Les 1
1. Functies van onderwijs
volgens Biesta (pedagoog, ons onderwijs is gebaseerd op zijn onderzoek) – 3 functies
kwalificatie
socialisatie
persoonsvorming
Kwalificatie
Onderwijs zorgt ervoor dat kinderen en jongeren competenties kunnen verwerven die hen kwalificeren
(in staat stellen) om iets te doen
Competenties = kennis, vaardigheden & attitudes (op tijd komen, elkaar laten uitspreken)
Specifieke (bv. houtbewerking) & algemene (bv. omtrek vierkant berekenen) competenties
Competenties = nodig om te functioneren in de maatschappij OF om bepaald beroep uit te oefenen
Socialisatie
kinderen voorbereiden op hun leven als lid van een gemeenschap
Kennismaken met tradities (Sinterklaas), omgangsvormen en praktijken
Focus op relaties aangaan en bewust keuzes maken
hoe leren we kinderen omgangsvormen?
o groepswerken, kringgesprekken
cultureel gebonden
Persoonsvorming
kinderen kunnen zichzelf zijn en worden
focus op eigen identiteit ontwikkelen
centrale vraag : wie ben ik, wat kan ik en wie wil ik zijn?
2. Termen van het vakgebied
1. Onderwijskunde
2. Pedagogie(k)
3. Opvoeding
Primair opvoedingsmilieu
Secundair opvoedingsmilieu
Tertiaire opvoedingsmilieu
Quartiaire opvoedingsmilieu
4. Didactiek
Algemene didactiek
Vakdidactiek
2.1 Onderwijskunde
,= wetenschap die leren, opleiden en ontwikkelen in onderwijs beschrijft en probeert te begrijpen en verklaren
leerprocessen helpen ondersteunen, organiseren en ontwikkelen
steunt op kennis uit verschillende disciplines (recht, pedagogie, sociologie)
onderwijskunde wilt alles verklaren via verschillende onderzoeken
sociaal-economische status = leerkansen van de leerlingen
2.2 Pedagogie(k)
= wetenschappelijke studie van de manier waarop volwassenen kinderen grootbrengen met bepaald doel voor
zich (beloningen, kinderen apart zetten bij storingen)
beoefent door pedagoog
kind = persoon jonger dan 18 jaar
onderdeel onderwijskunde
geen consensus = niet iedereen is het eens over hetzelfde, niet alles werkt overal
o bv. 2 scholen sturen brieven in moedertalen en slechts 1 school krijgt echt antwoord van de
ouders
wordt beïnvloed door individuele & maatschappelijke normen en waarden
pedagogie = praktijk à kind doet iets fout en ik doe er iets aan à geen echt onderzoek
2.3 Opvoeding
niet enkel door ouders à kiezen school, daarna geven ze het in handen van schoolteam
bewust/onbewust op andere plaatsen
Opvoedingsmilieus
, 2.3.1 Het primaire opvoedingsmilieu
de opvoeding in het (kern)gezin.
o kerngezin = samenwonende groep mensen die ten minste 2 generaties omvat en waarin
afhankelijke kinderen aanwezig zijn à onder 1 dak wonen
gezin = plek waarop de leden materieel (geld, goederen) en immaterieel (knuffels, liefde) kunnen
terugvallen
verschillende verschijningsvormen: éénoudergezinnen, nieuwsamengestelde gezinnen
Cultuurafhankelijk
2.3.2 Secundairopvoedingsmilieu
krijgt vorm door professionals
o school, kinderdagverblijf
2.3.4 Tertiaire opvoedingsmilieu
omgevingen met invloed op kinderen zonder structuur : woonwijk, hobby’s, vriendengroep
minder gemakkelijk te beïnvloeden factoren : opvoedingsfactoren zet je niet bewust in
2.3.5 Quartiaire opvoedingsmilieu
‘de wereld’ à online gebeuren
technologie & globaliseren à wereld is dorp nu
televisie, internet, sociale media
2.4 Didactiek
= wetenschapsdiscipline over hoe competenties door een leerkracht kunnen onderwezen worden aan lerende
op efficiënte manier zaken aanleren
kennis: ik weet hoe ik breuken moet optellen (wat-vraag)
didactiek: hoe leg ik dit uit aan kinderen? (hoe-vraag)
2.4.1 Algemene ditactiek
theorie van het onderwijzen en leren
praktisch handelen in schoolsituaties bv. klasmanagement (preventief = duidelijke afspraken maken
met kinderen/curatief = , werkvormen
2.4.2 Vakditactiek
hoe onderwijs ik verschillende ‘vakken’
inhoud van vak in bepaalde context openen voor kinderen
muzische vorming (beeld, muziek, beweging), Nederlands, wiskunde, Frans, mens en maatschappij,
wetenschappen en techniek, L.O.
3. Beroepsprofiel en basiscompetenties van de leraar
, Decreet basiscompetenties leerkracht lager onderwijs (1996)
geeft weer over welke competenties (kennis, vaardigheden, attitudes) een leerkracht moet beschikken
= beroepsprofiel
Focus
voor 1996 à na 1996
o Niet enkel kennisoverdracht à de leerling (bv.
aanleren planning maken)
o Geen individu à schoolteam (bv. communiceren
met collega’s)
o Niet kennis overdragen à leren leren
o Vernieuwen – aanpassen aan nieuwe contexten (bv. klimaatopwarming, ICT-vaardigheden)
Beroepsprofiel
= omschrijving van kennis, vaardigheden en attidudes die leraar moet bezitten
op basis van verwachtingen brede maatschappij en het bedrijfsleven
Vastgelegd door overheid
steunt op wetenschappelijk werk en op internationale vergelijking
Doel: ervaren leerkracht moet deze kennis, vaardigheden en attitudes bij zijn beroepsuitoefening
bezitten
Nut beroepsprofiel?
Leerkrachten? Je weet wat van je wordt verwacht t.a.v. school, collega’s, lln en ouders
Hogescholen? Oriëntering van de opleiding
Overheid? Kwaliteitscontrole
Scholen? Men weet wat lkn kunnen
basiscompetentie = omschrijft kennis, vaardigheden en attitudes waarover iedere afgestudeerde moet
beschikken om op goede manier als beginnende leraar te fungeren
à tussen 0-5 jaar ervaring
beroepscompetentie = omschrijft kennis, vaardigheden en attitudes van ervaren leraar bij zijn
beroepsuitoefening
3 clusters
leraar is verantwoordelijk voor de lerende
leraar is verantwoordelijk voor de school/ de onderwijsgemeenschap
De leraar is verantwoordelijk voor de maatschappij
1. Functies van onderwijs
volgens Biesta (pedagoog, ons onderwijs is gebaseerd op zijn onderzoek) – 3 functies
kwalificatie
socialisatie
persoonsvorming
Kwalificatie
Onderwijs zorgt ervoor dat kinderen en jongeren competenties kunnen verwerven die hen kwalificeren
(in staat stellen) om iets te doen
Competenties = kennis, vaardigheden & attitudes (op tijd komen, elkaar laten uitspreken)
Specifieke (bv. houtbewerking) & algemene (bv. omtrek vierkant berekenen) competenties
Competenties = nodig om te functioneren in de maatschappij OF om bepaald beroep uit te oefenen
Socialisatie
kinderen voorbereiden op hun leven als lid van een gemeenschap
Kennismaken met tradities (Sinterklaas), omgangsvormen en praktijken
Focus op relaties aangaan en bewust keuzes maken
hoe leren we kinderen omgangsvormen?
o groepswerken, kringgesprekken
cultureel gebonden
Persoonsvorming
kinderen kunnen zichzelf zijn en worden
focus op eigen identiteit ontwikkelen
centrale vraag : wie ben ik, wat kan ik en wie wil ik zijn?
2. Termen van het vakgebied
1. Onderwijskunde
2. Pedagogie(k)
3. Opvoeding
Primair opvoedingsmilieu
Secundair opvoedingsmilieu
Tertiaire opvoedingsmilieu
Quartiaire opvoedingsmilieu
4. Didactiek
Algemene didactiek
Vakdidactiek
2.1 Onderwijskunde
,= wetenschap die leren, opleiden en ontwikkelen in onderwijs beschrijft en probeert te begrijpen en verklaren
leerprocessen helpen ondersteunen, organiseren en ontwikkelen
steunt op kennis uit verschillende disciplines (recht, pedagogie, sociologie)
onderwijskunde wilt alles verklaren via verschillende onderzoeken
sociaal-economische status = leerkansen van de leerlingen
2.2 Pedagogie(k)
= wetenschappelijke studie van de manier waarop volwassenen kinderen grootbrengen met bepaald doel voor
zich (beloningen, kinderen apart zetten bij storingen)
beoefent door pedagoog
kind = persoon jonger dan 18 jaar
onderdeel onderwijskunde
geen consensus = niet iedereen is het eens over hetzelfde, niet alles werkt overal
o bv. 2 scholen sturen brieven in moedertalen en slechts 1 school krijgt echt antwoord van de
ouders
wordt beïnvloed door individuele & maatschappelijke normen en waarden
pedagogie = praktijk à kind doet iets fout en ik doe er iets aan à geen echt onderzoek
2.3 Opvoeding
niet enkel door ouders à kiezen school, daarna geven ze het in handen van schoolteam
bewust/onbewust op andere plaatsen
Opvoedingsmilieus
, 2.3.1 Het primaire opvoedingsmilieu
de opvoeding in het (kern)gezin.
o kerngezin = samenwonende groep mensen die ten minste 2 generaties omvat en waarin
afhankelijke kinderen aanwezig zijn à onder 1 dak wonen
gezin = plek waarop de leden materieel (geld, goederen) en immaterieel (knuffels, liefde) kunnen
terugvallen
verschillende verschijningsvormen: éénoudergezinnen, nieuwsamengestelde gezinnen
Cultuurafhankelijk
2.3.2 Secundairopvoedingsmilieu
krijgt vorm door professionals
o school, kinderdagverblijf
2.3.4 Tertiaire opvoedingsmilieu
omgevingen met invloed op kinderen zonder structuur : woonwijk, hobby’s, vriendengroep
minder gemakkelijk te beïnvloeden factoren : opvoedingsfactoren zet je niet bewust in
2.3.5 Quartiaire opvoedingsmilieu
‘de wereld’ à online gebeuren
technologie & globaliseren à wereld is dorp nu
televisie, internet, sociale media
2.4 Didactiek
= wetenschapsdiscipline over hoe competenties door een leerkracht kunnen onderwezen worden aan lerende
op efficiënte manier zaken aanleren
kennis: ik weet hoe ik breuken moet optellen (wat-vraag)
didactiek: hoe leg ik dit uit aan kinderen? (hoe-vraag)
2.4.1 Algemene ditactiek
theorie van het onderwijzen en leren
praktisch handelen in schoolsituaties bv. klasmanagement (preventief = duidelijke afspraken maken
met kinderen/curatief = , werkvormen
2.4.2 Vakditactiek
hoe onderwijs ik verschillende ‘vakken’
inhoud van vak in bepaalde context openen voor kinderen
muzische vorming (beeld, muziek, beweging), Nederlands, wiskunde, Frans, mens en maatschappij,
wetenschappen en techniek, L.O.
3. Beroepsprofiel en basiscompetenties van de leraar
, Decreet basiscompetenties leerkracht lager onderwijs (1996)
geeft weer over welke competenties (kennis, vaardigheden, attitudes) een leerkracht moet beschikken
= beroepsprofiel
Focus
voor 1996 à na 1996
o Niet enkel kennisoverdracht à de leerling (bv.
aanleren planning maken)
o Geen individu à schoolteam (bv. communiceren
met collega’s)
o Niet kennis overdragen à leren leren
o Vernieuwen – aanpassen aan nieuwe contexten (bv. klimaatopwarming, ICT-vaardigheden)
Beroepsprofiel
= omschrijving van kennis, vaardigheden en attidudes die leraar moet bezitten
op basis van verwachtingen brede maatschappij en het bedrijfsleven
Vastgelegd door overheid
steunt op wetenschappelijk werk en op internationale vergelijking
Doel: ervaren leerkracht moet deze kennis, vaardigheden en attitudes bij zijn beroepsuitoefening
bezitten
Nut beroepsprofiel?
Leerkrachten? Je weet wat van je wordt verwacht t.a.v. school, collega’s, lln en ouders
Hogescholen? Oriëntering van de opleiding
Overheid? Kwaliteitscontrole
Scholen? Men weet wat lkn kunnen
basiscompetentie = omschrijft kennis, vaardigheden en attitudes waarover iedere afgestudeerde moet
beschikken om op goede manier als beginnende leraar te fungeren
à tussen 0-5 jaar ervaring
beroepscompetentie = omschrijft kennis, vaardigheden en attitudes van ervaren leraar bij zijn
beroepsuitoefening
3 clusters
leraar is verantwoordelijk voor de lerende
leraar is verantwoordelijk voor de school/ de onderwijsgemeenschap
De leraar is verantwoordelijk voor de maatschappij