1. Snelheid
• = resultante v/d inwerking v/e kracht op een massa
o = eig die toelaat om mot acties in minimale tijd uit te voeren
o Onderscheid tss acyclische (werpen, stoten) & cyclische bew’en (lopen, roeien)
• Snelheid (v) = ∆s/∆t → verandering v positie of afgelopen weg (s) ifv tijd (t)
• Versnelling (a) = ∆v/∆t → verandering v snelheid (v) ifv tijd ➔ m/s²
• Versnelling-kracht
o Kracht (F) = m x a
o Versnelling (a) = F/m
o !!!!
• Snelheid – agility
o Agility = wendbaarheid (bv 100m sprinter moet ervoor zorgen die die recht in zijn baan blijft)
o Snelheid
▪ Reactiesnelheid = snel reageren op start
▪ Snelheidsuithouding = mate waarin je de snelheid kunt aanhouden
▪ Max snelheid
• training & testing
1.1 Prestatiebepalende factoren ifv snelheid
1.1.1 Spiervezelsamenstelling + biochemie
• Verschillende types, gebaseerd op structuur, biochem of fysiologische eig’en
• Snelle (type 2a & b) → fast twitch; trage (type 1) → slow twitch
o FT → grote alfa-motorneuronen → hebben meer vertakkingen naar spiervezels
▪ Vooral fasische activiteit → hoge geleidingssnelheid + ontwikkelen veel kracht
o ST → kleinere alfa-motorneuronen → tonische activiteit
• Max snelheid voor bew = afh v # FT ➔ hogere contractiesnelheid & krachtontwikkeling
• Size principle → hoe meer behoefte aan kracht/vermogen ➔ hoe meer FT
• Verschil in grootte v alfa-motorneuronen tss ST & FT vezels
o ST → spier trekt samen ➔ meer isometrische cross-bridging & blijft zo
o FT → hele tijd contraheren & relaxeren ➔ veel meer kracht op kortere tijd
,• Kenmerken v de vezels
o Hoe zwaarder de inspanning → hoe meer spiervezels gebruik zullen w
• Kleur valt op
o Type 1 veel bloed naartoe gestuurd voor nood aan O2
o Type 2 minder O2 nodig dus w minder doorbloed
• Spiervezelsamenstelling & biochemie kunnen beïnvloed door
training
o Vooral v 2b naar 2a MAAR er is belangrijke
erfelijkheidsfactor
o Snelheid heb je of niet → natuurlijke selectie
• E-levering voor max snelheid
o Afbraak ATP voor 1-2sec
o Resynthese door PCR voor 6-8sec
o Anaerobe afbraak v glycogeen = lactische anaerobe glycolyse
o Bv 100m spurt: 10mmol lactaat → belangrijk om ATP & PCR pool zo groot mogelijk te maken door
specifieke krachttraining & anaerobe training
1.1.2 Spierkracht (kracht-snelheid)
• Kracht-snelheidsdiagram = max snelheid voor elke belasting
o Snelheid = maximaal als gewicht minimaal is
o Als de te overwinnen weerstand 100% is dan is er geen bew
mogelijk ➔ statische kracht
o Belasting > 100% = excentrische contractie
o Veel FT → meer kracht & snelheid
• Training
o Voor bepaalde weerstand meer snelheid ontwikkelen OF voor
eenzelfde snelheid meer kracht
o 100m sprint → kracht essentieel, zeker bij het uit de startblokken
komen
o Snelkracht = vermogen om een relatief kleine weerstand zo snel mogelijk te overwinnen
o Training door wedstrijd-specifieke belasting met zo snel mogelijke bew-uitvoering
o Bv explosief uitgevoerde springoef’en met eigen lichaamsgewicht
, • Maximaliseren
o Intramusculaire coördinatie → optimale samenwerking vezels, rekrutering, ontaldingsfrequentie,
synchronisatie
o Intermusculaire coördinatie → optimale samenwerking tss spieren
• Verband snelheid & kracht
1.1.3 Coördinatie, elasticiteit & rekvermogen
• Coördinatie
o Efficiënte techniek → afstemming spier & zenuwstelsel
o Juist technisch patroon → intra- & intermusculaire coördinatie
o Bv interactie tss agonisten & antagonisten
• Elasticiteit
o Lenigheid moet optimaal zijn → elasticiteit & rekbaarheid v spieren & pezen
o Kracht werkt in op spier, spier rekt uit, neemt nadien initiële vorm weer aan
• Rekvermogen = vermogen tot uitrekken v/d spier
• Bij onvoldoende elasticiteit of rekvermogen → spier ondervindt weerstand = negatief voor coördinatie →
meer E nodig = minder efficiënt
o OF meer weerstand → minder force development → lagere bew-snelheid
1.1.4 Opwarming
• Verhogen spiertemperatuur kan contractiesnelheid 20% verhogen
• Verhogen doorbloeding spier → wrijvingsweerstand daalt + contractiesnelheid stijgt
• Verhoging geleidingssnelheid zenuwbanen
• Verbeteren enzymatische werking → anaerobe E-levering
1.1.5 Vermoeidheid
• Uitputten E-voorraden i/d spier → ATP & PCr
• Productie lactaat & H+
• Ontladingsfrequentie daalt
• # geactiveerde vezels daalt
• Activiteit enzymes daalt
• ➔ geen max snelheid meer
1.2 Componenten v snelheid
• Reactiesnelheid
• Actietijd
• Snelkracht
• Max bew-snelheid
• Snelheidsuithouding
• = resultante v/d inwerking v/e kracht op een massa
o = eig die toelaat om mot acties in minimale tijd uit te voeren
o Onderscheid tss acyclische (werpen, stoten) & cyclische bew’en (lopen, roeien)
• Snelheid (v) = ∆s/∆t → verandering v positie of afgelopen weg (s) ifv tijd (t)
• Versnelling (a) = ∆v/∆t → verandering v snelheid (v) ifv tijd ➔ m/s²
• Versnelling-kracht
o Kracht (F) = m x a
o Versnelling (a) = F/m
o !!!!
• Snelheid – agility
o Agility = wendbaarheid (bv 100m sprinter moet ervoor zorgen die die recht in zijn baan blijft)
o Snelheid
▪ Reactiesnelheid = snel reageren op start
▪ Snelheidsuithouding = mate waarin je de snelheid kunt aanhouden
▪ Max snelheid
• training & testing
1.1 Prestatiebepalende factoren ifv snelheid
1.1.1 Spiervezelsamenstelling + biochemie
• Verschillende types, gebaseerd op structuur, biochem of fysiologische eig’en
• Snelle (type 2a & b) → fast twitch; trage (type 1) → slow twitch
o FT → grote alfa-motorneuronen → hebben meer vertakkingen naar spiervezels
▪ Vooral fasische activiteit → hoge geleidingssnelheid + ontwikkelen veel kracht
o ST → kleinere alfa-motorneuronen → tonische activiteit
• Max snelheid voor bew = afh v # FT ➔ hogere contractiesnelheid & krachtontwikkeling
• Size principle → hoe meer behoefte aan kracht/vermogen ➔ hoe meer FT
• Verschil in grootte v alfa-motorneuronen tss ST & FT vezels
o ST → spier trekt samen ➔ meer isometrische cross-bridging & blijft zo
o FT → hele tijd contraheren & relaxeren ➔ veel meer kracht op kortere tijd
,• Kenmerken v de vezels
o Hoe zwaarder de inspanning → hoe meer spiervezels gebruik zullen w
• Kleur valt op
o Type 1 veel bloed naartoe gestuurd voor nood aan O2
o Type 2 minder O2 nodig dus w minder doorbloed
• Spiervezelsamenstelling & biochemie kunnen beïnvloed door
training
o Vooral v 2b naar 2a MAAR er is belangrijke
erfelijkheidsfactor
o Snelheid heb je of niet → natuurlijke selectie
• E-levering voor max snelheid
o Afbraak ATP voor 1-2sec
o Resynthese door PCR voor 6-8sec
o Anaerobe afbraak v glycogeen = lactische anaerobe glycolyse
o Bv 100m spurt: 10mmol lactaat → belangrijk om ATP & PCR pool zo groot mogelijk te maken door
specifieke krachttraining & anaerobe training
1.1.2 Spierkracht (kracht-snelheid)
• Kracht-snelheidsdiagram = max snelheid voor elke belasting
o Snelheid = maximaal als gewicht minimaal is
o Als de te overwinnen weerstand 100% is dan is er geen bew
mogelijk ➔ statische kracht
o Belasting > 100% = excentrische contractie
o Veel FT → meer kracht & snelheid
• Training
o Voor bepaalde weerstand meer snelheid ontwikkelen OF voor
eenzelfde snelheid meer kracht
o 100m sprint → kracht essentieel, zeker bij het uit de startblokken
komen
o Snelkracht = vermogen om een relatief kleine weerstand zo snel mogelijk te overwinnen
o Training door wedstrijd-specifieke belasting met zo snel mogelijke bew-uitvoering
o Bv explosief uitgevoerde springoef’en met eigen lichaamsgewicht
, • Maximaliseren
o Intramusculaire coördinatie → optimale samenwerking vezels, rekrutering, ontaldingsfrequentie,
synchronisatie
o Intermusculaire coördinatie → optimale samenwerking tss spieren
• Verband snelheid & kracht
1.1.3 Coördinatie, elasticiteit & rekvermogen
• Coördinatie
o Efficiënte techniek → afstemming spier & zenuwstelsel
o Juist technisch patroon → intra- & intermusculaire coördinatie
o Bv interactie tss agonisten & antagonisten
• Elasticiteit
o Lenigheid moet optimaal zijn → elasticiteit & rekbaarheid v spieren & pezen
o Kracht werkt in op spier, spier rekt uit, neemt nadien initiële vorm weer aan
• Rekvermogen = vermogen tot uitrekken v/d spier
• Bij onvoldoende elasticiteit of rekvermogen → spier ondervindt weerstand = negatief voor coördinatie →
meer E nodig = minder efficiënt
o OF meer weerstand → minder force development → lagere bew-snelheid
1.1.4 Opwarming
• Verhogen spiertemperatuur kan contractiesnelheid 20% verhogen
• Verhogen doorbloeding spier → wrijvingsweerstand daalt + contractiesnelheid stijgt
• Verhoging geleidingssnelheid zenuwbanen
• Verbeteren enzymatische werking → anaerobe E-levering
1.1.5 Vermoeidheid
• Uitputten E-voorraden i/d spier → ATP & PCr
• Productie lactaat & H+
• Ontladingsfrequentie daalt
• # geactiveerde vezels daalt
• Activiteit enzymes daalt
• ➔ geen max snelheid meer
1.2 Componenten v snelheid
• Reactiesnelheid
• Actietijd
• Snelkracht
• Max bew-snelheid
• Snelheidsuithouding