100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Humane Moleculaire Genetica

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
83
Geüpload op
17-09-2025
Geschreven in
2023/2024

Samenvatting Humane Moleculaire Genetica












Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
17 september 2025
Aantal pagina's
83
Geschreven in
2023/2024
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

HF1: Het humane genoom en genetische variatie

1.1 Complexiteit en organisatie van het humane genoom

Basisbegrippen

Het humane genoom = de som van alle erfelijke/ genetische info die onder de vorm van DNA aanwezig is in een
menselijke cel

➔ Nucleair DNA: in celkern, kan condenseren tot 46chr. (meerderheid v/h genoom)

➔ Mitochondriaal DNA: in mitochondriën (0,0005%)

Coderend DNA = DNA dat codeert voor EW’s (1,22%) Toch is >80% v/h genoom
Niet coderend DNA = DNA dat niet codeert voor EW’s (>98%) functioneel!


Het centrale dogma

1) Transcriptie van DNA → pre-mRNA
2) Splicing van pre-mRNA: Introns worden weggeknipt → mRNA
3) Translatie van mRNA → polypeptide keten
4) Opvouwing/ verdere modificaties → functioneel eiwit



OPM: naast coderend mRNA, bestaat er ook niet-coderend mRNA
(ncRNA) dat niet tot eiwit vertaald wordt, maar eerder regulatorische
functies heeft.




Structuur van genen & regulatorische elementen




• Core/ basale promotor = (intragenisch) bindingsplaats voor RNA polymerase II en algemene
transcriptiefactoren om zo transcriptie te initiëren.
→ Zorgt voor minimale expressie v/e gen zodat de cel een basisniveau van RNA-productie behoudt.

• Proximale promotor = Bevat additionele Cis-regulerende elementen (CREs) en Transcriptiefactor
bindingsplaatsen (TFBSs) (Tot 1000bp upstream gelegen t.o.v. de core promotor)
→ Modulatie v/d efficiëntie van transcriptie-initiatie door RNA-polymerase II

, • Distale promotors & CREs = Bevat enhancer- /silencer- elementen die de genexpressie vanop afstand
kunnen reguleren. (1000den bp up- / downstream gelegen t.o.v. de core promotor, inter- /intra-genisch)
→ Silencers = elementen die de transcriptie negatief beïnvloeden
→ Enhancers = elementen die de transcriptie positief beïnvloeden

OPM: Cis-regulerende elementen (CREs) = DNA sequenties met bindingsplaatsen vr TRANS-factoren en
andere regulerende eiwitten.
Transcriptiefactor bindingsplaatsen (TFBSs) = sequenties binnin CREs waar TRANS-factoren (eiwitten)
effectief op binden.

• 5’-untranslated region (5’UTR) = Exonisch, bevat CREs die nodig zijn om translatie te reguleren.

• 3’-untranslated region (3’UTR) = Exonisch, bevat CREs die nodig zijn voor de stabiliteit, polyadenylatie
en correcte localisatie v/h mRNA beïnvloeden.
+ Bindingsplaatsen voor microRNAs (miRNA) = Kleine, niet-coderende RNAs nodig voor vorming van de
poly(A) staart die essentieel is voor de stabiliteit van het mRNA

• Transcriptie eenheid = het deel stroomafwaards v/d 5’UTR

• Startcodon = Tri-nucleotide bindingsplaats voor ribosomen voor start van translatie
AUG

• Stopcodon = Tri-nucleotide herkenningsplaats voor ribosomen om los te komen voor stop van translatie
UGA UAG UAA




Topologically associated domains (TADs) = chromosomale regio’s die structureel van elkaar gescheiden
worden door loops (lussen). Ze bevatten genetische elementen die functioneel in contact staan met elkaar.
(bv. genen met hun enhancers/ silencers)




Cohesine +
CTCF (CCCTC
binding factor)



TAD

,1.2 Humane genetische variatie

Basisbegrippen

Monogenische aandoeningen = aandoeningen die worden veroorzaakt door mutaties in één enkel gen
( Eiwit defect/ afwezig)

Genetische varianten = verschillen/ veranderingen in DNA v/e individu in vergelijking met DNA van anderen

Mutatie = het proces waarbij een genetische variant ontstaat

Pathogeen/ causaal variant = een mutatie die aanleiding geeft tot een aandoening met aangetast fenotype

Benigne variant/ polymorfisme = wanneer een variant niet geassocieerd is met een fenotype en dus
onopgemerkt blijft

Germinale/ constitutionele variant = Varianten die voorkomen in alle lichaamscellen, inclusief de gameten
→ Kan worden doorgegeven aan volgende generaties!

Somatische variant = varianten die enkel voorkomen in de lichaamscellen en niet in de gameten
→ Ontstaan post-zygotisch en worden niet doorgegeven aan volgende generaties!

De novo variant = varianten die voorkomen in een individu, maar niet bij de ouders
→ Nieuw ontstane mutaties (in bv. de geslachtscellen van één v/d ouders)
→ +/- 64 de novo mutaties per genoom



Genlocus = plaats van een gen op een chormosoom, met telkens 2 allelen

Allelen = de verschillende mogelijke DNA sequenties van een gen(locus)
→ Vormen het genotype voor een bepaalde genlocus
→ Homozygoot = 2x hetzelfde allel
→ Heterozygoot = 2 ≠ allelen

Genotype-fenotype correlatie = maar van verbondenheid van een genotype met een fenotype
→ Bv. een genotype zorgt voor een mild/ ernstig fenotype


Classificatie genetische variatie

Puntmutaties = Single nucleotide variants (SNVs) = basenpaarsubstituties, veranderingen in 1nt
→ Meerst voorkomende genomische variatie

→ Transitie = verandering v/e purine naar purine of v/e pyrimidine naar pyrimidine
→ Transversie = verandering van purine  pyrimidine




OPM: Transities komen vaker voor dan transversies

Bv) C>T transities: door spontante deanymatie van gemethyleerde
cytosines

, Substituties kunnen ingedeeld worden o.b.v. hun gevolgen op eiwitniveau:

Silencieuze/ synonieme varianten = mutatie zonder AZ verandering tot gevolg
→ Gevolg van degeneratie v/d genetische code waardoor meerdere codon voor 1 AZ coderen

Missense / niet-synonieme varianten = mutatie met verandering van 1 AZ
→ nonstop variant = missense mutatie in stopcodon waardoor een abnormaal lang EW gevormd wordt

Nonsense variant = mutatie in een coderende codon waardoor er een prematuur stopcodon (PTC, premature
termination codon).
→ Deze mRNAs zijn onstabiel en worden gedegradeerd door nonsense-mediated decay (NMD)
*NMD gebeurt onder de voorwaarde dat de PTC >50bp stroomopwaarts v/h finale exon gelegen is
**NMD treedt niet op in genen die uit 1 exon bestaan (NMD escape) → verkort eiwit




Splice(-site) varianten = mutaties in de splice donor (consensussequentie: GT) of splice acceptor
(consensussequentie: AG) waardoor splicing abnormal gebeurt




→ Donor/ acceptor loss = mutatie waardoor de donor/ acceptor consensussequentie verandert en de
donor/acceptor plaatsen niet meer herkend worden
>> intron retentie = intron niet verwijderd
>> exon skipping = exon verwijderd

→ Donor/ acceptor gain = mutatie waardoor nieuwe splice sites gevormd worden
>> Verwijderen stukken van het normale 5’ of 3’ gelegen exon
€18,56
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
blankasipos2003

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
blankasipos2003 Universiteit Gent
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
0
Lid sinds
6 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
5
Laatst verkocht
-

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via Bancontact, iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen