H19: Geld en het bankwezen
Waarom gebruiken we geld?
Geld = synoniem voor vermogen
1. Geld als waardemeter
2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel
3. Geld als ‘liquide vermogensbestanddeel’
1. Geld als waardemeter
Geld is een voor de hand liggende maatstaf om waarde van verschillende goederen te
vergelijken
- Rekeneenheid, zoals liter, kilogram
- Numéraire: keuze van de eenheid waarin we relatieve prijzen uitdrukken
2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel
- Primitieve samenleving
- Directe ruil goed A wordt geruild voor goed B
- Zeer inefficiënt: meerdere ruilverhoudingen of ‘markten’
- Vb. 4950 markten bij 100 goederen
- Introductie geld
- Indirecte ruil goed A ingewisseld voor geld en geld wordt dan gewisseld voor goed B
- Sterke vereenvoudiging
- 1 goed als ruilmiddel
- Evenveel markten als goederen
- Vb. ruil van 2 goederen opsplitsen in 2 transacties
- Goed A wordt gewisseld tegen geld, geld wordt gewisseld tegen B
- Gekoppeld aan aantal en waarde van transacties
- Naarmate economie groeit, is meer geld nodig
- Transactiegeldvraag hoe meer men ruilt, hoe meer geld men nodig
heeft
de functie van geld als betaalmiddel is direct gekoppeld aan het aantal
en de waarde van de transacties
3. Geld als liquide vermogensbestanddeel
- Beleggen = koopkracht overdragen naar later tijdstip
- Aandelen, obligaties, juwelen, geld
- Vermogensfunctie is dus geen exclusief kenmerk van geld
, - Voordeel
- Geld is Perfect liquide
1) Kan snel omgewisseld worden in een vorm die toelaat om goederen en
diensten te kopen
2) Omwisseling geen of weinig transactiekosten veroorzaakt
3) Geen of zeer weinig onzekerheid bestaat over de nominale waarde van het
actief op het moment van omwisseling
- Nadeel
- Geen gebruikswaarde
- Brengt niets op
Vermogensgeldvraag is verbonden met die functie van geld
- Kan resultaat zijn van een afweging van kosten en baten van liquiditeit
- En kan resultaat zijn van verloren intrestopbrengsten op een belegging
Van goud naar bankbiljetten
- Goederen die dienstdoen als algemeen aanvaard ruilmiddel
- Goederengeld: berust op waarde van goed
- Moeilijk vermeerderaar, niet vrij voorhanden
- Grote waarde per eenheid gewicht
- Vb. vee, tabak, leder, schelpen, slaven, …
- Metalen groeiden uit tot geldsoorten
- Voordeel
- Duurzaam
- Niet deelbaar zonder waardeverlies
- Nadeel
- Wegen
- Zuiverheidsgehalte niet zomaar bekend
- Merkteken, stempel zetten op dat goed en muntslag beginnen slaan
- Edelmetalen: goud en zilver
Van goud naar chartaal geld
- Vroeger:
- Goud deponeren bij goudsmid
- Bewijsbriefje of schuldbekentenis om goud op te vragen
- Substitutie goud door bankbriefjes vervangen van het ene door iets anders
- “chartaal geld” = papiergeld, wat we in onze portefeuille steken
- Goudsmid-geldbewaarder werd bankier
- Leende middelen opnieuw uit: moest goud niet volledig aanhouden
( geldcreatie heeft geld bijgemaakt) middelen opnieuw uitlenen
- Dekkingscoëfficiënt of kasreservecoëfficiënt
- Typische activiteit van banken: in bewaring nemen van goud en het uitlenen ervan
- Papiergeld heeft geen intrinsieke waarde
Waarom gebruiken we geld?
Geld = synoniem voor vermogen
1. Geld als waardemeter
2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel
3. Geld als ‘liquide vermogensbestanddeel’
1. Geld als waardemeter
Geld is een voor de hand liggende maatstaf om waarde van verschillende goederen te
vergelijken
- Rekeneenheid, zoals liter, kilogram
- Numéraire: keuze van de eenheid waarin we relatieve prijzen uitdrukken
2. Geld als algemeen aanvaard ruilmiddel
- Primitieve samenleving
- Directe ruil goed A wordt geruild voor goed B
- Zeer inefficiënt: meerdere ruilverhoudingen of ‘markten’
- Vb. 4950 markten bij 100 goederen
- Introductie geld
- Indirecte ruil goed A ingewisseld voor geld en geld wordt dan gewisseld voor goed B
- Sterke vereenvoudiging
- 1 goed als ruilmiddel
- Evenveel markten als goederen
- Vb. ruil van 2 goederen opsplitsen in 2 transacties
- Goed A wordt gewisseld tegen geld, geld wordt gewisseld tegen B
- Gekoppeld aan aantal en waarde van transacties
- Naarmate economie groeit, is meer geld nodig
- Transactiegeldvraag hoe meer men ruilt, hoe meer geld men nodig
heeft
de functie van geld als betaalmiddel is direct gekoppeld aan het aantal
en de waarde van de transacties
3. Geld als liquide vermogensbestanddeel
- Beleggen = koopkracht overdragen naar later tijdstip
- Aandelen, obligaties, juwelen, geld
- Vermogensfunctie is dus geen exclusief kenmerk van geld
, - Voordeel
- Geld is Perfect liquide
1) Kan snel omgewisseld worden in een vorm die toelaat om goederen en
diensten te kopen
2) Omwisseling geen of weinig transactiekosten veroorzaakt
3) Geen of zeer weinig onzekerheid bestaat over de nominale waarde van het
actief op het moment van omwisseling
- Nadeel
- Geen gebruikswaarde
- Brengt niets op
Vermogensgeldvraag is verbonden met die functie van geld
- Kan resultaat zijn van een afweging van kosten en baten van liquiditeit
- En kan resultaat zijn van verloren intrestopbrengsten op een belegging
Van goud naar bankbiljetten
- Goederen die dienstdoen als algemeen aanvaard ruilmiddel
- Goederengeld: berust op waarde van goed
- Moeilijk vermeerderaar, niet vrij voorhanden
- Grote waarde per eenheid gewicht
- Vb. vee, tabak, leder, schelpen, slaven, …
- Metalen groeiden uit tot geldsoorten
- Voordeel
- Duurzaam
- Niet deelbaar zonder waardeverlies
- Nadeel
- Wegen
- Zuiverheidsgehalte niet zomaar bekend
- Merkteken, stempel zetten op dat goed en muntslag beginnen slaan
- Edelmetalen: goud en zilver
Van goud naar chartaal geld
- Vroeger:
- Goud deponeren bij goudsmid
- Bewijsbriefje of schuldbekentenis om goud op te vragen
- Substitutie goud door bankbriefjes vervangen van het ene door iets anders
- “chartaal geld” = papiergeld, wat we in onze portefeuille steken
- Goudsmid-geldbewaarder werd bankier
- Leende middelen opnieuw uit: moest goud niet volledig aanhouden
( geldcreatie heeft geld bijgemaakt) middelen opnieuw uitlenen
- Dekkingscoëfficiënt of kasreservecoëfficiënt
- Typische activiteit van banken: in bewaring nemen van goud en het uitlenen ervan
- Papiergeld heeft geen intrinsieke waarde