Onderwerp p Definitie
Noteer op het samplepunt of het gedrag er was tijdens één of meer molmenten in de
0/1 registratie 189
hele tijdsample.
Ad libitum observeren 141 Volledig vrij observeren, zonder regels vooraf.
Advies 199 Handelingsgerichte conclusie.
Jouw waarneming van hoe anderen zich gedragen tegenover jou, waaruit jij afleidt wat
Afgeleide observatie 6
zij over jou denken en voelen.
gaat over de mate waarin het doel en de omgeving van de observatieschaal geschikt
Afstemming van de observatieschaal 163
zijn voor je observaties.
Het voortdurend en ongemerkt waarnemen, verwerken en interpreteren van
Alledaags observeren 3
zintuigelijke prikkels.
Alledaags vs prof. observeren 10
Het automatisch geven van een betekenis aan het gedrag van anderen en jezelf, en
Attributie 6
hiervoor naar verklaringen zoeken.
Availability-effect 85 Toegankelijkheidseffect; vertrouwde situaties neem je sneller aan.
Basisgevoelens 4 4 BG: boosheid, vreugde, verdriet, angst; 7 BG: + afkeer, verrassing & minachting.
Basisplan observatierapport 205
Beschrijvende interpretatie 202 Kwalificeert het resultaat inhoudelijk.
Beschrijvende observatie 135 De belangrijste kenmerken van een gedraging, persoon of situatie.
Betrouwbaarheid 113 Stabiliteit waarneming; Blijft je observatie onveranderlijk tussen personen of in de tijd?
Bias 8 Het waarnemen van een vervormt beeld van de werkelijkheid.
Als participerend observator slechts toegang hebt tot een deel van de situatie of het
Biased viewpoint-effect 26
gedrag, met name dat deel waar je zelf aan deelneemt.
Binnenbeoordelaarsbetrouwbaarheid 116 Hoe stabiel je zelf een gedraging of situatie observeert?
Bronvermelding 208 betekent dat je aangeeft uit welke bron de observatie komt.
Cogn-emo. effecten en opl. 141
Conclusie 199 Het antwoord op de vraag van je observatie.
Consequentie-indeling 165 Categorieën van de gevolgen waartoe het gedrag leidt.
Constructievaliditeit 121 De mate waarin je met het geobserveerde gedrag meet wat je wilt.
Continu registreren 188 Noteer je al het doelgedrag in het tijdsinterval of de volledige observatiesessie.
Contrastfout 91 Weinig bekendheid, zie je snel als tegengesteld van jezelf.
, Datgene dat je wilt observeren als participerend observator zelf actief beïnvloeden en
Controle-effect 27
wijzigen.
De diverse observaties logisch samenvoegen tot een samenhangende conclusie of
Convergent denken 210
coherent advies.
Vaardigheid om de culturele eigenschappen van gedrag of situaties evenwichtig in te
Culturele competentie 103
schatten.
Weinig oog hebben boor, inzicht en begrip van de socioculturele eigenschappen in het
Culturele onderschatting 102
gedrag van de geobserveerde personen.
De afstand in handel-, denk-en voelwijzen tussen jezelf en geobserveerde persoon of
Culturele overschatting 102
situatie als groter dan die in werkelijkheid is.
Vooral denkt en volet vanuit je eigen culturele schema's of deze als superieur
Cultuurcentrisme 102
beschouwt.
De vaardigheid om de diverse cultuurgebonden betekenissen van gedrag te
Cultuursensitiviteit 102
herkennen.
De observatieschaal in vier stappen 161
Het gericht vertalen van een onderliggende eigenschap naar direct waarneembaar
Deductieve denkweg 20 21
gedrag.
Deontologie 125 Beroepscode
Discontinu registreren 189 Noteer je het gedrag alleen op specifieke momenten van de observatiesessie.
Divergent denken 210 Bij de waarnemingen zijn er meer dan één mogelijke interpretatie, conclusie of advies.
Doelgedrag 171 Het gedrag tot de kern van je observatie behoort.
Doelgerichte aandacht 9
Duur 178 De tijd van start tot het einde van één gedraging.
Allereerste waarneming van de persoon bouw je direct gedachten en gevoelens op
Eerste indruk 5
(7s).
En wanneer wel? 18
Ethiek 125 Maatschappelijke gedragsregels die niet beperkt zijn tot een beroep.
Event 22 De kleinste gedragseenheid die opo zich nog een betekenisvol geheel vormt.
Het benoemen en het verwoorden van interne & externe waarnemingen, zoals
Expliciteren 27 gedachten, gevoelens, waarden, normen & situaties die zich ongemerkt of impliciet
voordoen.
Focus registratie van doelgedrag op 1 persoon of een situatie, groepje personen,
Focuspersoonsampling 146
interactie die men als 1 geheel beschouwd.
Frequentiemeting 178 Observatie van hoe vaak het doelgedrag voorkomt.
Fundamentele attributiefout 90 De oorzaak van - gedrag van anderen toeschrijft aan een blijvend persoonskenmerk
Noteer op het samplepunt of het gedrag er was tijdens één of meer molmenten in de
0/1 registratie 189
hele tijdsample.
Ad libitum observeren 141 Volledig vrij observeren, zonder regels vooraf.
Advies 199 Handelingsgerichte conclusie.
Jouw waarneming van hoe anderen zich gedragen tegenover jou, waaruit jij afleidt wat
Afgeleide observatie 6
zij over jou denken en voelen.
gaat over de mate waarin het doel en de omgeving van de observatieschaal geschikt
Afstemming van de observatieschaal 163
zijn voor je observaties.
Het voortdurend en ongemerkt waarnemen, verwerken en interpreteren van
Alledaags observeren 3
zintuigelijke prikkels.
Alledaags vs prof. observeren 10
Het automatisch geven van een betekenis aan het gedrag van anderen en jezelf, en
Attributie 6
hiervoor naar verklaringen zoeken.
Availability-effect 85 Toegankelijkheidseffect; vertrouwde situaties neem je sneller aan.
Basisgevoelens 4 4 BG: boosheid, vreugde, verdriet, angst; 7 BG: + afkeer, verrassing & minachting.
Basisplan observatierapport 205
Beschrijvende interpretatie 202 Kwalificeert het resultaat inhoudelijk.
Beschrijvende observatie 135 De belangrijste kenmerken van een gedraging, persoon of situatie.
Betrouwbaarheid 113 Stabiliteit waarneming; Blijft je observatie onveranderlijk tussen personen of in de tijd?
Bias 8 Het waarnemen van een vervormt beeld van de werkelijkheid.
Als participerend observator slechts toegang hebt tot een deel van de situatie of het
Biased viewpoint-effect 26
gedrag, met name dat deel waar je zelf aan deelneemt.
Binnenbeoordelaarsbetrouwbaarheid 116 Hoe stabiel je zelf een gedraging of situatie observeert?
Bronvermelding 208 betekent dat je aangeeft uit welke bron de observatie komt.
Cogn-emo. effecten en opl. 141
Conclusie 199 Het antwoord op de vraag van je observatie.
Consequentie-indeling 165 Categorieën van de gevolgen waartoe het gedrag leidt.
Constructievaliditeit 121 De mate waarin je met het geobserveerde gedrag meet wat je wilt.
Continu registreren 188 Noteer je al het doelgedrag in het tijdsinterval of de volledige observatiesessie.
Contrastfout 91 Weinig bekendheid, zie je snel als tegengesteld van jezelf.
, Datgene dat je wilt observeren als participerend observator zelf actief beïnvloeden en
Controle-effect 27
wijzigen.
De diverse observaties logisch samenvoegen tot een samenhangende conclusie of
Convergent denken 210
coherent advies.
Vaardigheid om de culturele eigenschappen van gedrag of situaties evenwichtig in te
Culturele competentie 103
schatten.
Weinig oog hebben boor, inzicht en begrip van de socioculturele eigenschappen in het
Culturele onderschatting 102
gedrag van de geobserveerde personen.
De afstand in handel-, denk-en voelwijzen tussen jezelf en geobserveerde persoon of
Culturele overschatting 102
situatie als groter dan die in werkelijkheid is.
Vooral denkt en volet vanuit je eigen culturele schema's of deze als superieur
Cultuurcentrisme 102
beschouwt.
De vaardigheid om de diverse cultuurgebonden betekenissen van gedrag te
Cultuursensitiviteit 102
herkennen.
De observatieschaal in vier stappen 161
Het gericht vertalen van een onderliggende eigenschap naar direct waarneembaar
Deductieve denkweg 20 21
gedrag.
Deontologie 125 Beroepscode
Discontinu registreren 189 Noteer je het gedrag alleen op specifieke momenten van de observatiesessie.
Divergent denken 210 Bij de waarnemingen zijn er meer dan één mogelijke interpretatie, conclusie of advies.
Doelgedrag 171 Het gedrag tot de kern van je observatie behoort.
Doelgerichte aandacht 9
Duur 178 De tijd van start tot het einde van één gedraging.
Allereerste waarneming van de persoon bouw je direct gedachten en gevoelens op
Eerste indruk 5
(7s).
En wanneer wel? 18
Ethiek 125 Maatschappelijke gedragsregels die niet beperkt zijn tot een beroep.
Event 22 De kleinste gedragseenheid die opo zich nog een betekenisvol geheel vormt.
Het benoemen en het verwoorden van interne & externe waarnemingen, zoals
Expliciteren 27 gedachten, gevoelens, waarden, normen & situaties die zich ongemerkt of impliciet
voordoen.
Focus registratie van doelgedrag op 1 persoon of een situatie, groepje personen,
Focuspersoonsampling 146
interactie die men als 1 geheel beschouwd.
Frequentiemeting 178 Observatie van hoe vaak het doelgedrag voorkomt.
Fundamentele attributiefout 90 De oorzaak van - gedrag van anderen toeschrijft aan een blijvend persoonskenmerk
