Psychodiagnostiek 1 + 2 KLP/SPP
1. Omschrijving en belang van psychodiagnostiek
Voorbeelden: (wat is er aan de hand, wat is jouw advies?)
- Jolanta → taaldrempel
- Rik → ADHD
- Dounia → depressieve klachten
Wij hebben impliciet ideeën over mensen (we denken na), wij maken associaties om te
overleven (veilig, onvelig, etc.)
1.1. Alledaags impliciet diagnosticeren
Diagnosticeren: toekennen van oorzaken aan verschijnselen of gedragingen
(attributietheorie) dus we gaan bepaalde dingen koppelen
Impliciet: onbewust, zonder erover na te denken
Iedereen doet het…elke dag…vooral als er een afwijking is van een verwacht patroon →
experiment dakloze
Vaak gebruikt als entertainment:
- Online of in tijdschriften: ‘testjes’
- Media, tv en documentaires: extremer (on)gewenst gedrag
Probleem van impliciet diagnosticeren
Er zitten fouten in manier van denken maar het probleem is dat dit ons gedrag ook bepaalt.
Bij racisme wordt het wel iets extremer. Denkfout in bij het uitsluiten, etc.
Omgaan met kansen en waarschijnlijkheden
BV1; “mijn vriend is professor. Hij schrijft graag gedichten, is nogal verlegen en klein van
gestalte. Op welk terrein is hij werkzaam: Chinese literatuur of psychologie?
→ de meeste mensen denken dat het om een hoogleraar Chinese literatuur gaat
BV2; welk type woorden zijn het meest frequent in het Nederlands? Woorden die beginnen
met een ‘r’ OF woorden die ‘r’ als vierde letter hebben?
→ de meeste vinden a waarschijnlijk a kan je veel sneller oproepen in je hoofd dan de
andere. De info is sneller beschikbaar
Mensen zijn slecht in het schatten, afwegen en herzien
,Oorzaak van foutenbronnen
Experiment
- Bart is 34 jaar hij is intelligent, maar weinig creatief. Hij is dwangmatig en maakt een
saaie indruk. Hij was altijd sterk in wiskunde, maar zwak in taal (rangschik naar
waarschijnlijkheid dia 13:
→ 85% vindt A het meest waarschijnlijk en b het minst waarschijnlijk MAAR kans dat Bart
accountant en hardrocker is, is altijd kleiner dan de kans dat Bart een hardrocker is
+ Bart voldoet niet aan beeld van hardrocker, meer aan beeld van hardrockende accountant
Oorzaak foutenbronnen: mensen redeneren niet statistisch, maar gebruiken heuristieken/
vuistregels
Andere statistische fouten:
- Velen denken dat vliegen gevaarlijker is dan autorijden
- Lijst van 19 ‘beroemde’ mannen en 20 ‘gewone’ vrouwen: meeste mensen denken
dat er meer mannen dan vrouwen op lijst
HEURISTIEKEN = (vuist)regels om sneller tot de oplossing van een probleem te komen (vaak
impliciet of onbewust)
- Informele, intuïtieve en speculatieve oplossingsstrategieën
- Ontwikkeld om snel beslissingen te nemen (- overleven)
- Specifieke strategieën die we leren gebruiken in specifieke situaties en die niet altijd
een oplossing garanderen (<> algoritmen, die altijd en overal werken)
- Hoe meer ervaring met een taak, hoe beter heuristieken ontwikkeld zijn
→ heuristieken vaak oorzaak van foutenbron
Beschikbaarheids-heuristiek (gebeurtenissen) : als iets makkelijk uit het geheugen op te
halen is, schatten mensen dat dit vaker gebeurt.
- Welke
Representativiteites-heuristiek (groepen): hoe meer iemand overeenkomstige kenmerken
vertoont die typisch zijn voor leden van een bepaalde groep, hoe groter de kans is dat de
persoon ook tot die groep behoort.
- Film brandweer, chirurg,…
-
Opdracht dia 17 (1 = beschikbaarheids-heuristiek) (2 = representativiteits-heuristiek)
1.2. Impliciet diagnosticeren in PSD
Oefening: dia 19
→ meer gebruik van heuristieken indien meer ervaring met een thema
Mogelijke foutenbronnen:
- Besluitvorming onvoldoende gebaseerd op beschikbare gegevens; geen objectieve
criteria hanteren (= verhoging van de subjectiviteit)
- Besluitvorming onvoldoende geëxpliciteerd en daardoor onvoldoende duidelijk voor
collega’s en cliënten
- Eigen persoon als foutenbron
, - Onvoldoende samenwerking met cliënt en zijn omgeving
- Te veel vakjargon in de communicatie
- Geen systematische en consistente werkwijze hanteren
- Informatie zoeken die idee bevestigt
- Gebrekkige kwaliteit van de onderzoeksmiddelen en ongeschikte normen
- Diagnostisch proces onvoldoende afgestemd op de hulpvragen van de cliënt
- Voor de hand liggende diagnosen en interventies over het hoofd zien
Uit onbewust vertrekken om een bewust behandeling te maken en een bewust proces
1.3. Expliciet diagnosticeren als oplossing
Er komt altijd iemand met een vraag (aanmelding) in vele gevallen doen we ook aanvullende
onderzoek nadien advies en rapportering om zo een antwoord op de vraag te vinden. Bij elke
stap komt er ook een heel denkproces dat we achter elke stap gaan zetten. Altijd vanaf 0
starten.
, a. Basis van het PSD procesmodel
= empirische cyclus → eerst hypothese daarna gaan we proberen informatie
te verzamelen
= hypothesetoetsend denken
Begin is observatie/ exploratie daarna inductie, etc.
Niet zomaar op ons gevoel handelen conclusies
trekken maar echt met stapsgewijs en impliciet
denken.
Empirische cyclus: RIK
Rik heeft adhd (inductie)
Concentratiemoeilijkheden,
moeilijk stil zitten, etc.
(observatie)
Dedcutie: rik heeft adhd indien resultaten van observatie vragenlijsten,
bij verschillende informanten erop wijzen dat er voldaan word aande
dsm5 criteraia adhd
→ gedragingen enkel in thuiscontext niet op school ontstaan na
vechtscheiding (toetsing)
Worder er voldaan aan dsm 5 criteraia 5 → nee (evaluatie)
Lusteloosheid, geen energie, etc; (observatie)
Marie is niet meer gemotiveerd voor job (hypothese)
Deducite: niet meer gemotiveerd, etc.
Slechte punten (observatie)
Voelt zich niet goed in huidige studie (hyppthese)
Hij heeft andere capacitetiten blijkt uit IQ test (deductie)
Vooral interesse voor wetenschap, etc. toetsint
Evaluatie: voelt zich niet goed in zijn huidige studie → ja
Hij zou gebaad zijn met een andere studierichting
1. Omschrijving en belang van psychodiagnostiek
Voorbeelden: (wat is er aan de hand, wat is jouw advies?)
- Jolanta → taaldrempel
- Rik → ADHD
- Dounia → depressieve klachten
Wij hebben impliciet ideeën over mensen (we denken na), wij maken associaties om te
overleven (veilig, onvelig, etc.)
1.1. Alledaags impliciet diagnosticeren
Diagnosticeren: toekennen van oorzaken aan verschijnselen of gedragingen
(attributietheorie) dus we gaan bepaalde dingen koppelen
Impliciet: onbewust, zonder erover na te denken
Iedereen doet het…elke dag…vooral als er een afwijking is van een verwacht patroon →
experiment dakloze
Vaak gebruikt als entertainment:
- Online of in tijdschriften: ‘testjes’
- Media, tv en documentaires: extremer (on)gewenst gedrag
Probleem van impliciet diagnosticeren
Er zitten fouten in manier van denken maar het probleem is dat dit ons gedrag ook bepaalt.
Bij racisme wordt het wel iets extremer. Denkfout in bij het uitsluiten, etc.
Omgaan met kansen en waarschijnlijkheden
BV1; “mijn vriend is professor. Hij schrijft graag gedichten, is nogal verlegen en klein van
gestalte. Op welk terrein is hij werkzaam: Chinese literatuur of psychologie?
→ de meeste mensen denken dat het om een hoogleraar Chinese literatuur gaat
BV2; welk type woorden zijn het meest frequent in het Nederlands? Woorden die beginnen
met een ‘r’ OF woorden die ‘r’ als vierde letter hebben?
→ de meeste vinden a waarschijnlijk a kan je veel sneller oproepen in je hoofd dan de
andere. De info is sneller beschikbaar
Mensen zijn slecht in het schatten, afwegen en herzien
,Oorzaak van foutenbronnen
Experiment
- Bart is 34 jaar hij is intelligent, maar weinig creatief. Hij is dwangmatig en maakt een
saaie indruk. Hij was altijd sterk in wiskunde, maar zwak in taal (rangschik naar
waarschijnlijkheid dia 13:
→ 85% vindt A het meest waarschijnlijk en b het minst waarschijnlijk MAAR kans dat Bart
accountant en hardrocker is, is altijd kleiner dan de kans dat Bart een hardrocker is
+ Bart voldoet niet aan beeld van hardrocker, meer aan beeld van hardrockende accountant
Oorzaak foutenbronnen: mensen redeneren niet statistisch, maar gebruiken heuristieken/
vuistregels
Andere statistische fouten:
- Velen denken dat vliegen gevaarlijker is dan autorijden
- Lijst van 19 ‘beroemde’ mannen en 20 ‘gewone’ vrouwen: meeste mensen denken
dat er meer mannen dan vrouwen op lijst
HEURISTIEKEN = (vuist)regels om sneller tot de oplossing van een probleem te komen (vaak
impliciet of onbewust)
- Informele, intuïtieve en speculatieve oplossingsstrategieën
- Ontwikkeld om snel beslissingen te nemen (- overleven)
- Specifieke strategieën die we leren gebruiken in specifieke situaties en die niet altijd
een oplossing garanderen (<> algoritmen, die altijd en overal werken)
- Hoe meer ervaring met een taak, hoe beter heuristieken ontwikkeld zijn
→ heuristieken vaak oorzaak van foutenbron
Beschikbaarheids-heuristiek (gebeurtenissen) : als iets makkelijk uit het geheugen op te
halen is, schatten mensen dat dit vaker gebeurt.
- Welke
Representativiteites-heuristiek (groepen): hoe meer iemand overeenkomstige kenmerken
vertoont die typisch zijn voor leden van een bepaalde groep, hoe groter de kans is dat de
persoon ook tot die groep behoort.
- Film brandweer, chirurg,…
-
Opdracht dia 17 (1 = beschikbaarheids-heuristiek) (2 = representativiteits-heuristiek)
1.2. Impliciet diagnosticeren in PSD
Oefening: dia 19
→ meer gebruik van heuristieken indien meer ervaring met een thema
Mogelijke foutenbronnen:
- Besluitvorming onvoldoende gebaseerd op beschikbare gegevens; geen objectieve
criteria hanteren (= verhoging van de subjectiviteit)
- Besluitvorming onvoldoende geëxpliciteerd en daardoor onvoldoende duidelijk voor
collega’s en cliënten
- Eigen persoon als foutenbron
, - Onvoldoende samenwerking met cliënt en zijn omgeving
- Te veel vakjargon in de communicatie
- Geen systematische en consistente werkwijze hanteren
- Informatie zoeken die idee bevestigt
- Gebrekkige kwaliteit van de onderzoeksmiddelen en ongeschikte normen
- Diagnostisch proces onvoldoende afgestemd op de hulpvragen van de cliënt
- Voor de hand liggende diagnosen en interventies over het hoofd zien
Uit onbewust vertrekken om een bewust behandeling te maken en een bewust proces
1.3. Expliciet diagnosticeren als oplossing
Er komt altijd iemand met een vraag (aanmelding) in vele gevallen doen we ook aanvullende
onderzoek nadien advies en rapportering om zo een antwoord op de vraag te vinden. Bij elke
stap komt er ook een heel denkproces dat we achter elke stap gaan zetten. Altijd vanaf 0
starten.
, a. Basis van het PSD procesmodel
= empirische cyclus → eerst hypothese daarna gaan we proberen informatie
te verzamelen
= hypothesetoetsend denken
Begin is observatie/ exploratie daarna inductie, etc.
Niet zomaar op ons gevoel handelen conclusies
trekken maar echt met stapsgewijs en impliciet
denken.
Empirische cyclus: RIK
Rik heeft adhd (inductie)
Concentratiemoeilijkheden,
moeilijk stil zitten, etc.
(observatie)
Dedcutie: rik heeft adhd indien resultaten van observatie vragenlijsten,
bij verschillende informanten erop wijzen dat er voldaan word aande
dsm5 criteraia adhd
→ gedragingen enkel in thuiscontext niet op school ontstaan na
vechtscheiding (toetsing)
Worder er voldaan aan dsm 5 criteraia 5 → nee (evaluatie)
Lusteloosheid, geen energie, etc; (observatie)
Marie is niet meer gemotiveerd voor job (hypothese)
Deducite: niet meer gemotiveerd, etc.
Slechte punten (observatie)
Voelt zich niet goed in huidige studie (hyppthese)
Hij heeft andere capacitetiten blijkt uit IQ test (deductie)
Vooral interesse voor wetenschap, etc. toetsint
Evaluatie: voelt zich niet goed in zijn huidige studie → ja
Hij zou gebaad zijn met een andere studierichting