Voedingsleer
H1: algemene begrippen
Voedingsleer= de studie van voeding in relatie tot het brede begrip van
gezondheid
Voedingsleer omvat zowel de kennis van:
Voedingswaarde
Verschillende soorten voedingsmiddelen
Menselijke stofwisseling, na voedselinname op niveau van :
o weefsels (fysiologisch)
o cellen (biologisch)
o biomoleculen (biochemisch)
o mineralen
levensstijl
o sport, slapen, beweging, sociaal welzijn
voedingspatroon en -gedrag
o voedingspatroon meestal stabiel
o voedingsgedrag kies je zelf voor
voedingsmiddelen
o =dit is wat we eten
o Voedingsmiddelen die we opnemen is gekoppeld aan je
voedingspatroon
voedingsstoffen
o =voedingsnutriënt
o =de chemische bestand delen in een voedingsmiddel
o Mineralen, vitamine A, B, vezels
Terminologie
Voedsel = alles wat gegeten en gedronken kan worden als dusdanig of na
bewerking, het geheel van voedingsmiddelen
Voeding = het proces van kiezen en nuttigen van voedsel, het verwerken
daarvan door het menselijk lichaam en het effect daarvan op de
gezondheid, het voeden of gevoed worden
Gezondheid = een toestand van volkomen fysiek, psychisch en sociaal
welbevinden en sinds 2011 heeft men er het belang van zelfmanagement
van chronische aandoeningen aan toegevoegd
Optimaal ≠ ideaal
Optimale voeding = een evenwichtige voeding die alle noodzakelijke
nutriënten bevat in een juiste hoeveelheid om ons lichaam optimaal te
laten functioneren
Nutriënt = een chemische definieerbaar bestanddeel of groep van
bestanddelen van een voedingsmiddel. De hoeveelheid aan chemische
stoffen die in voedsel aanwezig zijn, is bijzonder groot en in belangrijke
mate ook nog niet geïdentificeerd
,3 groepen voedingsstoffen
1. Essentiële voedingsstoffen
2. Non-nutriënten en bio-active componenten
3. Xenobiotica en natuurlijke toxines
1.essentiële voedingsstoffen
Noodzakelijk voor:
Groei
Onderhoud
Herstel van het lichaam
6 klassen van nutriënten:
Koolhydraten, proteïnen, lipiden, vitamines, macro-en micro-elementen en water
Indeling nutriënten
Anorganisch (=> bevatten geen koolstoffen)
o Water
o Mineralen
o Macro & micro elementen)
Organisch
o KH (=koolhydraten)
o Vetten
o Eiwitten
o Vitamines
Energieleverende
o KH (=koolhydraten)
o Vetten
o Eiwitten
o (Alcohol)
Levert ook energie, maar wordt niet beschouwd als nutriënt
bron
Macronutriënten
o Gramhoeveelheid VS. Micro- of milligramhoeveelheden
Micronutriënten
, o Micro-,
o Miligram
Essentiële nutriënten
o 3 criteria:
1. Afwezigheid leidt tot problemen
2. Herintroductie herstelt normale functies
3. Biologische functie is gekend
Niet-essentiële nutriënten
2. non- nutriënten
= chemische stoffen in voedingsmiddelen die niet behoren tot de klassieke
‘essentiële nutriënten’ en die geen gekende nadelige invloed hebben op
menselijk lichaam
3.xenobiotica en toxines i.f.v. voedselveiligheid
=stoffen die een potentieel toxisch effect uitoefenen op het menselijk organisme.
Xenobiotica
=alle stoffen aanwezig in het voedsel die normaal niet in dat voedsel voorkomen
Niet intentioneel:
Onvermijdelijk
o Pesticidenredisu
Vermijdbaar
o Kwik, dioxine
Natuurlijke toxines
in veel voedingsmiddelen komen er stoffen voor die potentieel toxisch zijn voor
de mens
voorbeeld:
Mycotoxines
o Toxines die geproduceerd worden door micro-organismen
o Vb. schimmels
Voedingswaarde van voedingsmiddelen
Voedingswaarde = hoeveel KH erin zitten, hoeveel eiwitten = hoeveel
voedingsstoffen erin aanwezig zijn
Indeling op basis van de hoeveelheid voedingsstoffen
Perfect voedingsmiddel bestaat niet
“belangrijke bron van…”
o Gehalte aan voedingsstoffen
o Gebruikshoeveelheid
Voedingswaarde <-> nutriëntdensiteit (veel micronutriënten, weinig
energie)
“gezond/ongezond” => “noodzakelijk/ niet noodzakelijk”
Evenwichtige voeding overstijgt het productniveau tot de niveaus maaltijd en
eetpatroon
Variatie
Evenwicht
Gematigdheid
, hiermee kan je kijken of je voeding wel “oke” is
A= groenten, fruit, producten die vezels bevatten
E= lage nutriënten
Het is niet de bedoeling dat je enkel eet van voedingswaarden
met A, je moet gevarieerd eten, anders is dit ook niet gezond
De voedingsmiddelentabel is altijd per 100g, maar de getallen kloppen niet
altijd 100%, want elke voedingswaarde is anders
Wie regelt deze voedingsmiddelentabel? nubel (in België, is niet voor ieder
land hetzelfde)
1.3 Biobeschikbaarheid
de effectieve opname of gebruik wordt beïnvloed door de biologische
beschikbaarheid of Biobeschikbaarheid
Biologische beschikbaarheid wordt gestuurd door:
interne factoren: geslacht, leeftijd, nutritionele status en zwangerschap
externe factoren: voedingsmatrix en chemische vorm
Biologische toegankelijkheid = vrijlating van een nutriënt uit de
voedingsmatrix, gevolgd dooor een verplaatsing van de component tussen de
cellen en de digestie doorheen het lumen, de mucosa en de aanhechting en
absorptie door de intestinale mucosa. Daarna wordt het nutriënt doorheen de
circulatie getransporteerd en verdeeld tot de excretie ervan.
Invloed op de opname/ absorptie van nutriënten:
Chemische structuur
Complexen
Nutriëntencompetitie
Nutritionele status
Chelaatvorming
Medicatie, alcohol en cafeïne
Andere factoren binnen de metabole wegen op biologische beschikbaarheid zijn:
Het vrijkomen van het nutriënt uit de voedingsmatrix
Verteringsenzymen
Binding en opname door de intestinale mucosa
Transport doorheen de darmwand naar circulatie/organen
Distributie in het lichaam
Metabool en functioneel gebruik
Excretie via urine/faeces
Inname <-> opname (het gene dat je inneemt is niet wat je allemaal
opneemt)
Dekking van de behoefte is afhankelijk van:
o Inname via de mond, maar ook van
o Biologische beschikbaarheid in de darm
H1: algemene begrippen
Voedingsleer= de studie van voeding in relatie tot het brede begrip van
gezondheid
Voedingsleer omvat zowel de kennis van:
Voedingswaarde
Verschillende soorten voedingsmiddelen
Menselijke stofwisseling, na voedselinname op niveau van :
o weefsels (fysiologisch)
o cellen (biologisch)
o biomoleculen (biochemisch)
o mineralen
levensstijl
o sport, slapen, beweging, sociaal welzijn
voedingspatroon en -gedrag
o voedingspatroon meestal stabiel
o voedingsgedrag kies je zelf voor
voedingsmiddelen
o =dit is wat we eten
o Voedingsmiddelen die we opnemen is gekoppeld aan je
voedingspatroon
voedingsstoffen
o =voedingsnutriënt
o =de chemische bestand delen in een voedingsmiddel
o Mineralen, vitamine A, B, vezels
Terminologie
Voedsel = alles wat gegeten en gedronken kan worden als dusdanig of na
bewerking, het geheel van voedingsmiddelen
Voeding = het proces van kiezen en nuttigen van voedsel, het verwerken
daarvan door het menselijk lichaam en het effect daarvan op de
gezondheid, het voeden of gevoed worden
Gezondheid = een toestand van volkomen fysiek, psychisch en sociaal
welbevinden en sinds 2011 heeft men er het belang van zelfmanagement
van chronische aandoeningen aan toegevoegd
Optimaal ≠ ideaal
Optimale voeding = een evenwichtige voeding die alle noodzakelijke
nutriënten bevat in een juiste hoeveelheid om ons lichaam optimaal te
laten functioneren
Nutriënt = een chemische definieerbaar bestanddeel of groep van
bestanddelen van een voedingsmiddel. De hoeveelheid aan chemische
stoffen die in voedsel aanwezig zijn, is bijzonder groot en in belangrijke
mate ook nog niet geïdentificeerd
,3 groepen voedingsstoffen
1. Essentiële voedingsstoffen
2. Non-nutriënten en bio-active componenten
3. Xenobiotica en natuurlijke toxines
1.essentiële voedingsstoffen
Noodzakelijk voor:
Groei
Onderhoud
Herstel van het lichaam
6 klassen van nutriënten:
Koolhydraten, proteïnen, lipiden, vitamines, macro-en micro-elementen en water
Indeling nutriënten
Anorganisch (=> bevatten geen koolstoffen)
o Water
o Mineralen
o Macro & micro elementen)
Organisch
o KH (=koolhydraten)
o Vetten
o Eiwitten
o Vitamines
Energieleverende
o KH (=koolhydraten)
o Vetten
o Eiwitten
o (Alcohol)
Levert ook energie, maar wordt niet beschouwd als nutriënt
bron
Macronutriënten
o Gramhoeveelheid VS. Micro- of milligramhoeveelheden
Micronutriënten
, o Micro-,
o Miligram
Essentiële nutriënten
o 3 criteria:
1. Afwezigheid leidt tot problemen
2. Herintroductie herstelt normale functies
3. Biologische functie is gekend
Niet-essentiële nutriënten
2. non- nutriënten
= chemische stoffen in voedingsmiddelen die niet behoren tot de klassieke
‘essentiële nutriënten’ en die geen gekende nadelige invloed hebben op
menselijk lichaam
3.xenobiotica en toxines i.f.v. voedselveiligheid
=stoffen die een potentieel toxisch effect uitoefenen op het menselijk organisme.
Xenobiotica
=alle stoffen aanwezig in het voedsel die normaal niet in dat voedsel voorkomen
Niet intentioneel:
Onvermijdelijk
o Pesticidenredisu
Vermijdbaar
o Kwik, dioxine
Natuurlijke toxines
in veel voedingsmiddelen komen er stoffen voor die potentieel toxisch zijn voor
de mens
voorbeeld:
Mycotoxines
o Toxines die geproduceerd worden door micro-organismen
o Vb. schimmels
Voedingswaarde van voedingsmiddelen
Voedingswaarde = hoeveel KH erin zitten, hoeveel eiwitten = hoeveel
voedingsstoffen erin aanwezig zijn
Indeling op basis van de hoeveelheid voedingsstoffen
Perfect voedingsmiddel bestaat niet
“belangrijke bron van…”
o Gehalte aan voedingsstoffen
o Gebruikshoeveelheid
Voedingswaarde <-> nutriëntdensiteit (veel micronutriënten, weinig
energie)
“gezond/ongezond” => “noodzakelijk/ niet noodzakelijk”
Evenwichtige voeding overstijgt het productniveau tot de niveaus maaltijd en
eetpatroon
Variatie
Evenwicht
Gematigdheid
, hiermee kan je kijken of je voeding wel “oke” is
A= groenten, fruit, producten die vezels bevatten
E= lage nutriënten
Het is niet de bedoeling dat je enkel eet van voedingswaarden
met A, je moet gevarieerd eten, anders is dit ook niet gezond
De voedingsmiddelentabel is altijd per 100g, maar de getallen kloppen niet
altijd 100%, want elke voedingswaarde is anders
Wie regelt deze voedingsmiddelentabel? nubel (in België, is niet voor ieder
land hetzelfde)
1.3 Biobeschikbaarheid
de effectieve opname of gebruik wordt beïnvloed door de biologische
beschikbaarheid of Biobeschikbaarheid
Biologische beschikbaarheid wordt gestuurd door:
interne factoren: geslacht, leeftijd, nutritionele status en zwangerschap
externe factoren: voedingsmatrix en chemische vorm
Biologische toegankelijkheid = vrijlating van een nutriënt uit de
voedingsmatrix, gevolgd dooor een verplaatsing van de component tussen de
cellen en de digestie doorheen het lumen, de mucosa en de aanhechting en
absorptie door de intestinale mucosa. Daarna wordt het nutriënt doorheen de
circulatie getransporteerd en verdeeld tot de excretie ervan.
Invloed op de opname/ absorptie van nutriënten:
Chemische structuur
Complexen
Nutriëntencompetitie
Nutritionele status
Chelaatvorming
Medicatie, alcohol en cafeïne
Andere factoren binnen de metabole wegen op biologische beschikbaarheid zijn:
Het vrijkomen van het nutriënt uit de voedingsmatrix
Verteringsenzymen
Binding en opname door de intestinale mucosa
Transport doorheen de darmwand naar circulatie/organen
Distributie in het lichaam
Metabool en functioneel gebruik
Excretie via urine/faeces
Inname <-> opname (het gene dat je inneemt is niet wat je allemaal
opneemt)
Dekking van de behoefte is afhankelijk van:
o Inname via de mond, maar ook van
o Biologische beschikbaarheid in de darm