100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting - Functieleer: Motivatie en Emotie (P0M02a)

Beoordeling
-
Verkocht
1
Pagina's
29
Geüpload op
16-11-2025
Geschreven in
2025/2026

Deze samenvatting bevat alles van de lessen motivatie en emotie. De samenvatting is volledig en gestructureerd.


















Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
16 november 2025
Bestand laatst geupdate op
26 november 2025
Aantal pagina's
29
Geschreven in
2025/2026
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

FUNCTIELEER 2:
MOTIVATIE EN
EMOTIE
2de Bachelor Psychologie 2025-2026

,1

, H1: Wetenschappelijke cyclus

1.1 Theorieën leveren verklaringen

Wat is een verklaring?
• Een verklaring verbindt het explanandum (het te verklaren fenomeen) met het explanans (het
verklarende feit)
• Voorbeeld
o Explanandum: water
o Explanans: moleculaire structuur H₂O

Stappen in de wetenschappelijke cyclus
1. Voorlopige a3akening van het explanandum
o Omschreven via oppervlakkige, beschrijvende kenmerken
o Voorbeeld: water is vloeibaar, helder, geurloos, valt uit de lucht
2. Ontwikkeling van een verklaring
o Het explanandum wordt gelinkt aan een onderliggend explanans
o Voorbeeld: water bestaat uit H₂O-moleculen
3. Empirische toetsing van de verklaring
o Onderzoek controleert of de verklaring klopt met observaHes
4. Aanpassing van de definiAe
o Als het explanans bevesHgd wordt, vervangt het de voorlopige kenmerken
o De nieuwe, empirisch onderbouwde definiHe wordt een wetenschappelijke definiHe

IteraHef proces
• De cyclus kan herhaald worden om verklaringen verder te verfijnen
• Zodra consensus bereikt is, kan de wetenschappelijke definiHe gebruikt worden om nieuwe
voorspellingen te doen
o Voorbeeld: bij welke temperatuur verdampt water

1.2 Types van defini0es en verklaringen, niveaus van analyse

Types van definiHes
• Werkdefini.e vs wetenschappelijke defini.e
o WerkdefiniAe
§ Beschrijvend
§ Weerspiegelt hoe leken een begrip in het dagelijks leven gebruiken
o Wetenschappelijke definiAe
§ NormaHef of prescripHef
§ Bepaalt hoe een begrip zou moeten worden gebruikt in de wetenschap
• Intensionele vs extensionele defini.e
o Intensioneel
§ GeeR de noodzakelijke en voldoende voorwaarden waaraan iets moet voldoen om tot een set
te behoren
o Extensioneel
§ Somt alle exemplaren op die tot de set behoren




2

, • Divisio-defini,e
o Verdeelt een set in subsets in plaats van afzonderlijke exemplaren
o Er bestaan meerdere manieren om een set op te splitsen (kleur, vorm, grooSe, funcHe)
o De gekozen indeling hangt af van context en doel
o Zowel werk- als wetenschappelijke definiHes kunnen intensioneel, extensioneel of in divisio-vorm
voorkomen

Types van verklaringen
• Structurele verklaring
o BeschrijR componenten van een fenomeen en hun onderlinge relaHes
o Voorbeeld: kater bestaat uit hoofdpijn, droge mond en misselijkheid
• Causale verklaring
o BeschrijR de oorzaak van het fenomeen op hetzelfde niveau van analyse
o Voorbeeld: kater wordt veroorzaakt door overmaHg alcoholgebruik
• MechanisAsche verklaring
o BeschrijR de processen die de overgang van oorzaak naar effect verklaren
o Ontleedt het proces in subprocessen met causale relaHes
o Verklaringen kunnen gegeven worden op verschillende niveaus van analyse (laag of hoog niveau)

Niveaus van analyse
• Observeerbaar niveau
o Systeem produceert observeerbare output in reacHe op observeerbare input (sHmulus)
o De overgang tussen input en output is een black box
o Processen worden enkel beschreven in termen van input, output en hun relaHe
• Mentaal niveau
o Proces wordt ontleed in subprocessen met eigen input en output
o Tussenliggende inputs en outputs zijn niet observeerbaar
§ Dit zijn mentale representaHes
o Subprocessen kunnen verder worden afgebroken tot ze corresponderen met hersenprocessen
• Herseniveau
o De black boxes van het mentale niveau worden geoperaHonaliseerd in neurale processen

Besluit
• Theorieontwikkeling start alHjd met een descripHeve set (oppervlakkige kenmerken)
• Doel is het vinden van een gemeenschappelijke noemer die een fenomeen structureel of causaal kan
verklaren
• Als er geen coherente verklaring kan worden gevonden, is de set niet wetenschappelijk
• Nieuwe, wetenschappelijk relevante sets worden dan gedefinieerd met eigen explananda




3

, H2: Mo7va7e – Wetenschappelijke cyclus toegpast

2.1 Situering

MoHvaHetheorieën, gedragstheorieën
• Mo.va.e- en gedragstheorieën
o Gedragstheorieën verklaren gedrag → gedrag is het explanandum
o MoHvaHetheorieën zijn een subset van gedragstheorieën
§ Gebruiken moHvaHe als explanans om gedrag, cogniHe of emoHe te verklaren
o MoHvaHe is een verzamelnaam voor verschillende moHvaHonele constructen
§ Doelen, behoeRen, drijfveren, intenHes, verlangens
o Het begrip doel wordt gebruikt in brede betekenis
§ Overlapt met al deze moHvaHonele concepten
o Doelen zijn mentale representaHes

Doelen als mentale representaHes
• Mentale representaHes = interne weergaven van informaHe
o Kunnen dynamisch of niet-dynamisch zijn
• Inhoud van mentale representa.es
o Alles wat mentaal kan worden voorgesteld (vb. slagen voor examen, ei bakken, zon zien schijnen)
• Formaat van mentale representa.es
o Dynamische representaAes = doelen
§ Leiden tot gedrag
§ AcHvaHe sHjgt over Hjd en blijR behouden ondanks obstakels
§ Na behalen van doel volgt evaluaHe en Hjdelijke remming (vb. geen honger meer na eten)
o Niet-dynamische representaAes
§ Overtuigingen = inhoud wordt als waar beschouwd
§ Verwach.ngen = inhoud wordt verwacht in de toekomst
§ Gedachten = inhoud enkel overwogen of gecontempleerd
§ Leiden op zich niet tot gedrag tenzij gekoppeld aan een doel
§ AcHvaHe daalt na verloop van Hjd en stopt bij afleiding

2.2 Inhoud en organisa8e van doelen

Doelhiërarchie
• Er bestaat een hiërarchische organisaHe van doelen
o Hogere-orde doelen bovenaan, lagere-orde doelen onderaan
• Hogere-orde doelen zijn belangrijker en fundamenteler
o Hun vervulling krijgt voorrang
o Vb. biologische behoeRen > prestaHedoelen > amusementsdoelen

RelaHe tussen hogere- en lagere-orde doelen
• Lagere-orde doelen staan ten dienste van hogere-orde doelen
o Middel-doelrelaHe
o Vb. studeren (lager doel) → diploma behalen (hoger doel) → werk → geld → levensonderhoud
• Om hogere-orde doelen te realiseren, maakt men plannen met concrete subdoelen
• Hogere-orde doelen acHveren lagere doelen die helpen om ze te bereiken
• Soms gaan lagere doelen eigen leven leiden
o Ze verliezen hun band met het oorspronkelijke hogere doel
o Vb. blitse auto beziSen of plasHsche chirurgie als doel op zich


4

,AbstracHeniveau van doelen
• Hogere-orde doelen zijn abstracter
• Lagere-orde doelen zijn concreter en specifieker
• AbstracHe is een conHnuüm
o Hoe meer concrete subdoelen een doel kan invullen, hoe abstracter het is
o Vb. “slagen in het leven” is abstracter dan “slagen voor een examen”
• Abstracte doelen gelden voor meerdere situaHes
o Concrete doelen zijn situaHespecifieker

Aangeboren versus aangeleerde doelen
• Hogere-orde doelen worden gezien als universeel en aangeboren
• Lagere-orde doelen zijn aangeleerd en cultuurspecifiek

Samenvadng hogere- en lagere-orde doelen
• Hogere-orde doelen
o Abstract
o Over meerdere situaHes toepasbaar
o Belangrijk en hebben voorrang
o Moeilijk vervangbaar
o Bepalen lagere-orde doelen
• Lagere-orde doelen
o Concreet en specifiek
o Beperkt tot één situaHe
o Minder belangrijk
o Makkelijk vervangbaar
o In funcHe van hogere-orde doelen




5

, H3 – Mo7va7e: Procestheorieën
3.1 Neobehavioris8sche theorie

Gedrag wordt volledig bepaald door S-R (sHmulus-respons)-verbindingen
• Volgens de Law of Effect: als een gedrag toevallig optreedt in aanwezigheid van een sHmulus en gevolgd
wordt door een bekrachHgende outcome, dan wordt de S-R-O-relaHegevormd
o BekrachHgers zorgen ervoor dat gedrag herhaald wordt.
o Na herhaling ontstaat een S-R-link waardoor gedrag ook zonder outcome kan blijven voorkomen
• Dit is een S-R-gemedieerd (sHmulusgedreven) proces → de sHmulus zet automaHsch het gedrag in gang
o Zo’n sHmulusgedreven patroon heet een habit (gewoonte)

Habits en acHon slips
• Een habit verklaart bv. een acHon slip zoals per ongeluk het oude wachtwoord blijven typen
• Niet al het rouHneus gedrag is een habit:
o Habit: gedrag blijR bestaan zonder bekrachHging
o Doelgericht gedrag: rouHneus, maar gestuurd door een doel of uitkomst (bv. tandenpoetsen om
gaatjes te voorkomen, aperiHege om te ontspannen)

Verschil radicaal behaviorisme vs. neobehaviorisme
• Radicaal behaviorisme
o Verklaring voor gedrag = leergeschiedenis
o Focus op observeerbaar gedrag (S → R)
o Wat intern gebeurt is een black box (niet relevant)
• Neobehaviorisme
o Verklaring = leergeschiedenis vormt associaHes tussen mentale representaHes van sHmulus en respons
o MechanisHsche uitleg: S-R-associaHe verloopt via mentale representaHes (MR sHmulus – MR respons)

3.2 Drive-theorie

Kern van de theorie
• Thorndike merkte dat verzadigde dieren niet meer leerden volgens de Law of Effect
• Hull voegde daarom de factor drive toe aan de neobehaviorisHsche theorie

Belangrijkste principes van de drive-theorie
1. SAmulus acAveert een need
o Bijvoorbeeld voedseldeprivaHe of schok
o Een need is een biologisch tekort

2. Need acAveert een drive
o Drive = psychologische spanning of moHvaHe
o Bepaalt hoeveel energie vrijkomt voor gedrag
o Gericht op het verminderen van zichzelf

3. Habit bepaalt de kwaliteit van het gedrag
o GeeR richHng aan de acHe
o Is gebaseerd op eerdere leerervaringen

4. Outcome is bekrachAger alleen bij drive-reducAe
o Gedrag wordt herhaald als het de drive vermindert
o Het gedrag met de grootste drive-reducHe wordt dominant gedrag


6

,Formule: excitatorisch potenHeel
• E=H×D
o E = excitatorisch potenHeel (kracht van gedrag)
o H = habit strength (hoe vaak gedrag geleerd is)
o D = drive (moHvaHe door behoeRe)
• Assump.es:
o Er moet zowel een drive als een habit zijn om gedrag te vertonen
o Zonder drive of habit → geen gedrag

Empirische evidenHe
• Warden (1931)
o RaSen moesten oversteken voor voedsel ondanks schokken
o Variabelen:
§ Drive (weinig vs veel voedseldeprivaHe)
§ Schokintensiteit (zwak vs sterk)
o Resultaten:
§ Meer deprivaHe → meer oversteken
§ Sterkere schok → minder oversteken
o Conclusie: bevesHgt rol van drive in gedrag
• Newman (1955)
o RaSen renden naar voedsel in een cirkel
o Variabelen:
§ Drive (12u vs 48u deprivaHe)
§ Habit strength (gelijkenis met getrainde cirkel)
o Resultaten:
§ Meer deprivaHe → snellere loopHjd
§ Meer gelijkenis → snellere loopHjd
o Conclusie: zowel drive als habit bepalen gedrag

Problemen met de drive-theorie
1. Miller (1948)
o RaSen leerden ontsnappingsgedrag zonder schokken
o Volgens de theorie onmogelijk (geen drive)
o Oplossing Hull: aangeleerde drives
§ Neutrale sHmuli kunnen drive oproepen door associaHe
2. Crespi (1942)
o RaSen kregen plots meer of minder voedsel
o Resultaten:
§ Meer beloning → snellere loopsnelheid
§ Minder beloning → tragere loopsnelheid
o Niet verklaarbaar via drive of habit
o Oplossing Hull: extra component K toevoegen

Uitgebreide formule
• E=H×D×K
o D = interne moHvaHe (drive)
o K = waarde van het doelobject (externe moHvaHe)
• Belang: hiermee werd Hull een voorloper van de incenHve-theorie




7

,3.3 Arousal-theorie
Basisidee
• De drive-theorie wordt in vraag gesteld omdat mensen niet alleen spanning willen verminderen maar
soms ook verhogen
• Dit blijkt uit exploraHef gedrag dat niet verklaard kan worden door bekrachHging of habitvorming
• Organismen streven naar een opHmaal niveau van arousal als fundamentele behoeRe

AssumpHes van de arousal-theorie

1. Organismen proberen een opAmaal arousalniveau te behouden
o Te weinig sHmulaHe → zoeken naar prikkels die arousal verhogen
o Te veel sHmulaHe → zoeken naar prikkels die arousal verlagen
2. Arousal gaat gepaard met lichamelijke acAvaAe
o Centrale fysiologische reacHes zoals corHcale excitaHe
o Perifere reacHes zoals spierspanning bloeddruk huidgeleiding
3. Het arousalniveau dat een sAmulus opwekt hangt af van
o SHmuluskenmerken zoals intensiteit, duur, frequenHe, familiariteit en complexiteit
o Persoonskenmerken zoals leergeschiedenis en persoonlijkheid (extraverHe, introverHe, sensaHon
seeking)

Empirische evidenHe
• Rol van persoonlijkheidskenmerken
o Geen 1984
§ Extraverten kiezen hogere geluidsniveaus dan introverten
§ Introverten vertonen meer fysiologische arousal bij hetzelfde geluidsniveau
§ Er bestaan individuele verschillen in opHmaal arousalniveau
o Zuckerman 1979
§ SensaHon seeking schaal voorspelt voorkeur voor risicogedrag en sHmulaHe
§ Hoge scores correleren met creaHviteit en onconvenHoneel denken
§ Mensen met lage gevoeligheid voor prikkels zoeken extra arousal via risicogedrag
• Bestaan van een op.maal arousalniveau
o Wundt 1873
§ RelaHe tussen arousal en welzijn is curvilineair, hypo en hyperarousal zijn aversief
o Berlyne 1977
§ Toegepast op kunstbeleving omgekeerde U-curve tussen complexiteit, nieuwheid en waardering
§ Nasar 2002 vond hetzelfde voor architecturale voorkeuren
o Heron 1957
§ Bij sensoriële deprivaHe treden hallucinaHes en verstoringen op
§ Minimale arousal is dus eveneens aversief

Wet van Yerkes-Dodson
• Er is een curvilineaire relaHe tussen arousal en prestaHe, middelmaHge arousal is opHmaal
• Yerkes en Dodson 1908
o RaSen moesten onderscheid leren tussen zwart en wit comparHment met schokken
o Variabelen waren schoksterkte (arousal) en moeilijkheid van de taak
o Resultaten
§ MiddelmaHge arousal leidde tot beste leerprestaHes
§ OpHmaal arousalniveau ligt hoger bij makkelijke taken en lager bij moeilijke taken
o Complexiteit kan zelf arousal opwekken en moet worden meegeteld



8

, BevesHging bij mensen
• Revelle Humphreys Simon en Gilliand 1980
o ManipulaHe van arousal via cafeïne, HjdsHp van de dag en impulsiviteit
o Hoogimpulsieven presteren beter in de namiddag, laagimpulsieven in de voormiddag
o Beste prestaHes bij gemiddelde arousal, slechtste bij te lage of te hoge arousal

Conclusie
• Arousal wordt beïnvloed door vele factoren zoals sHmulaHe, taakmoeilijkheid, persoonlijkheid, stress,
cafeïne, compeHHe en beloningen gedrag en prestaHes zijn opHmaal bij een gemiddeld niveau van arousal

3.4 Incen8ve theorie

• De incenHve-theorie stelt dat gedrag niet enkel draait om het verminderen of opHmaliseren van interne
spanning maar om het bereiken van externe doelen
o Individuen streven naar posiHeve externe sHmuli (beloningen) en vermijden negaHeve sHmuli (straffen)
o Het gedrag dient niet alleen fysiologische maar ook psychologische behoeRen
o Het fundamentele doel is het maximaliseren van genot
o De motor van gedrag zijn posiHeve en negaHeve outcomes

Problemen en hun antwoorden
1. Hoe kan een outcome gedrag acAveren als dat gedrag eerst nodig is om de outcome te verkrijgen?
o Gedrag wordt geacHveerd door incenHves prikkels die een outcome voorspellen
o Deze prikkels signaleren verwachte posiHeve of negaHeve gevolgen
o Ze wekken een expectancy op over wat zal volgen
o Deze verwachHng acHveert een neiging tot toenadering of vermijding
o Daardoor ontstaat het feitelijke naderings- of vermijdingsgedrag dat tot de outcome leidt
2. Is er echt een verschil tussen het verminderen van negaAeve spanning en het verhogen van genot?
o Voorbeeld verschil tussen honger vermijden en verlangen naar voedsel
o In werkelijkheid zijn dit twee kanten van dezelfde medaille
o Het verminderen van negaHeve spanning gaat alHjd gepaard met het vergroten van posiHeve ervaring

3.5 Expectancy-value theorie

• De expectancy-value theorie gaat uit van het idee dat mensen gedrag kiezen dat het meeste nut
oplevert en zo genot maximaliseert het gedrag met de hoogste verwachte waarde of expected uHlity
wordt gekozen
o De expected uHlity (EU) van gedrag wordt bepaald door
§ De waarde van de outcome (value of outcome)
§ De verwachHng dat het gedrag in een bepaalde situaHe tot die outcome leidt (expectancy)
§ Formule: EU = value × expectancy
o Voorbeeld: een student kiest tussen feesten en studeren de opHe met de hoogste verwachte
waarde wordt gekozen

Verschil met de incenHve-theorie
• IncenHve-theorie: gedrag bepaald door verwachHng dat een sHmulus tot een outcome leidt (S–O)
• Expectancy-value theorie: gedrag bepaald door verwachHng dat een gedraging in een situaHe tot een
outcome leidt (S–R–O)




9

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
AR05 Katholieke Universiteit Leuven
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
14
Lid sinds
1 jaar
Aantal volgers
2
Documenten
8
Laatst verkocht
3 weken geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen