1. De Ideale Markt (Volmaakte Mededinging)
Een ideale markt wordt gekenmerkt door de volgende eigenschappen:
Prijsnemerschap: geen enkele koper of verkoper heeft invloed op de prijs
Marktatomisme: veel kleine aanbieders en vragers
Vrije toe- en uittreding: geen belemmeringen
Homogene goederen: perfect inwisselbaar
Perfecte informatie: iedereen weet alles
Geen externaliteiten: geen invloed op derden
Geen asymmetrische informatie
2. Vraagzijde: Bereidheid tot Betalen
De vraagfunctie beschrijft hoeveel eenheden van een goed consumenten willen kopen bij verschillende
prijzen.
Algemene vraagfunctie: verband tussen gekochte Q en alle andere factoren à afhankelijk van prijs,
inkomen, voorkeuren, prijzen van andere goederen.
Partiële vraagfunctie: enkel afhankelijk van de prijs van het goed zelf, de rest is constant.
De reservatieprijs is de maximale prijs die een consument bereid is te betalen voor een extra eenheid.
3. Aanbodzijde: Marginale Kosten
De aanbodfunctie beschrijft hoeveel eenheden producenten willen aanbieden bij verschillende prijzen.
Algemene aanbodfunctie: afhankelijk van prijs, technologie, inputprijzen.
Partiële aanbodfunctie: enkel afhankelijk van de prijs van het goed.
De reservatieprijs is de minimale prijs waarvoor een producent bereid is een extra eenheid aan te
bieden (= marginale kost).
4. Prijsvorming
(Marktevenwicht)
De evenwichtsprijs is het punt
waar de vraag- en aanbodcurve
elkaar kruisen.
Bij deze prijs is de gevraagde
hoeveelheid gelijk aan de
aangeboden hoeveelheid.
Consumentensurplus: verschil
tussen bereidheid tot betalen en
marktprijs.
Producentensurplus: verschil
tussen marktprijs en marginale
kost.
1
, 5. Beweging vs. Verschuiving van de Curves
Negatief verband: hoe hoger de prijs, hoe lager de gevraagde hoeveelheid (P & V)
Algebraïsch: als er (-) voor p staat in vergelijking, dan is dat een negatief verband, dus
gevraagde hoeveelheid
Positief verband: hoe hoger de prijs, hoe hoger de aangeboden hoeveelheid (P & A)
Algebraïsch: als er (+) voor p staat in vergelijking, dan is dat een positief verband, dus
aangeboden hoeveelheid
Bv. Q v = 600 – 100p à P en Q? à 600 – 100p = – 150 + 150p à –250p = –750
à p = 3 en q = 300
Qa = –150 + 150p
Evenwichtspijs = 4
Evenwichtshoeveelheid = 200
Bij P = 2 is Q v = 200, maar Qa
= 80
Dus Q v > Qa
Vraagoverschot
Bij P = 5 is Q v = 80, maar Qa =
250
Dus Q v < Qa
Aanbodoverschot
2