DEEL 1: INTRODUCTIE EN DE GOEDERENMARKT (HOOFDSTUK 1 - 3)
HOOFDSTUK 1: EEN RONDLEIDING DOOR DE WERELD
1.1 De Context van Moderne Crises
Om de macro-economie te begrijpen, is het essentieel om te kijken naar de grote schokken die de wereldeconomie in de 21e eeuw hebben gevormd. Economieën
kunnen, net als organismen, 'ziek' worden. Macro-economen fungeren als de artsen die de symptomen (zoals hoge werkloosheid, inflatie of recessie) diagnosticeren
en behandelplannen (monetair of fiscaal beleid) voorschrijven. We analyseren hier drie recente crises die fundamenteel verschillen in oorsprong en impact.
De Pandemie van 2020
In december 2019 doken in Wuhan, China, de eerste berichten op van een nieuw coronavirus. Wat begon als een lokaal gezondheidsprobleem, escaleerde in januari
2020 tot een wereldwijde crisis toen het virus zich verspreidde en de toeleveringsketens (global supply chains ) verstoorde. Tegen maart 2020 gingen de meeste
westerse economieën, waaronder België, in lockdown.
De aard van deze crisis was uniek. In tegenstelling tot de meeste recessies, die ontstaan door endogene financiële onevenwichten (zoals een zeepbel op de
huizenmarkt), was dit een exogene en onverwachte schok. Het virus dwong overheden tot een drastische beleidskeuze: de economie werd bewust 'op slot' gedraaid
om de volksgezondheid te beschermen.
De economische impact verliep via drie gelijktijdige kanalen:
1. Productieketens: Fabrieken sloten of konden geen grondstoffen ontvangen, waardoor het aanbod stokte.
2. Sectorale sluitingen: Bedrijven waar fysieke aanwezigheid vereist was (horeca, evenementen, toerisme) en waar telewerk onmogelijk was, vielen stil.
3. Vraaguitval: Door de onzekerheid en het inkomensverlies daalde de consumptie drastisch. Mensen stopten met uitgeven, wat leidde tot een verdere krimp van
de economie.
De beleidsvraag was niet of er een recessie zou komen, maar hoe diep en hoe lang deze zou duren. Men keek naar historische precedenten zoals de Spaanse Griep
(1918) om inschattingen te maken. De consensus was dat een harde lockdown noodzakelijk was, met de hoop op een snel herstel (een V-vormige recessie) zodra de
gezondheidssituatie onder controle was.
De Financiële Crisis van 2008-2009
De crisis van 2008 had een fundamenteel andere oorzaak. Tussen 2000 en 2007 kende de wereldeconomie een periode van ogenschijnlijk stabiele groei. Deze groei
werd echter ten dele gedreven door een enorme stijging van de huizenprijzen, specifiek in de Verenigde Staten.
Het mechanisme van de crisis was gebaseerd op een misvatting over risico. Zolang huizenprijzen stegen, leek het veilig om hypotheken te verstrekken aan risicovolle
klanten (subprime lenders). Banken redeneerden dat, als de klant niet kon betalen, het huis met winst verkocht kon worden. Deze risicovolle leningen werden
vervolgens gebundeld via securitisatie en doorverkocht als complexe financiële producten (zoals Mortgage-Backed Securities) aan beleggers wereldwijd. Dit creëerde
een sneeuwbaleffect: het risico zat niet meer bij één bank, maar was verspreid over het hele financiële systeem.
In 2007 stortte de huizenmarkt in. De prijzen daalden, waardoor veel huiseigenaren een hypotheekschuld hadden die hoger was dan de waarde van hun huis ("onder
water staan"). Toen de wanbetalingen toenamen, bleken de complexe financiële producten waardeloos ("toxic assets"). Omdat banken niet wisten welke andere
banken deze slechte producten op de balans hadden staan, stopten ze met elkaar geld te lenen (credit freeze).
Het gevolg was een vertrouwenscrisis die oversloeg naar de reële economie:
Aandelenprijzen kelderden wereldwijd.
De outputgroei in de VS werd negatief in het derde kwartaal van 2008 en bleef dalen tot eind 2009.
Door de internationale verwevenheid van banken en handel werd de Amerikaanse crisis onmiddellijk een wereldwijde crisis.
De Energiecrisis van 2022-2023
De Russische inval in Oekraïne in februari 2022 veroorzaakte een schok aan de aanbodzijde, vergelijkbaar met de oliecrisis van de jaren '70. Energie- en voedselprijzen
schoten omhoog. Toch bleef de gevreesde diepe recessie in veel landen uit. De redenen hiervoor zijn tweeledig: de energie-intensiteit van de moderne economie
(energieverbruik per eenheid BBP) is lager dan in de jaren '70, en centrale banken reageerden sneller met monetair beleid.
1.2 De Economische Blokken: VS, EU en China
De Verenigde Staten
De VS blijft de dominante economische macht, goed voor ongeveer 23% van de wereldwijde output ($17,4 triljard in 2014). De levensstandaard is hoog ($54.000 per
capita). Na de crisis van 2008 herstelde de VS relatief snel. In 2018 was de outputgroei robuust en de werkloosheid laag.
Een cruciaal aandachtspunt in het Amerikaanse beleid was de Federal Funds Rate . Om de economie te redden, verlaagde de Federal Reserve (de Amerikaanse
centrale bank) de rente van 5,2% in 2007 naar bijna 0% in december 2008. Deze rente bleef jarenlang op dit bodemniveau (Zero Lower Bound).
Probleem van lage rente: Wanneer de rente 0% is, kan de centrale bank de economie niet verder stimuleren via traditionele renteverlagingen bij een nieuwe
schok (liquiditeitsval). Bovendien kan goedkoop geld leiden tot excessief risicogedrag bij investeerders die op zoek gaan naar rendement.
Een structureel probleem in de VS is de vertraging van de productiviteitsgroei. Sinds 2010 groeit de productiviteit slechts half zo snel als in de jaren '90. Aangezien
productiviteit op lange termijn de enige motor is voor welvaartsstijging, is dit een zorgwekkende trend, vooral omdat het de inkomensongelijkheid verergert.
De Eurozone
De Europese Unie vormt een gemeenschappelijke markt, maar binnen de Eurozone (de landen die de euro gebruiken) is er ook een gemeenschappelijk monetair
beleid. Het herstel na 2008 verliep hier veel trager dan in de VS. Tussen 2010 en 2014 was de groei quasi nul, mede door de eurocrisis (staatsschuldencrisis).