Deel één: Menselijk lichaam
Hoe ziet het er uit?
Verklaar waarom het onderwerp van belang is binnen de opleiding tot
kleuteronderwijzer (waarom werd het lied hoofd, schouders, knie en teen
gezongen):
● Je helpt de kinderen hun lichaamsdelen te benoemen.
● Je maakt kinderen bewust van hoe hun lichaam werkt.
● Door hierover kennis te hebben als leerkracht, kan je kinderen beter begeleiden in hun
motorische en zintuiglijke ontwikkeling.
Hoe werkt het?
Het skelet
Beschrijf de functie van het skelet:
● Om de kwetsbare organen van het lichaam te beschermen
● Dient als ondersteuning van het lichaam⇒ zou inzakken van eigen gewicht zonder
skelet.
● Biedt alle aanhechtingsmogelijkheden voor de spieren.
⇒ Kalk weg van het bot ⇒ stevigheid weg.
Synoniem van skelet:
● Geraamte
Met hoeveel botten worden we geboren en hoe zit het dan later:
● Geboren met +300 boten en eens volwassen nog 206 ⇒ Botten groeien later aan elkaar.
Wat is het grootste en het kleinste been:
● G: Dijbeen
● K: Stijgbeugel
Kraakbeen
Wat is kraakbeen:
● De schokdemper van het lichaam. ⇒ Taai, heel sterk, buigzaam, kan terugveren.
Wat is de functie van het kraakbeen:
● Beschermen van het bot
● Zorgt voor glijbeweging, soepele beweging
Vb.: Lopers met kniepijn ⇒ slijtage
Gewrichten
Wat is de functie van gewrichten:
● Schokdemping ⇒ Door kraakbeen en gewrichtsvloeistof worden schokken bij bewegen
opgevangen (springen).
● Beweging mogelijk maken ⇒ Zonder gewrichten zouden botten niet kunnen buigen of
draaien.
● Stevigheid en stabiliteit ⇒ gewrichten houden botten op de juiste plaats, terwijl ze
bewegen
3 soorten gewrichten:
● Scharniergewricht ⇒ Kan maar in 1 richting bewegen (elleboog)
● Rolgewricht ⇒ Rollen twee botten over elkaar heen (onderarm, spaakbeen en ellepijp
kunnen om elkaar heen bewegen waardoor je je handen kunt draaien)
● Kogelgewricht ⇒ Bestaat uit een kogel en een kom
⇒ Kan in veel richtingen bewegen (heup & schouders)
1
, Het beweging en spierstelsel
Wat is een spier:
● Verzameling van vezels
● Kan samentrekken en ontspannen en daardoor kracht kan uitoefenen.
Hoe werkt een spier:
● Kunnen alleen trekken niet duwen!!
● Aan elke beweeglijk bot, twee spieren
● Zitten vast aan de botten met elastisch weefsel (pezen)
Functies van een spier:
● Maken beweging mogelijk
● Ze houden verschillende onderdelen van het lichaam op zijn plaats
● Spelen een belangrijke rol bij de functies van organen (hartspier⇒ stuurt het bloed door
het lichaam/ Darmwand beweegt het voedsel voort door samentrekking/ Spier in
bloedvatwanden bloedvoorziening aan de verschillende delen van het lichaam.
Het zenuwstelsel
Welke onderdelen van het lichaam, maken deel uit van het zenuwstelsel:
● De hersenen
● De zenuwen
● Het ruggenmerg
Functies van het zenuwstelsel (coördinerende rol bij alle handelingen):
● Zorgt voor verbindingen tussen de verschillende hersengebieden onderling, de
hersenen en de rest van het lichaam (aansturen spieren).
● Coördineren van handelingen,
Vb.: Aansturen van spieren, zintuigelijke prikkels; emotionele en verstandelijke processen verwerken.
Hoe is het zenuwstelsel opgebouwd:
● Centrale zenuwstelsel
- Grote hersenen
⇒ verwerken impulsen van sensorische zenuwcellen
⇒ Hier vinden emotionele en verstandelijke processen plaats (geheugen, plannen,
emotie,...)
⇒ Reguleren vrijwillige bewegingen.
- Kleine hersenen
⇒ Coördineren de beweging
⇒ liggen achter en onder de grote hersenen
⇒ Bewaren het evenwicht
Schade? (Vb. proef: ogen gesloten en puntje neus aanraken) --> Kan door
alcoholmisbruik.
- Hersenstam
⇒ Verbindt de hersenen met het ruggenmerg om bloeddruk, temperatuur,
bewustzijn en de hartslag te regelen.
⇒ verantwoordelijk voor de automatische reflexen.
- Het ruggenmerg
⇒ Een bundel van zenuwbanen in de wervelkolom die prikkels geleiden van de
hersenen naar het lichaam en terug.
● Perifere zenuwstelsel
- Motorische zenuwen
⇒ Geven informatie van de hersenen aan de spieren door.
- Sensorische zenuwen
2
, ⇒ Geven informatie door aan de hersenen over pijn, warmte, koude en de positie
van ledematen (zintuiglijke waarneming)
PZ⇒ Het verbindt hersenen en ruggenmerg met de rest van je lichaam.
PZ⇒ Het zorgt ervoor dat je prikkels kan doorgeven.
Hormonen
Wat zijn hormonen:
● chemische stoffen (adrenaline, insuline,...)
● Worden in ons lichaam vervoert via het bloed
● Hebben een specifieke functie voor bepaalde organen en weefsels
● Worden op verschillende plaatsen gemaakt.
De schildklier
Wat is de schildklier:
● Vorm van een vlinder
● Voorkant van de hals
Functies van de schildklier:
● Regelt:
- De energievoorziening van ons lichaam
- Snelheid waarmee de stofwisseling plaatsvindt.
● Heeft invloed op:
- Snelheid waarmee haar en botten groeien
- Het lichaamsgewicht
- Temperatuur en energieniveau
- Functioneren van het hart en de spijsvertering.
Het spijsverteringsstelsel
De weg van ons voedsel & afbraak:
● De mond
- Het voedsel wordt gemengd met speeksel, de tong + het gebit ⇒ kleinere
voedselbrokken
● De slokdarm
- het voedsel wordt doorgeslikt en voortbewogen
- ritmische samentrekkingen van de spieren van de darmwand
● De maag (gespierde zak)
- Voedsel wordt ziektekiemvrij gemaakt door zoutzuur
- Afbraak van de eiwitten
- Slijm als glijmiddel wordt aan het voedsel toegevoegd. Zo kan het voedsel
gemakkelijk en geleidelijk de dunne darm inlopen
● De dunne darm
- Enzymen worden toegevoegd
- De vertering van het voedsel wordt voltooid
● De blinde darm (aan het einde daarvan heb je de appendix (wormvormig aanhangsel)
● De dikke darm
● De endeldarm
● De anus
Waarom knort je maag:
● Wanneer je maag voedsel naar de darmen aan het voortduwen is, maar bijna tot
helemaal leeg is dan hoor je het knorren.
⇒ Een volwassene eet gemiddeld 900 kg voedsel per jaar. Zoveel als een gemiddelde auto weegt.
3
, De bloedsomloop
Wat is de bloedsomloop:
● Hart
● Bloedvaten met bloed
Wat zijn de functies van de bloedsomloop:
● Bloed voorziet de weefsels van zuurstof
● Bloed neemt de nuttige voedingsstoffen die tijdens de maaltijd gegeten zijn en brengt
deze naar de verschillende lichaamsdelen.
● Brengt de afvalstoffen naar de lever en de nier ⇒ uitgescheiden via stoelgang en urine.
Wat is het verschil tussen slagaders en aders:
● S: Voeren het bloed van het hart af
● A: Voeren het bloed toe naar het hart.
Wat zijn haarvaten:
● Kleine bloedvaten
● vertakkingen van slagaders op plaatsen waar veel bloed nodig is.
Wat is het hart:
● Een spier die bloed door ons hele lichaam stuurt (pomp)
● Vier holtes
- Twee boezems: Bloed komt toe in het hart
- Twee kamers: Bloed verlaat het hart
Functie van het hart:
- Rechterkamer:
- levert bloed aan de longen
- Zuurstofarm bloed afkomstig van de organen (blauw)
- Perst zuurstofarm bloed naar longen
- Linkerkamer:
- bloed dat door longen is gestroomd
- Voorziet alle delen van het lichaam via aorta van zuurstofrijk bloed
(rood)
WEETJES
● Hart in rust:
- Van een olifant: ongeveer 25 keer per minuut
- Van een mens: tussen 60 en 80 slagen per minuut
- Van een muis: 600 keer per minuut
● Je bloed stroomt altijd in dezelfde richting.
● Ongeveer 45 seconden om helemaal rond te gaan
● Baby minder dan 1 liter bloed, volwassen ongeveer vijf liter
Voorbeelden van belangrijke slagaders:
● Aorta
● Kransslagaders
● Halsslagader
● Beenslagader
4
Hoe ziet het er uit?
Verklaar waarom het onderwerp van belang is binnen de opleiding tot
kleuteronderwijzer (waarom werd het lied hoofd, schouders, knie en teen
gezongen):
● Je helpt de kinderen hun lichaamsdelen te benoemen.
● Je maakt kinderen bewust van hoe hun lichaam werkt.
● Door hierover kennis te hebben als leerkracht, kan je kinderen beter begeleiden in hun
motorische en zintuiglijke ontwikkeling.
Hoe werkt het?
Het skelet
Beschrijf de functie van het skelet:
● Om de kwetsbare organen van het lichaam te beschermen
● Dient als ondersteuning van het lichaam⇒ zou inzakken van eigen gewicht zonder
skelet.
● Biedt alle aanhechtingsmogelijkheden voor de spieren.
⇒ Kalk weg van het bot ⇒ stevigheid weg.
Synoniem van skelet:
● Geraamte
Met hoeveel botten worden we geboren en hoe zit het dan later:
● Geboren met +300 boten en eens volwassen nog 206 ⇒ Botten groeien later aan elkaar.
Wat is het grootste en het kleinste been:
● G: Dijbeen
● K: Stijgbeugel
Kraakbeen
Wat is kraakbeen:
● De schokdemper van het lichaam. ⇒ Taai, heel sterk, buigzaam, kan terugveren.
Wat is de functie van het kraakbeen:
● Beschermen van het bot
● Zorgt voor glijbeweging, soepele beweging
Vb.: Lopers met kniepijn ⇒ slijtage
Gewrichten
Wat is de functie van gewrichten:
● Schokdemping ⇒ Door kraakbeen en gewrichtsvloeistof worden schokken bij bewegen
opgevangen (springen).
● Beweging mogelijk maken ⇒ Zonder gewrichten zouden botten niet kunnen buigen of
draaien.
● Stevigheid en stabiliteit ⇒ gewrichten houden botten op de juiste plaats, terwijl ze
bewegen
3 soorten gewrichten:
● Scharniergewricht ⇒ Kan maar in 1 richting bewegen (elleboog)
● Rolgewricht ⇒ Rollen twee botten over elkaar heen (onderarm, spaakbeen en ellepijp
kunnen om elkaar heen bewegen waardoor je je handen kunt draaien)
● Kogelgewricht ⇒ Bestaat uit een kogel en een kom
⇒ Kan in veel richtingen bewegen (heup & schouders)
1
, Het beweging en spierstelsel
Wat is een spier:
● Verzameling van vezels
● Kan samentrekken en ontspannen en daardoor kracht kan uitoefenen.
Hoe werkt een spier:
● Kunnen alleen trekken niet duwen!!
● Aan elke beweeglijk bot, twee spieren
● Zitten vast aan de botten met elastisch weefsel (pezen)
Functies van een spier:
● Maken beweging mogelijk
● Ze houden verschillende onderdelen van het lichaam op zijn plaats
● Spelen een belangrijke rol bij de functies van organen (hartspier⇒ stuurt het bloed door
het lichaam/ Darmwand beweegt het voedsel voort door samentrekking/ Spier in
bloedvatwanden bloedvoorziening aan de verschillende delen van het lichaam.
Het zenuwstelsel
Welke onderdelen van het lichaam, maken deel uit van het zenuwstelsel:
● De hersenen
● De zenuwen
● Het ruggenmerg
Functies van het zenuwstelsel (coördinerende rol bij alle handelingen):
● Zorgt voor verbindingen tussen de verschillende hersengebieden onderling, de
hersenen en de rest van het lichaam (aansturen spieren).
● Coördineren van handelingen,
Vb.: Aansturen van spieren, zintuigelijke prikkels; emotionele en verstandelijke processen verwerken.
Hoe is het zenuwstelsel opgebouwd:
● Centrale zenuwstelsel
- Grote hersenen
⇒ verwerken impulsen van sensorische zenuwcellen
⇒ Hier vinden emotionele en verstandelijke processen plaats (geheugen, plannen,
emotie,...)
⇒ Reguleren vrijwillige bewegingen.
- Kleine hersenen
⇒ Coördineren de beweging
⇒ liggen achter en onder de grote hersenen
⇒ Bewaren het evenwicht
Schade? (Vb. proef: ogen gesloten en puntje neus aanraken) --> Kan door
alcoholmisbruik.
- Hersenstam
⇒ Verbindt de hersenen met het ruggenmerg om bloeddruk, temperatuur,
bewustzijn en de hartslag te regelen.
⇒ verantwoordelijk voor de automatische reflexen.
- Het ruggenmerg
⇒ Een bundel van zenuwbanen in de wervelkolom die prikkels geleiden van de
hersenen naar het lichaam en terug.
● Perifere zenuwstelsel
- Motorische zenuwen
⇒ Geven informatie van de hersenen aan de spieren door.
- Sensorische zenuwen
2
, ⇒ Geven informatie door aan de hersenen over pijn, warmte, koude en de positie
van ledematen (zintuiglijke waarneming)
PZ⇒ Het verbindt hersenen en ruggenmerg met de rest van je lichaam.
PZ⇒ Het zorgt ervoor dat je prikkels kan doorgeven.
Hormonen
Wat zijn hormonen:
● chemische stoffen (adrenaline, insuline,...)
● Worden in ons lichaam vervoert via het bloed
● Hebben een specifieke functie voor bepaalde organen en weefsels
● Worden op verschillende plaatsen gemaakt.
De schildklier
Wat is de schildklier:
● Vorm van een vlinder
● Voorkant van de hals
Functies van de schildklier:
● Regelt:
- De energievoorziening van ons lichaam
- Snelheid waarmee de stofwisseling plaatsvindt.
● Heeft invloed op:
- Snelheid waarmee haar en botten groeien
- Het lichaamsgewicht
- Temperatuur en energieniveau
- Functioneren van het hart en de spijsvertering.
Het spijsverteringsstelsel
De weg van ons voedsel & afbraak:
● De mond
- Het voedsel wordt gemengd met speeksel, de tong + het gebit ⇒ kleinere
voedselbrokken
● De slokdarm
- het voedsel wordt doorgeslikt en voortbewogen
- ritmische samentrekkingen van de spieren van de darmwand
● De maag (gespierde zak)
- Voedsel wordt ziektekiemvrij gemaakt door zoutzuur
- Afbraak van de eiwitten
- Slijm als glijmiddel wordt aan het voedsel toegevoegd. Zo kan het voedsel
gemakkelijk en geleidelijk de dunne darm inlopen
● De dunne darm
- Enzymen worden toegevoegd
- De vertering van het voedsel wordt voltooid
● De blinde darm (aan het einde daarvan heb je de appendix (wormvormig aanhangsel)
● De dikke darm
● De endeldarm
● De anus
Waarom knort je maag:
● Wanneer je maag voedsel naar de darmen aan het voortduwen is, maar bijna tot
helemaal leeg is dan hoor je het knorren.
⇒ Een volwassene eet gemiddeld 900 kg voedsel per jaar. Zoveel als een gemiddelde auto weegt.
3
, De bloedsomloop
Wat is de bloedsomloop:
● Hart
● Bloedvaten met bloed
Wat zijn de functies van de bloedsomloop:
● Bloed voorziet de weefsels van zuurstof
● Bloed neemt de nuttige voedingsstoffen die tijdens de maaltijd gegeten zijn en brengt
deze naar de verschillende lichaamsdelen.
● Brengt de afvalstoffen naar de lever en de nier ⇒ uitgescheiden via stoelgang en urine.
Wat is het verschil tussen slagaders en aders:
● S: Voeren het bloed van het hart af
● A: Voeren het bloed toe naar het hart.
Wat zijn haarvaten:
● Kleine bloedvaten
● vertakkingen van slagaders op plaatsen waar veel bloed nodig is.
Wat is het hart:
● Een spier die bloed door ons hele lichaam stuurt (pomp)
● Vier holtes
- Twee boezems: Bloed komt toe in het hart
- Twee kamers: Bloed verlaat het hart
Functie van het hart:
- Rechterkamer:
- levert bloed aan de longen
- Zuurstofarm bloed afkomstig van de organen (blauw)
- Perst zuurstofarm bloed naar longen
- Linkerkamer:
- bloed dat door longen is gestroomd
- Voorziet alle delen van het lichaam via aorta van zuurstofrijk bloed
(rood)
WEETJES
● Hart in rust:
- Van een olifant: ongeveer 25 keer per minuut
- Van een mens: tussen 60 en 80 slagen per minuut
- Van een muis: 600 keer per minuut
● Je bloed stroomt altijd in dezelfde richting.
● Ongeveer 45 seconden om helemaal rond te gaan
● Baby minder dan 1 liter bloed, volwassen ongeveer vijf liter
Voorbeelden van belangrijke slagaders:
● Aorta
● Kransslagaders
● Halsslagader
● Beenslagader
4