INTEGUMENTUM
INLEIDING
VERSCHILLENDE FUNCTIES
- Bescherming!!!
o Mechanische : tegen wrijving ( ML plavei)
o Tegen uitdroging, we bestaan uit veel vocht dat in lichaam moet blijven ( verhoornd -> gaat
verdamping tegen ).
- Thermoregulatie
- Secretie
- metabolische activiteit
o Fysiologisch: Bij blootstelling aan zonlicht wordt in de huid vitamine D aangemaakt: het zonlicht
activeert een voorloper van vitamine D die via de huid wordt opgenomen en vervolgens wordt
omgezet tot vitamine D.
VERSCHILLENDE ADAPTATIES
- eigenlijke huid
- verdikte hoornlaag (haar, hoef, klauw, nagel, horen)
- klieractiviteit (zweetklier, talgklier, melkklier)
EIGENLIJKE HUID
De opbouw van de huid is eenvoudig en bestaat uit drie lagen: epidermis, dermis
en hypodermis.
- Epidermis: opgebouwd van de basaallaag tot aan het huidoppervlak, met
verschillende lagen daartussen.
- Dermis: de lederhuid.
- Hypodermis: niet altijd duidelijk aanwezig; vormt een verbindingslaag met
onderliggende structuren zoals epimysium, periost en fascia. Wanneer deze
laag goed ontwikkeld is, kan de huid gemakkelijk bewegen ten opzichte van de onderliggende lagen.
EIGENLIJKE HUID - EPIDERMIS
DIKKE EPIDERMIS
Algemene kenmerken
- stratum corneum zeer dik
- haar en haargebonden klieren afwezig
- hoge dermpapillen
- gering verspreidingsgebied
Het meerlagig verhoornd plavei-epitheel begint met het stratum basale, dat
samen met de dermale papillen (in- en uitstulpingen) zorgt voor een stevige
verankering van de epidermis aan het onderliggende bindweefsel.
Verschillende lagen
- stratum basale (cylindricum)
o één laag cilindrisch
o talrijke mitosen (stratum germinativum)
, Het stratum basale bestaat uit kubische tot cilindrische cellen met een actieve kern en een hoge mitotische
activiteit. Het wordt ook het stratum germinativum genoemd.
- stratum spinosum
o verschillende lagen (5-20), polyedrisch
o maculae adherentes
o cytokeratine filamenten (tonofilamenten)
o pigmentkorrels, pijnvezels
Daarboven ligt het stratum spinosum, opgebouwd uit cellen die via
uitlopers (spinae) met elkaar verbonden zijn. Deze uitlopers maken
contact via desmosomen. Tussen de spinae bevinden zich relatief
grote intracellulaire ruimtes. De cellen hebben een duidelijke vitale
kern. Naarmate ze naar de periferie opschuiven, verschijnen
geleidelijk granules.
- stratum granulosum
o afgeplatte cellen, 1-3 lagen
o picnotische kern, keratohyaliene korrels, lamellaire korrels
Wanneer deze duidelijk aanwezig zijn, spreken we van het stratum granulosum, waar de cellen nog een vitale kern
hebben en korrels bevatten:
1. Keratohyaliene korrels: opstapelingen van intermediaire filamenten. De cytokeratines nemen in volume
toe, waardoor er minder ruimte overblijft voor andere structuren en de cel steeds minder actief wordt.
Deze korrels bevatten cytokeratines en filagrine. Filagrine komt in de cel vrij en zorgt voor aggregatie
van de filamenten, waardoor het cytoskelet uithardt; het metabolisme valt stil en de cel sterft af → het
verhoorningsproces.
2. Lamellaire bodies/korrels: door een membraan omgeven structuren met vetachtige stoffen. Deze
worden uitgescheiden in de intracellulaire ruimte en zorgen ervoor dat de afstervende cellen aan elkaar
vast blijven zitten.
- stratum lucidum
o niet altijd aanwezig
o heldere kleur
- stratum corneum
o dikke laag afgeplatte cellen, eosinofiel
o kern en organellen verdwenen
- stratum disjunctum
De verder opschuivende cellen worden verhoornd en hebben een pyknotische kern; samen vormen ze het
stratum corneum (de hoornlaag). Je ziet soms nog celcontouren en pyknotische kernen; de laag kleurt volledig
eosinofiel. Tussen de cellen ligt een cementlaag die alles aaneen houdt. Helemaal aan het oppervlak laten de
verhoornde epitheelcellen los: dit zijn de huidschilfers, het stratum disjunctum.
Soms is er ook een stratum lucidum, een dun laagje (½ cel dik) tussen het stratum granulosum en stratum
corneum, bestaande uit dode cellen dat bij HE-kleuring een typisch lichtgevend effect geeft.
komt voor bij de handpalm en voetzolen. Bij kleine huisdieren : voetkussentjes of hoefballen bij het paard.
Er zijn nooit haren op dit dikke type!!
DUNNE EPIDERMIS
Je hebt ook een stratum basale met veel minder in- en uitstulpingen, waardoor de epidermis veel minder stevig
verankerd is aan het onderliggende bindweefsel en dus makkelijker verschuifbaar is.
Het stratum spinosum volgt hetzelfde principe als elders, maar hier verhoornen de cellen veel plotseler: er is
praktisch geen stratum granulosum. Je ziet meteen afgestorven epitheelcellen met pyknotische kernen, verhoornd
en eosinofiel, en soms al afschilferend. Echte, typische tekenen van verhoorning zien we hier niet.
Deze vorm van epidermis komt het vaakst voor; het grootste deel van het lichaam is hiermee bedekt, en meestal
zijn er ook haren aanwezig.
- niet alle strata aanwezig (str. granulosum & lucidum)
INLEIDING
VERSCHILLENDE FUNCTIES
- Bescherming!!!
o Mechanische : tegen wrijving ( ML plavei)
o Tegen uitdroging, we bestaan uit veel vocht dat in lichaam moet blijven ( verhoornd -> gaat
verdamping tegen ).
- Thermoregulatie
- Secretie
- metabolische activiteit
o Fysiologisch: Bij blootstelling aan zonlicht wordt in de huid vitamine D aangemaakt: het zonlicht
activeert een voorloper van vitamine D die via de huid wordt opgenomen en vervolgens wordt
omgezet tot vitamine D.
VERSCHILLENDE ADAPTATIES
- eigenlijke huid
- verdikte hoornlaag (haar, hoef, klauw, nagel, horen)
- klieractiviteit (zweetklier, talgklier, melkklier)
EIGENLIJKE HUID
De opbouw van de huid is eenvoudig en bestaat uit drie lagen: epidermis, dermis
en hypodermis.
- Epidermis: opgebouwd van de basaallaag tot aan het huidoppervlak, met
verschillende lagen daartussen.
- Dermis: de lederhuid.
- Hypodermis: niet altijd duidelijk aanwezig; vormt een verbindingslaag met
onderliggende structuren zoals epimysium, periost en fascia. Wanneer deze
laag goed ontwikkeld is, kan de huid gemakkelijk bewegen ten opzichte van de onderliggende lagen.
EIGENLIJKE HUID - EPIDERMIS
DIKKE EPIDERMIS
Algemene kenmerken
- stratum corneum zeer dik
- haar en haargebonden klieren afwezig
- hoge dermpapillen
- gering verspreidingsgebied
Het meerlagig verhoornd plavei-epitheel begint met het stratum basale, dat
samen met de dermale papillen (in- en uitstulpingen) zorgt voor een stevige
verankering van de epidermis aan het onderliggende bindweefsel.
Verschillende lagen
- stratum basale (cylindricum)
o één laag cilindrisch
o talrijke mitosen (stratum germinativum)
, Het stratum basale bestaat uit kubische tot cilindrische cellen met een actieve kern en een hoge mitotische
activiteit. Het wordt ook het stratum germinativum genoemd.
- stratum spinosum
o verschillende lagen (5-20), polyedrisch
o maculae adherentes
o cytokeratine filamenten (tonofilamenten)
o pigmentkorrels, pijnvezels
Daarboven ligt het stratum spinosum, opgebouwd uit cellen die via
uitlopers (spinae) met elkaar verbonden zijn. Deze uitlopers maken
contact via desmosomen. Tussen de spinae bevinden zich relatief
grote intracellulaire ruimtes. De cellen hebben een duidelijke vitale
kern. Naarmate ze naar de periferie opschuiven, verschijnen
geleidelijk granules.
- stratum granulosum
o afgeplatte cellen, 1-3 lagen
o picnotische kern, keratohyaliene korrels, lamellaire korrels
Wanneer deze duidelijk aanwezig zijn, spreken we van het stratum granulosum, waar de cellen nog een vitale kern
hebben en korrels bevatten:
1. Keratohyaliene korrels: opstapelingen van intermediaire filamenten. De cytokeratines nemen in volume
toe, waardoor er minder ruimte overblijft voor andere structuren en de cel steeds minder actief wordt.
Deze korrels bevatten cytokeratines en filagrine. Filagrine komt in de cel vrij en zorgt voor aggregatie
van de filamenten, waardoor het cytoskelet uithardt; het metabolisme valt stil en de cel sterft af → het
verhoorningsproces.
2. Lamellaire bodies/korrels: door een membraan omgeven structuren met vetachtige stoffen. Deze
worden uitgescheiden in de intracellulaire ruimte en zorgen ervoor dat de afstervende cellen aan elkaar
vast blijven zitten.
- stratum lucidum
o niet altijd aanwezig
o heldere kleur
- stratum corneum
o dikke laag afgeplatte cellen, eosinofiel
o kern en organellen verdwenen
- stratum disjunctum
De verder opschuivende cellen worden verhoornd en hebben een pyknotische kern; samen vormen ze het
stratum corneum (de hoornlaag). Je ziet soms nog celcontouren en pyknotische kernen; de laag kleurt volledig
eosinofiel. Tussen de cellen ligt een cementlaag die alles aaneen houdt. Helemaal aan het oppervlak laten de
verhoornde epitheelcellen los: dit zijn de huidschilfers, het stratum disjunctum.
Soms is er ook een stratum lucidum, een dun laagje (½ cel dik) tussen het stratum granulosum en stratum
corneum, bestaande uit dode cellen dat bij HE-kleuring een typisch lichtgevend effect geeft.
komt voor bij de handpalm en voetzolen. Bij kleine huisdieren : voetkussentjes of hoefballen bij het paard.
Er zijn nooit haren op dit dikke type!!
DUNNE EPIDERMIS
Je hebt ook een stratum basale met veel minder in- en uitstulpingen, waardoor de epidermis veel minder stevig
verankerd is aan het onderliggende bindweefsel en dus makkelijker verschuifbaar is.
Het stratum spinosum volgt hetzelfde principe als elders, maar hier verhoornen de cellen veel plotseler: er is
praktisch geen stratum granulosum. Je ziet meteen afgestorven epitheelcellen met pyknotische kernen, verhoornd
en eosinofiel, en soms al afschilferend. Echte, typische tekenen van verhoorning zien we hier niet.
Deze vorm van epidermis komt het vaakst voor; het grootste deel van het lichaam is hiermee bedekt, en meestal
zijn er ook haren aanwezig.
- niet alle strata aanwezig (str. granulosum & lucidum)