moeten er
bepaalde cognitieve vaardigheden zijn
Vb. van stenen vuistbijlen tot zwaarden
Materiële cultuur
Archeogenetica: nieuw en razendsnel ontwikkeld gebied
• Biologische antropologie
Een biologische antropoloog is elke wetenschapper die de menselijke soort vanuit
evolutionair perspectief bestudeert
Biologie en cultuur zijn in complexe wisselwerking met elkaar → biologie produceert cultuur, maar
cultuur kan biologie beïnvloeden (kan grenzen stellen) → maar is niet oneindig
2
,Reikwijdte van de biologische antropologie:
• Paleoantropologie
De studie van de fossiele overblijfselen van voorouderlijke mensachtigen en hun naaste
verwanten (primaten).
Onderzoek begint met veldwerk
Studie gebeurt in musea en universitaire labo’s
• Skeletale biologie
De studie van het menselijk skelet en de patronen en processen van menselijke groei,
fysiologie en ontwikkeling
Antopometrici = eerste generatie van biologische antropologen → doen metingen van
het menselijk lichaam (gemiddelden, variaties…)
• Paleopathologie
Studie over ziektes in oude mensleijke populaties (bacteriën en virussen)
Menselijke resten in archeologische context
Vb. sporen van infecties op botten en schedels
• Forensische antropologie
Studie van menselijke overblijfselen in legale (forensische) context → gebruikt bij het
verklaren van misdrijven
Vb. aard van de impact van verwondingen zoeken op skeletten
Vb. onderzoeken van massagraven (geslachten, leeftijden…)
Oorlogsmisdrijven (genocide)
Moord: doodsoorzaak en sporenonderzoek (DNA-revolutie in forensische
context)
Verkrachting: ‘rape kit’
• Primatologie
Studie van niet-menselijke primaten en hun anatomie, genetica, gedrag en ecologie →
inzicht in evolutionaire verschillen en gelijkenissen
Niet-menselijke primaten zijn evolutionair aangepast aan sociaal leven →
ontwikkeling van andere eigenschappen (vb. afhankelijkheid)
• Niet in groep leven = niet-solitair
Grote sekseverschillen
• Vb. de moederlijke investering bij chimpansees vs geen vaderlijke
investering in nageslacht
• Sekse = biologisch geslacht
Vb. gedrag terugvinden in primaten stelt dat het gedrag een oud bestaan heeft
van bij voorouders
Pioniers: Jane Goodall (toonde groepsagressie onder chimpansees aan) en Diane Fossey
(vb. het onderzoeken van empathie bij gorilla’s)
Invloedrijk: Richard Wrangham (chimpansees) en Frans De Waal (Bonobo)
3
, • Menselijke biologie
Studie van de menselijke groie en ontwikkeling, adaptatie aan extreme
omgevingsomstandigheden en menselijke genetica
Variaties tussen individuen en groepen
Voedingsantropologie = studie van de samenhang tussen dieet, cultuur en evolutie
Co-evolutie
Vb. Biomedische antropologie
Studie over de effecten van vervuiling en giftige stoffen op de menselijke groei
Vb. Moleculaire antropologie
De studie van de genetische benadering van evolutionaire wetenschap →
verschillen tussen (en binnen) mensen en niet-menselijke primaten
DE OORSPRONG VAN DE MODERNE BIO-ANTROPOLOGIE
Moderne bio-antropologie: gebaseerd op evolutietheorie (19 e eeuw) → redelijk jonge wetenschap
• Oude benaming: ‘physical anthropology’
In de eerste helft van 20e eeuw vooral bezig met antropometrie (lichaam, contructie en
cranium)
Monogenisme-polygenisme debat: één ras vs verschillende rassen → “Wanneer spreken
over een soort?”
• ‘Nieuwe’ fysische antropologie
Gebaseerd op de ‘Neo-Darwinistische synthesis’ van genetica, anatomie, ecologie, en
gedrag met evolutietheorie van Darwin
• Paleoantropologie
Nieuwe dateertechnieken (archeogenetica)
Vandaag zeer multidisciplinair
4
ANTROPOLOGIE
1
,BOEK 1:
1. ALGEMENE INLEIDENDE BESCHOUWINGEN
INLEIDING
Theodosius Dobzhansky:
‘Niets in biologie is logisch… behalve in het licht van de evolutie’
→ Geen enkele bevinding kan ten volle begrepen worden zonder te kijken in welke mate bepaalde
bevindingen een plaats kunnen krijgen in de evolutie door middel van natuurlijke selectie
Biologische antropologie = wetenschappelijke studie van de mens
ANTROPOLOGIE EN DIENS SUBVELDEN
Antropologie: ‘4-field approach’ → 4 overkoepelende domeinen die gebruikt worden om een totaal beeld
te krijgen van de mens
• Culturele antropologie
Studie van menselijke samenlevingen, vooral in cross-culturele context (= vergelijken
van culturen) → kan biologische neigingen versterken en afremmen
Vb. etnologie, etnografie
• Linguïstische antropologie = talen die wij spreken of ooit gepsroken hebben, ook taalvariantie
(dialecten)
Studie van taal, geschiedenis en gebruik in culturen
Linguïstische vorm = grammaticale regels
Linguïstische functie = waarom spreken wij?
Robin Dunbar
Wat is de sociale context waarin taal ontwikkelde?
Taal = bioculturele parasiet → parasiet leeft op gastheer (vb. virus), kunnen niet leven
zonder gastheer maar kunnen wel samen evolueren → geen enkele taal is onveranderlijk
• Archeologie
Artefacten = vondsten vanuit het verleden gemaakt door samenlevingen/leden in
samenlevingen → draagt bij tot onze kennis, om dingen te kunnen maken moeten er
bepaalde cognitieve vaardigheden zijn
Vb. van stenen vuistbijlen tot zwaarden
Materiële cultuur
Archeogenetica: nieuw en razendsnel ontwikkeld gebied
• Biologische antropologie
Een biologische antropoloog is elke wetenschapper die de menselijke soort vanuit
evolutionair perspectief bestudeert
Biologie en cultuur zijn in complexe wisselwerking met elkaar → biologie produceert cultuur, maar
cultuur kan biologie beïnvloeden (kan grenzen stellen) → maar is niet oneindig
2
,Reikwijdte van de biologische antropologie:
• Paleoantropologie
De studie van de fossiele overblijfselen van voorouderlijke mensachtigen en hun naaste
verwanten (primaten).
Onderzoek begint met veldwerk
Studie gebeurt in musea en universitaire labo’s
• Skeletale biologie
De studie van het menselijk skelet en de patronen en processen van menselijke groei,
fysiologie en ontwikkeling
Antopometrici = eerste generatie van biologische antropologen → doen metingen van
het menselijk lichaam (gemiddelden, variaties…)
• Paleopathologie
Studie over ziektes in oude mensleijke populaties (bacteriën en virussen)
Menselijke resten in archeologische context
Vb. sporen van infecties op botten en schedels
• Forensische antropologie
Studie van menselijke overblijfselen in legale (forensische) context → gebruikt bij het
verklaren van misdrijven
Vb. aard van de impact van verwondingen zoeken op skeletten
Vb. onderzoeken van massagraven (geslachten, leeftijden…)
Oorlogsmisdrijven (genocide)
Moord: doodsoorzaak en sporenonderzoek (DNA-revolutie in forensische
context)
Verkrachting: ‘rape kit’
• Primatologie
Studie van niet-menselijke primaten en hun anatomie, genetica, gedrag en ecologie →
inzicht in evolutionaire verschillen en gelijkenissen
Niet-menselijke primaten zijn evolutionair aangepast aan sociaal leven →
ontwikkeling van andere eigenschappen (vb. afhankelijkheid)
• Niet in groep leven = niet-solitair
Grote sekseverschillen
• Vb. de moederlijke investering bij chimpansees vs geen vaderlijke
investering in nageslacht
• Sekse = biologisch geslacht
Vb. gedrag terugvinden in primaten stelt dat het gedrag een oud bestaan heeft
van bij voorouders
Pioniers: Jane Goodall (toonde groepsagressie onder chimpansees aan) en Diane Fossey
(vb. het onderzoeken van empathie bij gorilla’s)
Invloedrijk: Richard Wrangham (chimpansees) en Frans De Waal (Bonobo)
3
, • Menselijke biologie
Studie van de menselijke groie en ontwikkeling, adaptatie aan extreme
omgevingsomstandigheden en menselijke genetica
Variaties tussen individuen en groepen
Voedingsantropologie = studie van de samenhang tussen dieet, cultuur en evolutie
Co-evolutie
Vb. Biomedische antropologie
Studie over de effecten van vervuiling en giftige stoffen op de menselijke groei
Vb. Moleculaire antropologie
De studie van de genetische benadering van evolutionaire wetenschap →
verschillen tussen (en binnen) mensen en niet-menselijke primaten
DE OORSPRONG VAN DE MODERNE BIO-ANTROPOLOGIE
Moderne bio-antropologie: gebaseerd op evolutietheorie (19 e eeuw) → redelijk jonge wetenschap
• Oude benaming: ‘physical anthropology’
In de eerste helft van 20e eeuw vooral bezig met antropometrie (lichaam, contructie en
cranium)
Monogenisme-polygenisme debat: één ras vs verschillende rassen → “Wanneer spreken
over een soort?”
• ‘Nieuwe’ fysische antropologie
Gebaseerd op de ‘Neo-Darwinistische synthesis’ van genetica, anatomie, ecologie, en
gedrag met evolutietheorie van Darwin
• Paleoantropologie
Nieuwe dateertechnieken (archeogenetica)
Vandaag zeer multidisciplinair
4