1 Charlie De Smet
Fysiologie deel 1
Atomen = Kleinste chemische element
Bouw:
- Kern
Protonen, Neutronen
- Schillen rondom de kern
Elektronen
Moleculen = verschillende atomen
– Via chemische binding
- Interactie tussen valentie elektronen
- Streven naar 8 valentie elektronen
– Belangrijke moleculen:
- Water, eiwitten, koolhydraten, vetten en energierijke fosfaten
Chemische bindingen 3 soorten
- Covalente binding (tussen 2 niet metalen)
Ionen binding
- 1 of meerdere valentie elektronen volledig overgedragen naar ander atoom
Waterstofbinding (H-brug)
,2 Charlie De Smet
Water 1.2
Meest voorkomende molecule in het lichaam (h2o)
Verdeling in het lichaam 1.2.2
- Man = 60% , 10-15%
- Vrouw = 55%, 20-25%
- Intracellulair = grootste deel van
lichaamswater bevindt zich in de cel.
- Extracellulair vocht = De rest van het
lichaamswater bevindt zich buiten de
cellen(extra cellulair)
- Interstitieel vocht = ook wel het milieu
interieur (inwendig milieu) genoemd.
- Intravasculair = ook wel het milieu interieur (inwendig milieu) genoemd. (intra = binnen;
vasculus = vat)
- Transcellulair = Tenslotte bevindt zich nog een zeer kleine hoeveelheid water in een aantal
lichaamsholten die onder andere in de hersenen, oogbol en organen voorkomt.
Transportmiddel:
Functies
Binnen de cellen
Bouwstof:
- Voedingsstoffen en andere moleculen
- 60% in de cellen
- Water + andere stoffen = cytoplasma Buiten de cellen
- Voedingsstoffen naar de cellen
- Afvalstoffen naar het bloed
Transportmiddel:
Binnen de cellen Oplosmiddel :
- Voedingsstoffen en andere - Water leent zicht tot vorming van oplossingen,
moleculen emulsies en suspensies
Buiten de cellen
- Voedingsstoffen naar de cellen
- Afvalstoffen naar het bloed
, 3 Charlie De Smet
3 Eiwitten
Eiwit = reeks aminozuren (AZ) 20aminozuren (8 essentiele)
Structuur =
Enzymen = soort eiwit = biokatalysatoren
- Functie: versnellen chemische reactie in het lichaam
Reactie zonder enzym = veel activeringsenergie nodig om reactie in gang te steken.
Met enzym = weinig energie nodig.
Functie eiwit
Structuureiwit
- Bijvoorbeeld • Collageen (huid) • Keratine (nagels)
Stapelingseiwit
- Bergplaats voor AZ of ijzer (Fe2+)
Transporteiwitten
- Bindt slecht oplosbare stoffen om hen te transporteren en elders terug af te geven
Vb. hemoglobine en transferrine
Hemoglobine: opgebouwd uit 4 versch. polipeptideketens
- (behoren tot de quaternaire structuur)
- Bevat heemgroep waarbij Fe2+ atoom kan binden met O2.
Contractiele elementen
- Actine en myosine in spieren
Antistoffen
- Belangrijke rol in afweer tegen lichaamsvreemde stoffen
Toxine
- Giftige stof
Hormonen
- Chemische stoffen die aangemaakt worden door bepaalde organen
Fysiologie deel 1
Atomen = Kleinste chemische element
Bouw:
- Kern
Protonen, Neutronen
- Schillen rondom de kern
Elektronen
Moleculen = verschillende atomen
– Via chemische binding
- Interactie tussen valentie elektronen
- Streven naar 8 valentie elektronen
– Belangrijke moleculen:
- Water, eiwitten, koolhydraten, vetten en energierijke fosfaten
Chemische bindingen 3 soorten
- Covalente binding (tussen 2 niet metalen)
Ionen binding
- 1 of meerdere valentie elektronen volledig overgedragen naar ander atoom
Waterstofbinding (H-brug)
,2 Charlie De Smet
Water 1.2
Meest voorkomende molecule in het lichaam (h2o)
Verdeling in het lichaam 1.2.2
- Man = 60% , 10-15%
- Vrouw = 55%, 20-25%
- Intracellulair = grootste deel van
lichaamswater bevindt zich in de cel.
- Extracellulair vocht = De rest van het
lichaamswater bevindt zich buiten de
cellen(extra cellulair)
- Interstitieel vocht = ook wel het milieu
interieur (inwendig milieu) genoemd.
- Intravasculair = ook wel het milieu interieur (inwendig milieu) genoemd. (intra = binnen;
vasculus = vat)
- Transcellulair = Tenslotte bevindt zich nog een zeer kleine hoeveelheid water in een aantal
lichaamsholten die onder andere in de hersenen, oogbol en organen voorkomt.
Transportmiddel:
Functies
Binnen de cellen
Bouwstof:
- Voedingsstoffen en andere moleculen
- 60% in de cellen
- Water + andere stoffen = cytoplasma Buiten de cellen
- Voedingsstoffen naar de cellen
- Afvalstoffen naar het bloed
Transportmiddel:
Binnen de cellen Oplosmiddel :
- Voedingsstoffen en andere - Water leent zicht tot vorming van oplossingen,
moleculen emulsies en suspensies
Buiten de cellen
- Voedingsstoffen naar de cellen
- Afvalstoffen naar het bloed
, 3 Charlie De Smet
3 Eiwitten
Eiwit = reeks aminozuren (AZ) 20aminozuren (8 essentiele)
Structuur =
Enzymen = soort eiwit = biokatalysatoren
- Functie: versnellen chemische reactie in het lichaam
Reactie zonder enzym = veel activeringsenergie nodig om reactie in gang te steken.
Met enzym = weinig energie nodig.
Functie eiwit
Structuureiwit
- Bijvoorbeeld • Collageen (huid) • Keratine (nagels)
Stapelingseiwit
- Bergplaats voor AZ of ijzer (Fe2+)
Transporteiwitten
- Bindt slecht oplosbare stoffen om hen te transporteren en elders terug af te geven
Vb. hemoglobine en transferrine
Hemoglobine: opgebouwd uit 4 versch. polipeptideketens
- (behoren tot de quaternaire structuur)
- Bevat heemgroep waarbij Fe2+ atoom kan binden met O2.
Contractiele elementen
- Actine en myosine in spieren
Antistoffen
- Belangrijke rol in afweer tegen lichaamsvreemde stoffen
Toxine
- Giftige stof
Hormonen
- Chemische stoffen die aangemaakt worden door bepaalde organen