Orgaananatomie van de vertebraten
Les 1: Algemene inleiding
Anatomische terminologie
Alle termen komen uit de humane → vesalius
- Glandulae = klieren
- Buccales = wang
- Ventrales = onderzijde
5 grote regio’s:
1. Caput = hoofd/kop
2. Collum = hals
3. Truncus = romp
4. Cauda = staart
5. Membra = ledenmaten
Borstkas NIET hetzelfde als borstholte !!
Hond: niet gegeten → maag in de borstkas samen met milt (hangen aan elkaar vast)
- Wel gegeten: maag verplaatsen naar caudaal → milt uit de borstkas (niet meer beschermd)
- Miltruptuur: bloeding van de milt
- Bv wanneer de hond valt na het eten op de milt
Dia 6:
Nummer 24: sulcus jugularis → vena jugularis loopt hier in
• Bloed nemen bij een paard
Regiones trunci
Regio dorsi: rugregio
Pectoralis: vanvoor
Abdominis: buikregio
Pelvis: bekken
Regiones abdominis
Sterilisatie → altijd in ruglig
Navel: referentie (littekenweefsel → goed zichtbaar) voor incisie
• Meest craniale punt: dan naar onder snijden
Regiones pelvis
Rectaal onderzoek → van alle structuren/organen voelen (door losse ophangband)
Oefening:
Occipitalis: achterhoofd
Nuchae: nekvlakte
1
,Auricularis: oren
Frontalis: voorhoofd
Supraorbitalis: boven de ogen
Sagitaalvlak: parallel aan mediaan vlak
Oriëntatie
Dorsaal: naar de rug toe
Ventraal: naar de buik toe
Craniaal/rostraal: naar de kop toe
Caudaal: naar de staart toe
Mediaal: naar binnen toe
Lateraal: naar buiten toe
Superficialis: oppervlakkig
Profuncus: diep
Les 2: Spijsverteringsstelsel
Deel 1: Algemeen – hond als model
Voornaamste aanpassingen zoogdieren:
- Mondholte: tanden, beweeglijke tong en lippen + gesloten gehemelte voor kauwen en zuigen
o Diersoortverschillen
o Runderen: minder selectief → tong gebruiken als zeis (vreemde materialen opnemen)
o Paarden: heel beweeglijke lippen → heel selectief
- Farynx: kort maar fijne motoriek noodzakelijk voor correcte kruising van voedsel-en ademweg
o = keel
o Epiglottis zorgt voor scheiding spijsverteringsstelsel en ademhalingsstelsel
o Cornage bij paard → verlamming van stemband: hangt los → geen tractie, vibreren → snurkend
geluid → zit in de weg: veel minder uithoudingsvermogen
- Slokdarm: lange en dunne maar flexibele buis
o Oerdarm, rudimentaire buis
- Maag: niet enkel stapelplaats maar tevens verteringsplaats
o Maagklieren + grote speekselklieren
o Rund: meerdere magen
- Dunne darm: lang + verschillende segmenten
o Functie: voedingsstoffen opnemen
o Bepaalde structuren die helpen: bv pancreas, lever
o Paard: geen galblaas
o Eerste stuk: belangrijk voor vertering
o Bestaat uit 3 delen
1. Duodenum
2. Jejunum
3. Ileum
- Ceacum = blinde darm
o Eerste stuk van de dikke darm
o Fermentatie vat
o Mensen: bacteriën nodig om te verteren → dieren hebben sappen nodig om plantaardig materiaal
om te zetten
2
, - Dikke darm: afhankelijk van aard van voedsel → species verschillen
o Functie: vocht re-absorberen uit de faeces
o Pens: onderaan voedsel en bovenaan gassen
o Nadelig voor paard: koliek = krampen
o Colon = dikke darm zelf
- Anaalkanaal: gescheiden van urogenitale sinus
o Binnenkant: anaalzakjes → veel bacteriën, snel ontsteken → jeuken: slederijden
Algemene opbouw
Mandibulaire speekselklieren
Parotis speekselklier → daaronder: bloedvaten en zenuwvezels
- Uitvalsverschijnselen wanneer zenuwen mee aangetast worden
- Kan voorkomen bij tekenbeet
Weg van voedsel:
- Slokdarm door het diafragma dan in de maag
- Eerste stuk van dunne darm = duodenum = 12-vingerige darm
o Maakt een u-bocht
o Pancreas vocht nodig om te verteren
- Dan jejunum
o Hangt met de langste ophangband vast: dorsa mesenterium → jejunumslingeringen
o = mesojejunum
- Laatste stuk: ileum
o Bevat lymfefollikels
o Voedselallergie: antigenen worden hier herkent
o Plica ilio ceacalis = plooi tussen ilium en ceacum
- Ceacum: klein
- Colon: u-vorm
o Hoefijzervormig met duodenum → alles moet in de buikholte passen
o Ascendens
o Transversum
o Descendens (links)
o Plica duodeno colica = plooi tussen colon descendens en duodenum pars ascendens
▪ Darmen niet beginnen draaien en afknellen
- Rectum
Binnenkant van buik- en borstholte bekleed met een vlies
3
,= pleura en peritoneum → glijmiddel aanmaken: organen mooi tov elkaar bewegen ook op alle organen (bedekt met
peritoneum)
Peritonitis: buikvliesontsteking (bv bij gesprongen apendix) sereus vocht produceren ipv glijmiddel: eiwitten gaan
verkleven met elkaar → dus organen ook → uiteindelijk kan een verlamming ontstaan
- Uitzondering: niet volledig tot aan de anus, ook niet tegen de nieren
- Nieren liggen op het buikvlies: dus enkel de onderkant is bedekt met buikvlies
Tekening maag en darmen:
Oorspronkelijk kommavormige structuur (embryo zelf)
Darm: 1 rechte buis
- Darm: vanboven vasthangen met een membraan
Welving: hart → daarachter welving van de lever
Uit de bodem van het embryo: wand naar boven komen → stopt in de helft = eerste indicatie voor het diafragma
Dan eerste indicatie van de maag → welving naar boven: koepel op die buis (darm)
- Direct caudaal daarvan: divertikel: begint te prolifereren zoals een tumor = lever
- Maag ligt nu in de lengte: koepel wordt te zwaar dus gaat draaien naar links en komt beneden te liggen
o Verschillende draaiingen
▪ Eerst omklappen langs lengteas 180°
▪ Dan 90° draaien door dwarse as → slokdarm ligt nu links en duodenum rechts
- Ophangband gaat uitrekken + mee naar beneden getrokken als een lus + artificieel nog verlengen (worden
langer dan ze hoeven te zijn)
o Band = dorsa mesenterium
▪ Vanaf de draaiing = omentum majus (aan bovenkant van de maag)
▪ Precies een visnet → bescherming
▪ 2 bladen op elkaar: is eigenlijk een zak
▪ Kleine opening: bursa omentalis (virtueel zolang er geen darmen inkomen)
▪ Foramen epiploicum → toegang
o Onderkant van de maag = ventraal mesenterium
▪ Na draaiing = omentum minus
- Lever: bijna volledig ventraal mesenterium innemen
o Oorspronkelijk beneden → komt voor de maag te liggen door draaiing
Mond-keel
• Lippen en wangen
o Paard: heel beweeglijk → aftasten
o Rund: niet beweeglijk → verbonden met de neus = neusspiegel
o Elk rund: andere neusspiegel (zoals vingerafdruk mens)
• Tanden
o Rund: geen snijtanden aan bovenkaak, enkel aan onderkaak
o → reden dat rond tong gebruikt als grijporgaan
• Gehemelte
o Hard en zacht
o Mediaanlijn: versmeltingsnaad van 2 helften = rafe pallatini
▪ Gespleten gehemelte: stop in de embryonale ontwikkeling
o Hard: groeves = rugae palatini → voedsel daartegen duwen en al verkleinen
o Vestibulum oris: voorkamer van de mondholte
▪ Pars labialis: tussen wangen en tandenboog
• Tong
4
, o Corpus = lichaam
o Radix = wortel
o Top van de tong = apex
o Zit in de mediaanlijn vast aan de mondholtebodem: tongriem = frenulum linguale
▪ 2 ruimtes: 2 recessie sublingualis
• 2 tepels = hongertepels = carunculae sublingualis → speekselproductie
o Sulcus lingualis: tong krullen
o Verschillende papillen
▪ 2 soorten: mechanische en smaakpapillen
• Mechanische: papillae conicae en filliformes → duidelijk bij de kat (schuurt)
• Smaakpapillen: 3 soorten
o Papillae circum vallatae: omwalde
o Papillae fungiformes: paddestoelvormig
o Papillae foliatae: bladvormig
o Rund: verhoging = torus linguae
▪ Daarvoor: putje = fossa lingualis
▪ Had er beter niet gezeten ! → ideaal voor micro-organismen
Speekselklieren
• Gaan het voedsel bevochtigen
• Bevat ook al een aantal enzymes → vertering tewerkstellen
• Ontsmettend voor species zelf (door enzymes) NIET interspecies
• Verschillende ascini met epitheelcellen
Grote speekselklieren
• Geel: parotis → gelegen langs het oor
o Heeft een afvoerweg = ductus parotideus
o Uitmonden aan de bovenkant thv vestibulum oris (1e kiezen)
• Glandula mandibularis: onderkant thv onderkaak
o Ductus mandibularis thv carunculae sublingualis (hongertepels)
• Glandulae sublingualis (onder de tong)
o 2 soorten:
▪ Monostomatica: 1 afvoerweg
▪ Polystomatica: verschillende afvoerwegen → uitmonden in mondholte
• Thv crista sublingualis
• Groen: lymfeknopen ! GEEN klieren!!!!
• Paard geen monostomatica !
• Parotis in regio met veel zenuwen en bloedvaten → kunnen uitvallen wanneer er ontsteking is (droes bij een
paard)
Algemeen beeld svs
• Slokdarm
• Dwars gestreept spierweefsel: zelf controle over
• Aan de linker kant gelegen
• Verschillende delen
o Deel in de hals = pars cervicalis
o Deel in de borstkas = pars thoraccicus
o Pars abdominalis = in de maag
• Doorgang door het diafragma = hiatus oesofageus
5
, Maag regio’s
Lange zijde: curvatura major → omentum majus
Korte zijde: curvature minus → omentum minus
Maag heel flexibel → vullingsgraad
Cardia: sluitspier = cardia sfincter
- Paard kan niet braken of boeren (sterke cardia sfincter)
- Kan fout gaan: maag kan barsten/ontploffen
- Met een neusslokdarmsonde de lucht proberen aflaten
Maag vergelijkend
Donkerrood: veel bloed en dus klieren → fundus
Paars: pylorus met klieren
• paard: groot deel aglandulair = geen klieren = proventriculus
o stukje voormaag
• saccus ceacus = blindzak
• ventriculair diverticulum bij varken
• maag vult: heel groot maar flinter dun → fragiel voor mogelijke schade
Pylorusstenose
Vernauwing van de uitgang van de maag naar de dunne darm toe
Kan aangeboren zijn of na een tijd gekomen
- voedsel kan niet weg, gaat braken (maag gaat uitzetten)
- altijd honger hebben maar altijd braken → voedsel gaat niet verder door
- contrastvloeistof: zien dat het voedsel niet verder door kan
6
Les 1: Algemene inleiding
Anatomische terminologie
Alle termen komen uit de humane → vesalius
- Glandulae = klieren
- Buccales = wang
- Ventrales = onderzijde
5 grote regio’s:
1. Caput = hoofd/kop
2. Collum = hals
3. Truncus = romp
4. Cauda = staart
5. Membra = ledenmaten
Borstkas NIET hetzelfde als borstholte !!
Hond: niet gegeten → maag in de borstkas samen met milt (hangen aan elkaar vast)
- Wel gegeten: maag verplaatsen naar caudaal → milt uit de borstkas (niet meer beschermd)
- Miltruptuur: bloeding van de milt
- Bv wanneer de hond valt na het eten op de milt
Dia 6:
Nummer 24: sulcus jugularis → vena jugularis loopt hier in
• Bloed nemen bij een paard
Regiones trunci
Regio dorsi: rugregio
Pectoralis: vanvoor
Abdominis: buikregio
Pelvis: bekken
Regiones abdominis
Sterilisatie → altijd in ruglig
Navel: referentie (littekenweefsel → goed zichtbaar) voor incisie
• Meest craniale punt: dan naar onder snijden
Regiones pelvis
Rectaal onderzoek → van alle structuren/organen voelen (door losse ophangband)
Oefening:
Occipitalis: achterhoofd
Nuchae: nekvlakte
1
,Auricularis: oren
Frontalis: voorhoofd
Supraorbitalis: boven de ogen
Sagitaalvlak: parallel aan mediaan vlak
Oriëntatie
Dorsaal: naar de rug toe
Ventraal: naar de buik toe
Craniaal/rostraal: naar de kop toe
Caudaal: naar de staart toe
Mediaal: naar binnen toe
Lateraal: naar buiten toe
Superficialis: oppervlakkig
Profuncus: diep
Les 2: Spijsverteringsstelsel
Deel 1: Algemeen – hond als model
Voornaamste aanpassingen zoogdieren:
- Mondholte: tanden, beweeglijke tong en lippen + gesloten gehemelte voor kauwen en zuigen
o Diersoortverschillen
o Runderen: minder selectief → tong gebruiken als zeis (vreemde materialen opnemen)
o Paarden: heel beweeglijke lippen → heel selectief
- Farynx: kort maar fijne motoriek noodzakelijk voor correcte kruising van voedsel-en ademweg
o = keel
o Epiglottis zorgt voor scheiding spijsverteringsstelsel en ademhalingsstelsel
o Cornage bij paard → verlamming van stemband: hangt los → geen tractie, vibreren → snurkend
geluid → zit in de weg: veel minder uithoudingsvermogen
- Slokdarm: lange en dunne maar flexibele buis
o Oerdarm, rudimentaire buis
- Maag: niet enkel stapelplaats maar tevens verteringsplaats
o Maagklieren + grote speekselklieren
o Rund: meerdere magen
- Dunne darm: lang + verschillende segmenten
o Functie: voedingsstoffen opnemen
o Bepaalde structuren die helpen: bv pancreas, lever
o Paard: geen galblaas
o Eerste stuk: belangrijk voor vertering
o Bestaat uit 3 delen
1. Duodenum
2. Jejunum
3. Ileum
- Ceacum = blinde darm
o Eerste stuk van de dikke darm
o Fermentatie vat
o Mensen: bacteriën nodig om te verteren → dieren hebben sappen nodig om plantaardig materiaal
om te zetten
2
, - Dikke darm: afhankelijk van aard van voedsel → species verschillen
o Functie: vocht re-absorberen uit de faeces
o Pens: onderaan voedsel en bovenaan gassen
o Nadelig voor paard: koliek = krampen
o Colon = dikke darm zelf
- Anaalkanaal: gescheiden van urogenitale sinus
o Binnenkant: anaalzakjes → veel bacteriën, snel ontsteken → jeuken: slederijden
Algemene opbouw
Mandibulaire speekselklieren
Parotis speekselklier → daaronder: bloedvaten en zenuwvezels
- Uitvalsverschijnselen wanneer zenuwen mee aangetast worden
- Kan voorkomen bij tekenbeet
Weg van voedsel:
- Slokdarm door het diafragma dan in de maag
- Eerste stuk van dunne darm = duodenum = 12-vingerige darm
o Maakt een u-bocht
o Pancreas vocht nodig om te verteren
- Dan jejunum
o Hangt met de langste ophangband vast: dorsa mesenterium → jejunumslingeringen
o = mesojejunum
- Laatste stuk: ileum
o Bevat lymfefollikels
o Voedselallergie: antigenen worden hier herkent
o Plica ilio ceacalis = plooi tussen ilium en ceacum
- Ceacum: klein
- Colon: u-vorm
o Hoefijzervormig met duodenum → alles moet in de buikholte passen
o Ascendens
o Transversum
o Descendens (links)
o Plica duodeno colica = plooi tussen colon descendens en duodenum pars ascendens
▪ Darmen niet beginnen draaien en afknellen
- Rectum
Binnenkant van buik- en borstholte bekleed met een vlies
3
,= pleura en peritoneum → glijmiddel aanmaken: organen mooi tov elkaar bewegen ook op alle organen (bedekt met
peritoneum)
Peritonitis: buikvliesontsteking (bv bij gesprongen apendix) sereus vocht produceren ipv glijmiddel: eiwitten gaan
verkleven met elkaar → dus organen ook → uiteindelijk kan een verlamming ontstaan
- Uitzondering: niet volledig tot aan de anus, ook niet tegen de nieren
- Nieren liggen op het buikvlies: dus enkel de onderkant is bedekt met buikvlies
Tekening maag en darmen:
Oorspronkelijk kommavormige structuur (embryo zelf)
Darm: 1 rechte buis
- Darm: vanboven vasthangen met een membraan
Welving: hart → daarachter welving van de lever
Uit de bodem van het embryo: wand naar boven komen → stopt in de helft = eerste indicatie voor het diafragma
Dan eerste indicatie van de maag → welving naar boven: koepel op die buis (darm)
- Direct caudaal daarvan: divertikel: begint te prolifereren zoals een tumor = lever
- Maag ligt nu in de lengte: koepel wordt te zwaar dus gaat draaien naar links en komt beneden te liggen
o Verschillende draaiingen
▪ Eerst omklappen langs lengteas 180°
▪ Dan 90° draaien door dwarse as → slokdarm ligt nu links en duodenum rechts
- Ophangband gaat uitrekken + mee naar beneden getrokken als een lus + artificieel nog verlengen (worden
langer dan ze hoeven te zijn)
o Band = dorsa mesenterium
▪ Vanaf de draaiing = omentum majus (aan bovenkant van de maag)
▪ Precies een visnet → bescherming
▪ 2 bladen op elkaar: is eigenlijk een zak
▪ Kleine opening: bursa omentalis (virtueel zolang er geen darmen inkomen)
▪ Foramen epiploicum → toegang
o Onderkant van de maag = ventraal mesenterium
▪ Na draaiing = omentum minus
- Lever: bijna volledig ventraal mesenterium innemen
o Oorspronkelijk beneden → komt voor de maag te liggen door draaiing
Mond-keel
• Lippen en wangen
o Paard: heel beweeglijk → aftasten
o Rund: niet beweeglijk → verbonden met de neus = neusspiegel
o Elk rund: andere neusspiegel (zoals vingerafdruk mens)
• Tanden
o Rund: geen snijtanden aan bovenkaak, enkel aan onderkaak
o → reden dat rond tong gebruikt als grijporgaan
• Gehemelte
o Hard en zacht
o Mediaanlijn: versmeltingsnaad van 2 helften = rafe pallatini
▪ Gespleten gehemelte: stop in de embryonale ontwikkeling
o Hard: groeves = rugae palatini → voedsel daartegen duwen en al verkleinen
o Vestibulum oris: voorkamer van de mondholte
▪ Pars labialis: tussen wangen en tandenboog
• Tong
4
, o Corpus = lichaam
o Radix = wortel
o Top van de tong = apex
o Zit in de mediaanlijn vast aan de mondholtebodem: tongriem = frenulum linguale
▪ 2 ruimtes: 2 recessie sublingualis
• 2 tepels = hongertepels = carunculae sublingualis → speekselproductie
o Sulcus lingualis: tong krullen
o Verschillende papillen
▪ 2 soorten: mechanische en smaakpapillen
• Mechanische: papillae conicae en filliformes → duidelijk bij de kat (schuurt)
• Smaakpapillen: 3 soorten
o Papillae circum vallatae: omwalde
o Papillae fungiformes: paddestoelvormig
o Papillae foliatae: bladvormig
o Rund: verhoging = torus linguae
▪ Daarvoor: putje = fossa lingualis
▪ Had er beter niet gezeten ! → ideaal voor micro-organismen
Speekselklieren
• Gaan het voedsel bevochtigen
• Bevat ook al een aantal enzymes → vertering tewerkstellen
• Ontsmettend voor species zelf (door enzymes) NIET interspecies
• Verschillende ascini met epitheelcellen
Grote speekselklieren
• Geel: parotis → gelegen langs het oor
o Heeft een afvoerweg = ductus parotideus
o Uitmonden aan de bovenkant thv vestibulum oris (1e kiezen)
• Glandula mandibularis: onderkant thv onderkaak
o Ductus mandibularis thv carunculae sublingualis (hongertepels)
• Glandulae sublingualis (onder de tong)
o 2 soorten:
▪ Monostomatica: 1 afvoerweg
▪ Polystomatica: verschillende afvoerwegen → uitmonden in mondholte
• Thv crista sublingualis
• Groen: lymfeknopen ! GEEN klieren!!!!
• Paard geen monostomatica !
• Parotis in regio met veel zenuwen en bloedvaten → kunnen uitvallen wanneer er ontsteking is (droes bij een
paard)
Algemeen beeld svs
• Slokdarm
• Dwars gestreept spierweefsel: zelf controle over
• Aan de linker kant gelegen
• Verschillende delen
o Deel in de hals = pars cervicalis
o Deel in de borstkas = pars thoraccicus
o Pars abdominalis = in de maag
• Doorgang door het diafragma = hiatus oesofageus
5
, Maag regio’s
Lange zijde: curvatura major → omentum majus
Korte zijde: curvature minus → omentum minus
Maag heel flexibel → vullingsgraad
Cardia: sluitspier = cardia sfincter
- Paard kan niet braken of boeren (sterke cardia sfincter)
- Kan fout gaan: maag kan barsten/ontploffen
- Met een neusslokdarmsonde de lucht proberen aflaten
Maag vergelijkend
Donkerrood: veel bloed en dus klieren → fundus
Paars: pylorus met klieren
• paard: groot deel aglandulair = geen klieren = proventriculus
o stukje voormaag
• saccus ceacus = blindzak
• ventriculair diverticulum bij varken
• maag vult: heel groot maar flinter dun → fragiel voor mogelijke schade
Pylorusstenose
Vernauwing van de uitgang van de maag naar de dunne darm toe
Kan aangeboren zijn of na een tijd gekomen
- voedsel kan niet weg, gaat braken (maag gaat uitzetten)
- altijd honger hebben maar altijd braken → voedsel gaat niet verder door
- contrastvloeistof: zien dat het voedsel niet verder door kan
6