lOMoAR cPSD| 47560257
HISTOLOGIE
1)De cel
1.1) Cytoplasma
• Bestaat uit matrix (cytosol) + celorganellen.
1.1.1) De matrix (grondsubstantie)
samenstelling
• Grote eiwitmoleculen
• Koolhydraten
• Mineralen
• Water (meestal in gebonden vorm)
structuren in de matrix:
• Kleine buisjes en filamenten -> vormen het cytoskelet
Cytoskelet = netwerk van eiwitten
Belangrijk voor:
• Behoud van celvorm
• Beweging van organellen binnenin het cytoplasma
• Beweging van de cel zelf
Soorten cytoskeletelementen:
1. Microtubuli
2. Microfilamenten
3. Tonofilamenten/intermediaire filamenten
Microtubuli
Onderdeel van het cytoskelet, verantwoordelijk voor
bewegingen binnen de cel (samen met microfilamenten)
Afmetingen:
• Buitendiameter: 25 nm
• Lengte: tot 10 µm (≈ 400× hun diameter!)
Opbouw:
• Gemaakt uit tubuline-eenheden
• Deze eiwitten zijn buisvormig gerangschikt
• Dynamisch systeem:
o Assemblage (opbouw) en demontage
(afbraak) wisselen elkaar snel af
o Lengte verandert snel afhankelijk van omstandigheden
⤷ Belangrijk bij celbewegingen en celdeling
Microfilamenten
Belangrijke componenten van het cytoskelet, betrokken bij celvorm en celbeweging
Opbouw:
• Gemaakt uit het globulaire eiwit actine
• Komt voor in veel verschillende types cellen
Afmetingen:
• Diameter: 5 tot 7 nm
-> Dunner dan microtubuli
, lOMoAR cPSD| 47560257
Functies:
• Bewegingen in de cel
• Insnoering van het celmembraan bij celdeling
(belangrijk in de cytokinese-fase)
Intermediaire filamenten/tonofilamenten
Intermediaire filamenten (of tonofilamenten)
Onderdeel van het cytoskelet, met een belangrijke structurele
functie in de cel
Afmetingen:
• Diameter: ± 10 nm
Tussen die van microfilamenten (5–7 nm) en
microtubuli (25 nm)
Kenmerken:
• Zeer stabiel en niet of nauwelijks oplosbaar
• Gaven aanleiding tot de term cytoskelet
• Weefselspecifieke eiwitsamenstelling
⤷ Belangrijk hulpmiddel bij de identificatie van tumorcellen
Functies:
• Structurele ondersteuning van delen die mechanisch belast worden
⤷ zoals de lengte-as van zenuwcellen of het cytoplasma van gladde spiercellen
Cytoskelet
• stevigheid
• Beweging (van de cel en in de cel)
↳ bv. migratie van cellen in embryo’s of beweging van macrofagen bij fagocytose
Extra
• Microtubuli = ook bouwstenen van ciliën en flagellen (zie verder in hoofdstuk 2)
-
, lOMoAR cPSD| 47560257
1.2) De nucleus of celkern
1.2.1) het kernmembraan
Structuur:
• Onder de lichtmicroscoop (LM): lijkt op één enkel membraan
• Onder de elektronenmicroscoop: bestaat uit twee parallelle membranen
-> Gescheiden door een ruimte van 40–70 nm: de perinucleaire ruimte
Perinucleaire ruimte:
• Vaak in verbinding met het ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
Kernporiën:
• Op bepaalde plaatsen fuseren de binnenste en buitenste membranen
• Zo ontstaan kernporiën = openingen voor uitwisseling tussen kern en cytoplasma
1.2.2) chromatine
twee vormen:
• Heterochromatine
- Donker gekleurd (LM: korrels/filamenten)
- Sterk elektronen strooiend (zichtbaar bij EM)
- Inactief DNA – sterk opgerold
- Minder transcriptie
• Euchromatine
- Licht gekleurd (nauwelijks zichtbaar bij LM)
- Zichtbaar bij EM als los netwerk van fijne, gedraaide
fibrillen
- Actief DNA – despiraliseert
- Actieve transcriptie
Opbouw:
• Gemaakt van elementaire chromosoomfibrillen
• Bestaan uit dubbelstrengig DNA + histonen (basische eiwitten)
Kernkleur bij LM/EM:
• Meer euchromatine → lichte kern (actieve cel)
• Meer heterochromatine → donkere kern (inactieve cel)
1.2.3) kernskelet
Functie:
• Vergelijkbaar met het cytoskelet, maar dan in de nucleus
• Zorgt voor organisatie, vorm en verankering van kernstructuren
Opbouw – 3 hoofdonderdelen:
1. Kernporiëncomplex
• Bestaat uit 3 ringen van 8 eiwit-eenheden
• Vormt een tubulaire structuur
• Diameter kan gereguleerd worden door eiwitten
• Verbindt cytoplasma ↔ euchromatine via de kernporiën
, lOMoAR cPSD| 47560257
2. Dichte eiwitlaag (laminelaag)
• Bevindt zich aan de binnenzijde van het kernmembraan
• Verbindt kernporiëncomplexen onderling
• Functie: Steunlaag en aanhechtingsplaats voor chromatine
• Onderbroken bij de poriën, waardoor er geen heterochromatine aanwezig is op die
plekken
3. Kernfilamenten
• In de interfasekern vormt zich een netwerk van kernfilamenten.
• Deze bestaan uit drie specifieke, hoofdzakelijk zure polypeptideketens.
• Door hun ruimtelijke structuur:
o Geven ze de kern zijn vorm.
o Organiseren ze de verspreiding van chromatine in de kern.
Chromatine en het kernskelet:
• Chromatine is het complex van DNA en eiwitten.
• Het is:
o In lusvormige structuren opgehangen aan het kernskelet.
o Op ca. 125.000 plaatsen vastgehecht aan dit skelet.
• Deze bevestigde stukken DNA:
o Starten als eerste met DNA-replicatie.
o Elke lus fungeert als een replicatie-eenheid of replisoom.
Functies van het kernskelet
• Kernfilamenten functioneren mogelijk als geleidingsbanen voor RNA-transport.
• Het kernskelet vormt een samenhangend geheel met:
• Het cytoskelet in het cytoplasma.
• De eiwitten van het celmembraan.
-> Het kernskelet speelt ook een belangrijke rol bij de verdichting (condensatie) van
chromatine tot chromosomen.
1.2.4) nucleolus of kernlichaampje
Opbouw:
• Vrijwel ronde vorm
• Opgebouwd uit DNA, RNA en eiwitten
• Kleuring: Acidofiel door aanwezigheid van sterk basische eiwitten
- Kern is zuur door het DNA → kleurt met basische kleurstof (hematoxyline) →
paars
- Nucleolus is basisch door eiwitten → kleurt met zure kleurstof → roze/rood
- Cytoplasma is basisch → kleurt met zure kleurstof (eosine) → roze
Functie:
• Synthese van ribosomaal RNA (rRNA)
• Geïnstrueerd door DNA-informatie
• Essentieel voor de productie van ribosomen
Kenmerken:
• Grote nucleoli komen voor in cellen die snel delen of met hoge eiwitsynthese
• Ook aanwezig in snelgroeiende cellen van kwaadaardige tumoren
HISTOLOGIE
1)De cel
1.1) Cytoplasma
• Bestaat uit matrix (cytosol) + celorganellen.
1.1.1) De matrix (grondsubstantie)
samenstelling
• Grote eiwitmoleculen
• Koolhydraten
• Mineralen
• Water (meestal in gebonden vorm)
structuren in de matrix:
• Kleine buisjes en filamenten -> vormen het cytoskelet
Cytoskelet = netwerk van eiwitten
Belangrijk voor:
• Behoud van celvorm
• Beweging van organellen binnenin het cytoplasma
• Beweging van de cel zelf
Soorten cytoskeletelementen:
1. Microtubuli
2. Microfilamenten
3. Tonofilamenten/intermediaire filamenten
Microtubuli
Onderdeel van het cytoskelet, verantwoordelijk voor
bewegingen binnen de cel (samen met microfilamenten)
Afmetingen:
• Buitendiameter: 25 nm
• Lengte: tot 10 µm (≈ 400× hun diameter!)
Opbouw:
• Gemaakt uit tubuline-eenheden
• Deze eiwitten zijn buisvormig gerangschikt
• Dynamisch systeem:
o Assemblage (opbouw) en demontage
(afbraak) wisselen elkaar snel af
o Lengte verandert snel afhankelijk van omstandigheden
⤷ Belangrijk bij celbewegingen en celdeling
Microfilamenten
Belangrijke componenten van het cytoskelet, betrokken bij celvorm en celbeweging
Opbouw:
• Gemaakt uit het globulaire eiwit actine
• Komt voor in veel verschillende types cellen
Afmetingen:
• Diameter: 5 tot 7 nm
-> Dunner dan microtubuli
, lOMoAR cPSD| 47560257
Functies:
• Bewegingen in de cel
• Insnoering van het celmembraan bij celdeling
(belangrijk in de cytokinese-fase)
Intermediaire filamenten/tonofilamenten
Intermediaire filamenten (of tonofilamenten)
Onderdeel van het cytoskelet, met een belangrijke structurele
functie in de cel
Afmetingen:
• Diameter: ± 10 nm
Tussen die van microfilamenten (5–7 nm) en
microtubuli (25 nm)
Kenmerken:
• Zeer stabiel en niet of nauwelijks oplosbaar
• Gaven aanleiding tot de term cytoskelet
• Weefselspecifieke eiwitsamenstelling
⤷ Belangrijk hulpmiddel bij de identificatie van tumorcellen
Functies:
• Structurele ondersteuning van delen die mechanisch belast worden
⤷ zoals de lengte-as van zenuwcellen of het cytoplasma van gladde spiercellen
Cytoskelet
• stevigheid
• Beweging (van de cel en in de cel)
↳ bv. migratie van cellen in embryo’s of beweging van macrofagen bij fagocytose
Extra
• Microtubuli = ook bouwstenen van ciliën en flagellen (zie verder in hoofdstuk 2)
-
, lOMoAR cPSD| 47560257
1.2) De nucleus of celkern
1.2.1) het kernmembraan
Structuur:
• Onder de lichtmicroscoop (LM): lijkt op één enkel membraan
• Onder de elektronenmicroscoop: bestaat uit twee parallelle membranen
-> Gescheiden door een ruimte van 40–70 nm: de perinucleaire ruimte
Perinucleaire ruimte:
• Vaak in verbinding met het ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
Kernporiën:
• Op bepaalde plaatsen fuseren de binnenste en buitenste membranen
• Zo ontstaan kernporiën = openingen voor uitwisseling tussen kern en cytoplasma
1.2.2) chromatine
twee vormen:
• Heterochromatine
- Donker gekleurd (LM: korrels/filamenten)
- Sterk elektronen strooiend (zichtbaar bij EM)
- Inactief DNA – sterk opgerold
- Minder transcriptie
• Euchromatine
- Licht gekleurd (nauwelijks zichtbaar bij LM)
- Zichtbaar bij EM als los netwerk van fijne, gedraaide
fibrillen
- Actief DNA – despiraliseert
- Actieve transcriptie
Opbouw:
• Gemaakt van elementaire chromosoomfibrillen
• Bestaan uit dubbelstrengig DNA + histonen (basische eiwitten)
Kernkleur bij LM/EM:
• Meer euchromatine → lichte kern (actieve cel)
• Meer heterochromatine → donkere kern (inactieve cel)
1.2.3) kernskelet
Functie:
• Vergelijkbaar met het cytoskelet, maar dan in de nucleus
• Zorgt voor organisatie, vorm en verankering van kernstructuren
Opbouw – 3 hoofdonderdelen:
1. Kernporiëncomplex
• Bestaat uit 3 ringen van 8 eiwit-eenheden
• Vormt een tubulaire structuur
• Diameter kan gereguleerd worden door eiwitten
• Verbindt cytoplasma ↔ euchromatine via de kernporiën
, lOMoAR cPSD| 47560257
2. Dichte eiwitlaag (laminelaag)
• Bevindt zich aan de binnenzijde van het kernmembraan
• Verbindt kernporiëncomplexen onderling
• Functie: Steunlaag en aanhechtingsplaats voor chromatine
• Onderbroken bij de poriën, waardoor er geen heterochromatine aanwezig is op die
plekken
3. Kernfilamenten
• In de interfasekern vormt zich een netwerk van kernfilamenten.
• Deze bestaan uit drie specifieke, hoofdzakelijk zure polypeptideketens.
• Door hun ruimtelijke structuur:
o Geven ze de kern zijn vorm.
o Organiseren ze de verspreiding van chromatine in de kern.
Chromatine en het kernskelet:
• Chromatine is het complex van DNA en eiwitten.
• Het is:
o In lusvormige structuren opgehangen aan het kernskelet.
o Op ca. 125.000 plaatsen vastgehecht aan dit skelet.
• Deze bevestigde stukken DNA:
o Starten als eerste met DNA-replicatie.
o Elke lus fungeert als een replicatie-eenheid of replisoom.
Functies van het kernskelet
• Kernfilamenten functioneren mogelijk als geleidingsbanen voor RNA-transport.
• Het kernskelet vormt een samenhangend geheel met:
• Het cytoskelet in het cytoplasma.
• De eiwitten van het celmembraan.
-> Het kernskelet speelt ook een belangrijke rol bij de verdichting (condensatie) van
chromatine tot chromosomen.
1.2.4) nucleolus of kernlichaampje
Opbouw:
• Vrijwel ronde vorm
• Opgebouwd uit DNA, RNA en eiwitten
• Kleuring: Acidofiel door aanwezigheid van sterk basische eiwitten
- Kern is zuur door het DNA → kleurt met basische kleurstof (hematoxyline) →
paars
- Nucleolus is basisch door eiwitten → kleurt met zure kleurstof → roze/rood
- Cytoplasma is basisch → kleurt met zure kleurstof (eosine) → roze
Functie:
• Synthese van ribosomaal RNA (rRNA)
• Geïnstrueerd door DNA-informatie
• Essentieel voor de productie van ribosomen
Kenmerken:
• Grote nucleoli komen voor in cellen die snel delen of met hoge eiwitsynthese
• Ook aanwezig in snelgroeiende cellen van kwaadaardige tumoren