Inleiding
Klinische farmacologie
Alle toepassingen v geneesmiddelen bij de mens ---> van:
- ‘first in man’
- Clinical use
- Farmaco-epidemiologie
---> farmacotherapie = (correct) voorschrijven + opvolgen
Problemen bij farmacotherapie =
1. Bij wie werkt het (niet) =
In onderzoeken = zien dat het statistisch significant verschil is ---> verschil tussen 2
groepen=
• Kan statistisch significant zijn
• Is het belangrijk genoeg voor patiënt ---> gaat die zich effectief beter voelen = is
het klinisch relevant
---> wie zijn de responders en non-responders?
---> heel veel geneest ook van zelf = ondanks behandeling
---> = placebo werkt ook = idee van iets nemen heeft ook effect
2. Wie gaat ongewenst effect hebben?
Er zijn enkele groepen gevoeliger voor bijwerkingen ---> maar kan niet voorspeld worden
---> bv. bij zwangeren = niet weten of er effect op vrucht gaat zijn
---> bij welk geneesmiddel is contra-indicatie echt belangrijk ---> sommige firma’s =
aandoening bij contra indicatie zetten =zo zichtzelf indekken
3. Afweging voor en nadelen
= Zijn de nadelen de voordelen waard ---> soms een beetje winst maar wel veel risico’s
---> bv. NSAIDs =
▪ Helpen bij spierpijn
Beter ander geneesmiddel geven
▪ Ook veel andere bijwerkingen
---> bv. medicatie bij Alzheimer =
▪ Kan opname in wzc uitstellen
▪ Heeft heel veel bijwerkingen
---> Medicalisering = voor alles een pil maken ---> medicatie voor varianten op normale
---> behandelen v syndroom = behandeling moeilijk = trial and error
---> risicofactoren = geen ziekte op zich ---> veel mensen zullen nooit ziek worden
---> bv. hypertensie = risicofactor voor cardiovasculaire aandoeningen
---> vanaf wanner risicofactor behandelen? 1
, 4. Altijd adequaat gebruik?
Heel veel geneesmiddelen die niet voor de juiste dingen = met juiste indicatie worden
ingenomen
---> foutief gebruik kan leiden tot toxiciteit
---> In België = heel veel overgebruik dr lage drempel =
▪ Slaapmiddelen
▪ Antidepressiva
▪ Antipsychotica
---> overgebruik = kan belangrijke reden zijn voor therapiefalen
---> slechte compliance/adherence = groot probleem bij chronische therapie
---> onnodig langdurig gebruik v GM die eig niet gemaakt zijn om lang te gebruiken =
• Antidepressiva
• Benzodiazepines
• Antipsychotica bij dementie
---> bv. antidepressiva = aangeraden om na beterschap 6 maand bij te nemen
---> Gemiddeld nog 3 jaar doornemen = is heel moeilijk om te stoppen
---> stoppen = met lagere dosissen = niet op de markt beschikbaar
---> = heel weinig studies over stoppen met innemen = deprescribing
5. Kosten
= GM = heel grote kost ---> alle nieuwe GM = heel duur ---> liefst zo snel mogelijk hebben
= hele grote kost
---> vooral dure behandelingen in ziekenhuis = enorme prijs ---> bv. gentherapie = wordt
steeds duurder
---> prijzen zullen nog meer toenemen bij nieuwe dagbehandelingen
---> RIZIV = GM budget = 34% v totale uitgaven = terugbetalingen v GM
6. Milieu impact
Medicatie heeft ook heel veel impact op milieu ---> hoe daar mee omgaan?
Oplossing = rationeel voorschrijven =
Enkel die GM voorschrijven waarvoor bewijs v effect is in klinische studies --->
- Voor juiste indicatie
- In juiste dosis
- Vermijden interacties met andere GM
- Kiezen voor meest duurzame optie
---> = niet zo gemakkelijk
2
,Medische fouten =
1/3e vd oorzaken v sterfte ---> = GM nemen daar ook een groot aandeel bij in
---> Jonge artsen = groep waar meest fouten in gemaakt worden
---> logisch want niet zo veel tijd om optimaal te leren voorschrijven
---> Is nodig want er mogen geen grote fouten gemaakt worden
Farmacologie
Definities =
Fase Korte definitie Voorbeeld bij Clopidogrel
Absorptie Opname v geneesmiddel in Snel opgenomen ---> piekplasmaspiegel
bloed na ± 45 minuten bij 75 mg orale dosis
Distributie Verspreiding in het lichaam Sterke eiwitbinding =
via bloedbaan
- 98 % (clopidogrel)
- 94 % (inactieve metaboliet)
Biotransformatie Omzetting in (in)actieve In de lever omgezet via CYP2C19 --->
metabolieten ---> meestal in actieve thiol-metaboliet
lever
(Cmax 30–60 min).
Eliminatie Uitscheiding v geneesmiddel - 50 % via urine
uit lichaam - 46 % via feces binnen 120
---> Halfwaardetijd ± 8 u.
Farmaco- Bestudeert wat het lichaam “Wat gebeurt er Clopidogrel wordt snel
kinetiek doet met het geneesmiddel: met het opgenomen, in de lever
geneesmiddel in omgezet via CYP2C19, en
- Opname
het lichaam?” uitgescheiden via
- Verdeling
urine/feces.
- Omzetting
- Uitscheiding
Farmaco- Bestudeert wat het “Wat doet het De actieve metaboliet van
dynamiek geneesmiddel doet met het geneesmiddel clopidogrel remt
lichaam: met het onomkeerbaar de P2Y₁₂-
lichaam?” receptor op bloedplaatjes
- Werkingsmechanisme
→ voorkomt aggregatie
- Effect op cellen of
(antistollingseffect).
organen
3
, Ongewenste effecten = bijwerkingen =
- Type A = bijwerkingen die te voorspellen zijn uit farmacologisch profiel v GM
---> bv. Betablokker = hartsleg verminderd
---> minder toedienen = hartslag minder verminderen
---> = allemaal te voorpellen volgens farmacologisch profiel = bijwerkingen zijn logisch =
ook interacties goed kunnen voorspellen
---> bijwerkingen = afhankelijk van de dosis
- Type B = niet te voorspellen
---> bv. ACE-inhibitor =angioneurotisch oedeem = zwelling v gezicht ---> = niet
voorspelbaar
---> = niet dosis afhankelijk
---> enkel geneesmiddel niet meer gebruiken
- Type C = bijwerkingen die optreden bij chronische aandoeningen
---> bv. bij corticosteroïde = osteoporose
- Type D = uitgestelde bijwerkingen ---> pas duidelijk worden op termijn
---> bv. teratogeniciteit v GM
---> bv. tardieve dyskinesie bij antipsycotica
- Type E = bijwerkingen door stoppen met geneesmiddelen
---> = optreden kort na stoppen v GM gebruik
---> bv. bij benzodiazepines + antidepressiva + opiaten
---> oplossing = herstarten + trager afbouwen
- Type F = onverwacht niet aanslaan v behandeling ---> door interactie?
---> bv. anti-epilecpticum + pil = minder werken v pil
---> bv. antibiotica resistentie
Verschillende frequenties in bijsluiter =
10% of meer = heel vaak voorkomen --->
• 1/10 heeft bijwerking
• 9/10 heeft bijwerking niet
4