Rehabilitation aspects in relation to Knee OsteoArthritis (Knee OA)
Introduction
Diagnostische criteria voor artrose
Radiografische artrose = ( → gr2+)
● Duidelijke osteofyten en gewrichtsspleetvernauwing
Symptomatische artrose
● Radiografische artrose + symptomen van gewrichtspijn of gewrichtsstijfheid
Notities:
Pt kan radiografische artrose hebben zonder pijn (artrose zichtbaar op röntgen maar zonder
klachten). Bij symptomatisch zijn er klachten en radiografische artrose op de röntgen. ⅓ met
radiografische OA vertonen symptomen van OA. Vanaf graad 2 (K&L) is het pas te zien op
beeldvorming.
Voorbeeld
Röntgenfoto toont (gr 4 Kellgren&Lawrence)
● Gewrichtsspleetvernauwing (1)
● Osteofyt (2)
● Subchondrale sclerose (3)
Notities:
De subchondrale sclerose, vaak duidelijk op gewone röntgenopnames te zien, is het gevolg
van een langdurige overbelasting van het gewricht waardoor in het subchondraal bot kleine
barstjes ontstaan die helen en zo leiden tot een verdichting (verhoogde verkalking) van dit
bot met verlies van zijn schokdemperfunctie voor gevolg. Deze functie dient overgenomen te
worden door het kraakbeen wat tot sneller slijtage ervan leidt.
OA-ontwikkeling is multifactorieel
Notities:
Multifactoriële (intrinsieke en extrinsieke) oorzaken van OA.
1
,Risico, prognostische en predictieve factor
Risicofactor
● Definitie = een variabele die gepaard gaat met een verhoogd risico. (correlatie, geen
causaal verband)
Prognostische factor
● Definitie = elk kenmerk van een ziekte of van de uitkomst voor een patiënt dat erop
wijst dat hij of zij in positieve of negatieve zin door een ziekte zal worden beïnvloed.
(causaal verband)
● Een prognostische factor kan dus informatie verschaffen over de klinische uitkomst
op het moment van de diagnose, ongeacht de behandeling.
Predictieve factor
● Een voorspellende factor is afhankelijk van de behandeling.
Notities:
We weten niet veel over risicofactoren en kunnen ze niet voorspellen. We hebben wel een
goed zicht op de prognostische factoren.
Risico- versus beschermende factoren: patiënten met knieartrose
Factoren die het risico verhogen (slechter Factoren die bescherming bieden (betere
functioneren) uitkomst)
Leeftijd ↑ Kracht ↑
Laksheid en proprioceptieve Zelfredzaamheid ↑
onnauwkeurigheid (WOMAC) ↑ Sociale steun ↑
BMI ↑ Activiteitsniveau (hoeveelheid aerobe
Kniepijn (VAS) ↑ training/week) ↑
Notities:
WOMAC verwijst naar een vragenlijst die o.a. pijn, stijfheid en functie meet.
Op weg naar secundaire preventie bij vroege knieartrose
Prognostische factoren voor knieartrose (systematic review Prof Van Assche)
● Genetica
● Previous injury (vorige blessure)
● Combi genetica + prev injury
● Malalignment
● Obesitas
● Combi malalignment + obesitas
● Sedentaire levensstijl
● Leeftijd
● Baseline pijn
Notities:
Genetische voorbeschiktheid is de grootste prognostische factor (bv. vader/moeder heeft
OA). Dikte van pijl ~ hoe meer voorspellend de factor is. Een vorige blessure is enkel een
prognostische factor in combinatie met een genetische predispositie.
2
, Combinaties van risicofactoren:
● Obesitas + malalignment (bv. valgus / varus)
○ Slechte prognose, direct aanpak noodzakelijk (belasting)
● Vorige blessure + genetische voorbeschiktheid
○ Altijd genetische factoren bevragen, zodat we kunnen inschatten of er een
herval optreedt binnenkort
○ Bv. na zware knieblessure → vraag ouders na over familiale
voorgeschiedenis
● Sedentaire levensstijl + leeftijd
○ De evolutie van OA zal ‘verergeren’
○ Indien je niet sedentair bent dan is deze relatie niet zo sterk
Factoren die verband houden met baseline pijn bij vroege knieartrose
Baseline pain
● Psychosociale factoren
● Verminderde spierfunctie
● Functionele achteruitgang
● Verhoogde belasting van het mediale gewricht
Notities:
Impaired muscle function: geen goede controle over proximale heupmusculatuur of
quadriceps. Increased medial joint loading, wanneer kraakbeen afbreekt, vaak aan de
mediale kant (60% van load komt op mediale kant, 40% op de laterale kant) → meer naar
varus en hierdoor meer mediale belasting. Typisch gerelateerd aan baseline pijn. Functional
decline gaat over ADL taken. Functionele achteruitgang hangt sterk samen met pijn: hoe
slechter iemand functioneert, hoe meer baseline pijn hij/zij rapporteert.
Voorbeeld: Profielen Vroege knieartrose (EK OA)
● Posttraumatische 20-jarige patiënt die terugkeert naar competitieve sport met een
hoog risico op hernieuwd letsel.
● Posttraumatische EK OA bij een 30-jarige man.
● EK OA bij een 50-jarige vrouw of man met varusafwijking en familiegeschiedenis van
knieprothesen.
● EK OA bij een 55-jarige postmenopauzale vrouw met overgewicht en een zittende
levensstijl.
● EK OA bij een 52-jarige vrouw of man zonder duidelijke klinische risicofactoren en
zonder radiografische afwijkingen
Notities:
De belangrijkste vraag bij deze groep patiënten is: “Is er een voorgeschiedenis van OA in de
familie?” want dit vergroot namelijk het risico op het vervroegd krijgen van knie OA zeker in
combinatie met een voormalige knieblessure. We moeten eerlijk zijn tegen de patiënt en
hem vertellen dat het beter is om in sport te participeren waarbij re-injury risk lager is.
3
Introduction
Diagnostische criteria voor artrose
Radiografische artrose = ( → gr2+)
● Duidelijke osteofyten en gewrichtsspleetvernauwing
Symptomatische artrose
● Radiografische artrose + symptomen van gewrichtspijn of gewrichtsstijfheid
Notities:
Pt kan radiografische artrose hebben zonder pijn (artrose zichtbaar op röntgen maar zonder
klachten). Bij symptomatisch zijn er klachten en radiografische artrose op de röntgen. ⅓ met
radiografische OA vertonen symptomen van OA. Vanaf graad 2 (K&L) is het pas te zien op
beeldvorming.
Voorbeeld
Röntgenfoto toont (gr 4 Kellgren&Lawrence)
● Gewrichtsspleetvernauwing (1)
● Osteofyt (2)
● Subchondrale sclerose (3)
Notities:
De subchondrale sclerose, vaak duidelijk op gewone röntgenopnames te zien, is het gevolg
van een langdurige overbelasting van het gewricht waardoor in het subchondraal bot kleine
barstjes ontstaan die helen en zo leiden tot een verdichting (verhoogde verkalking) van dit
bot met verlies van zijn schokdemperfunctie voor gevolg. Deze functie dient overgenomen te
worden door het kraakbeen wat tot sneller slijtage ervan leidt.
OA-ontwikkeling is multifactorieel
Notities:
Multifactoriële (intrinsieke en extrinsieke) oorzaken van OA.
1
,Risico, prognostische en predictieve factor
Risicofactor
● Definitie = een variabele die gepaard gaat met een verhoogd risico. (correlatie, geen
causaal verband)
Prognostische factor
● Definitie = elk kenmerk van een ziekte of van de uitkomst voor een patiënt dat erop
wijst dat hij of zij in positieve of negatieve zin door een ziekte zal worden beïnvloed.
(causaal verband)
● Een prognostische factor kan dus informatie verschaffen over de klinische uitkomst
op het moment van de diagnose, ongeacht de behandeling.
Predictieve factor
● Een voorspellende factor is afhankelijk van de behandeling.
Notities:
We weten niet veel over risicofactoren en kunnen ze niet voorspellen. We hebben wel een
goed zicht op de prognostische factoren.
Risico- versus beschermende factoren: patiënten met knieartrose
Factoren die het risico verhogen (slechter Factoren die bescherming bieden (betere
functioneren) uitkomst)
Leeftijd ↑ Kracht ↑
Laksheid en proprioceptieve Zelfredzaamheid ↑
onnauwkeurigheid (WOMAC) ↑ Sociale steun ↑
BMI ↑ Activiteitsniveau (hoeveelheid aerobe
Kniepijn (VAS) ↑ training/week) ↑
Notities:
WOMAC verwijst naar een vragenlijst die o.a. pijn, stijfheid en functie meet.
Op weg naar secundaire preventie bij vroege knieartrose
Prognostische factoren voor knieartrose (systematic review Prof Van Assche)
● Genetica
● Previous injury (vorige blessure)
● Combi genetica + prev injury
● Malalignment
● Obesitas
● Combi malalignment + obesitas
● Sedentaire levensstijl
● Leeftijd
● Baseline pijn
Notities:
Genetische voorbeschiktheid is de grootste prognostische factor (bv. vader/moeder heeft
OA). Dikte van pijl ~ hoe meer voorspellend de factor is. Een vorige blessure is enkel een
prognostische factor in combinatie met een genetische predispositie.
2
, Combinaties van risicofactoren:
● Obesitas + malalignment (bv. valgus / varus)
○ Slechte prognose, direct aanpak noodzakelijk (belasting)
● Vorige blessure + genetische voorbeschiktheid
○ Altijd genetische factoren bevragen, zodat we kunnen inschatten of er een
herval optreedt binnenkort
○ Bv. na zware knieblessure → vraag ouders na over familiale
voorgeschiedenis
● Sedentaire levensstijl + leeftijd
○ De evolutie van OA zal ‘verergeren’
○ Indien je niet sedentair bent dan is deze relatie niet zo sterk
Factoren die verband houden met baseline pijn bij vroege knieartrose
Baseline pain
● Psychosociale factoren
● Verminderde spierfunctie
● Functionele achteruitgang
● Verhoogde belasting van het mediale gewricht
Notities:
Impaired muscle function: geen goede controle over proximale heupmusculatuur of
quadriceps. Increased medial joint loading, wanneer kraakbeen afbreekt, vaak aan de
mediale kant (60% van load komt op mediale kant, 40% op de laterale kant) → meer naar
varus en hierdoor meer mediale belasting. Typisch gerelateerd aan baseline pijn. Functional
decline gaat over ADL taken. Functionele achteruitgang hangt sterk samen met pijn: hoe
slechter iemand functioneert, hoe meer baseline pijn hij/zij rapporteert.
Voorbeeld: Profielen Vroege knieartrose (EK OA)
● Posttraumatische 20-jarige patiënt die terugkeert naar competitieve sport met een
hoog risico op hernieuwd letsel.
● Posttraumatische EK OA bij een 30-jarige man.
● EK OA bij een 50-jarige vrouw of man met varusafwijking en familiegeschiedenis van
knieprothesen.
● EK OA bij een 55-jarige postmenopauzale vrouw met overgewicht en een zittende
levensstijl.
● EK OA bij een 52-jarige vrouw of man zonder duidelijke klinische risicofactoren en
zonder radiografische afwijkingen
Notities:
De belangrijkste vraag bij deze groep patiënten is: “Is er een voorgeschiedenis van OA in de
familie?” want dit vergroot namelijk het risico op het vervroegd krijgen van knie OA zeker in
combinatie met een voormalige knieblessure. We moeten eerlijk zijn tegen de patiënt en
hem vertellen dat het beter is om in sport te participeren waarbij re-injury risk lager is.
3