2025-2026
Deel 1: Algemene voedingsleer
1.1 Inleiding
Ons organisme kan vergeleken worden met een motor: om vooruit te gaan is er
brandstof nodig.
Voor alle levensprocessen heeft de mens energie nodig, deze dient opgenomen
te worden in de vorm van voedsel.
Bioactieve
Macronutriënten Micronutriënten
stoffen
Leveren energie Noodzakelijk voor Beschermende rol in het
functioneren lichaam lichaam
Behoefte aan grote
hoeveelheden Leveren geen energie,
maar wel belangrijk voor
optimaal functioneren
van alle
lichaamsprocessen
Behoefte aan kleine
hoeveelheden
o Koolhydraten o Vitaminen o Voedingsvezels
o Vetten o Mineralen o Carotenoïden
o Eiwitten o Spoorelementen o Flavonoïden
Uitzonderingen: o Glucosinolaten
o Alcohol o Indolen
o Water
Alcohol: het geeft “energie” (het brengt calorieën aan), maar we hebben er
dagelijks geen grote hoeveelheid van nodig
Water: nodig om te overleven, dagelijks een grote hoeveelheid van nodig,
maar levert in tegenstelling tot andere macronutriënten geen calorieën
1.2 Voedingsstoffen en hun functies
Inleidende begrippen:
Voedingsstoffen (nutriënten): alle stoffen uit de voeding die essentieel zijn voor
de groei en instandhouding van het lichaam, voor alle inwendige en uitwendige
activiteiten van het lichaam en voor energie.
o Koolhydraten
o Vetten
o Eiwitten
o Vitamines
o Mineralen
o Water
o Voedingsvezels
,Voedingsmiddelen: producten die we eten/drinken die zijn opgebouwd uit
voedingsstoffen, maar bevatten ook additieven en contaminanten zoals
bewaarmiddelen en kleurstoffen.
Voeding: maaltijden
Essentiële voedingsstoffen: noodzakelijk om ons lichaam in stand te houden,
het lichaam voldoende te laten functioneren en de groei te bevorderen en in
stand te houden, deze worden niet of onvoldoende door het lichaam zelf
aangemaakt en moeten dus worden opgenomen via voedsel.
1) Energieleverende stoffen: koolhydraten, vetten, eiwitten
Elk individu heeft een andere hoeveelheid energie en dus een andere
hoeveelheid voedsel nodig.
De behoefte aan energie kan voorgesteld worden als een balans:
De energie-inname moet gelijk zijn aan het energieverbruik (evenwichtig)
Negatieve energiebalans: er wordt meer verbruikt dan
ingenomen (afvallen)
Positieve energiebalans: er wordt meer ingenomen dan verbruikt
(aankomen)
Hoeveel energie iemand nodig heeft (uitgedrukt in kJ/dag of kcal/dag) hangt af
van:
o Geslacht
o Lengte en lichaamsgewicht
o Leeftijd
o Lichamelijke activiteit (arbeid, sport)
o Fysiologische factoren (groei, zwangerschap, herstel na ziekte)
Eenheid voor energie: kilocalorieën (kcal) of kilojoule (kJ ) -> 1kcal
= 4,19 kJ
1g vetten -> 9kcal (38Kj)
Trage energie(reserve)
Vetten leveren bijna 2x zoveel energie als eiwitten en
koolhydraten
1 g koolhydraten -> 4kcal (17kJ)
Snelste en belangrijkste energieleverancier
1 g eiwitten-> 4 kcal (17kJ)
Bouwstoffen
(1g alcohol -> 7kcal (29kJ))
Lege energiebron
In een goed evenwichtige dagelijkse voeding mag/moet:
o Min. 50-55% van de energie afkomstig zijn van de koolhydraten
o Max. 30-35% van de energie afkomstig zijn van de vetten
o 15% van de energie afkomstig zijn van de eiwitten
De huidige Westerse voeding bevat nog steeds teveel vet- en eiwitenergie en
te weinig koolhydratenenergie!
2) Bouwstoffen: eiwitten, water, mineralen
, Noodzakelijk voor de groei en aanmaak van nieuwe cellen en weefsels en voor
de opbouw van het skelet en het gebit + herstel en de wederopbouw van
cellen en weefsels.
3) Beschermende stoffen: water, mineralen, vitamines, bioactieve stoffen
Versterken de weerstand tegen ziektes.
4) Voedingsvezels
Complexe verbindingen die gedeeltelijk tot koolhydraten behoren.
Hebben zeer belangrijke gunstige gezondheidseffecten o.a. in het
maagdarmstelsel.
Besluit:
Langdurig/ernstig tekort aan 1 of meerdere voedingsstoffen kan
deficiëntieverschijnselen en -ziekten tot gevolg hebben:
Avitaminose (te kort aan vitaminen)
Anemie (te kort aan ijzer)
Kwashiorkor (te kort aan eiwitten)
Anderzijds kan je ook een overmaat van bepaalde voedingsstoffen innemen, dan
spreken we van voeding gerelateerde aandoening/ziekte
Obesitas (te veel aan vetten)
Diabetes (te veel aan suikers)
Hypertensie (te veel aan zouten)
1.3 Spijsvertering
De spijsvertering bestaat uit verschillende processen:
1) De macronutriënten (vooral koolhydraten) die we innemen via
voedingsmiddelen moeten eerst worden d.m.v. enzymen afgebroken tot
kleinere moleculen (vertering)
2) Daarna worden ze doorheen de darmwand opgenomen in de bloedbaan
(absorptie)
3) Via de bloedbaan kunnen die kleine stukjes voedingsstoffen naar de
verschillende lichaamscellen gebracht worden, waar ze gebruikt/verwerkt
worden waarvoor ze dienen (gebruiken)
4) Sommige van deze voedingsstoffen hebben ook afvalproducten, deze
moeten uit ons lichaam verdwijnen (uitscheiding/excretie)
Micronutriënten (vitamines en mineralen) en water hebben geen afbraak
nodig.
1.4 Koolhydraten
Koolhydraten of sachariden -> belangrijkste energieleveranciers
Chemische structuur en indeling:
Ze zijn opgebouwd uit de elementen:
o Koolstof (C)