Les 1: 15/2
40 meerkeuzevragen gespreid over hele leerstof met 4 alternatieven: 1 correct en 3 afleiders
Examenvraag!
Quotering: vgl. met dokter die geen vs. foute diagnose stelt
- Met bestraffing voor foutieve antwoorden (corrigeren voor raden - nuance)
- Eliminatiescoring (nog niet ingevoerd)
Iemand die gokt op elke vraag:
- Zonder bestraffing 40 x (1/4 x 1) = 10/40
- Met bestraffing 40 x (1/4 x 1 + 3/4 x (-1/3)) = 0/40
Je kent het antwoord: 1 x 1 + 0 x (-1/3) = 1
Je kan 2 alternatieven uitschakelen: 1/2 x 1 + 1/2 x (-1/3) = + 1/3
Je kan 1 alternatief uitschakelen: 1/3 x 1 + 2/3 x (-1/3) = + 1/9
Je kan geen alternatief uitschakelen: 1/4 x 1 + 3/4 x (-1/3) = 0
Cesuurbepaling: hoe transformeren we van x/40 naar y/20?
Via ‘methode De Groot’ i.p.v. schoolmeestermethode y = x/40 x 20
Cesuurvraag = vraag die peilt naar essentiële zaken, niet te moeilijk, niet te gemakkelijk,
geschikt voor “grensstudent” (10 cesuurvragen op voorhand vastleggen)
Na examen P-waarde/moeilijkheidsgraad v. alle cesuurvragen bepalen
= Proportie correcte antwoorden
Gemiddelde p-waarde berekenen dat gemiddelde = proportie geslaagden
Nagaan in de cumulatieve resultaten-verdeling met welke uitslag deze p-waarde
overeenkomt -> x/40
Vervolgens lineaire transformatie, precieze transformatie niet vooraf bekend
→ Het kan zijn dat je 21/40 of 18/40 moet behalen om 10/20 te halen.
Psychometrie: Hoe kan ik zo accuraat mogelijk een psychologische variabele meten?
Examen als psychologische meting v. leerstofbeheersing
- Verband tussen lengte v. test en betrouwbaarheid waarmee je kan meten
Hoe langer de test, hoe betrouwbaarder je de kennis kan meten (geen uiterste)
- Mondeling examen zeer moeilijk te evalueren, factoren zoals arrogantie, uiterlijk, …
1ste experiment: eerst positieve, dan neutrale en dan negatieve eigenschappen
→ gemiddelde boordeling is positiever dan omgekeerde volgorde
= 1ste informatie weegt zwaarder door = primacy effect
Vervolgexperiment: bewust/op voorhand letten op primacy effect → recency effect
1
,Hoofdstuk 1: om te beginnen
We worden voortdurend geconfronteerd met ‘psychologie’ → niet direct wetenschappelijk
Wetenschappelijke discipline vaak verkeerd ingeschat, zowel onder- als overschatting
Een leugendetector is accuraat in opsporen v. lichamelijke reacties die erop wijzen dat een
verdachte liegt = fout, opvallend weinig objectief bewijs voor effectiviteit v. leugendetectors.
Zelfs iemand met jaren ervaring kan iemand ten onrechte beschuldigen van liegen.
Vele dingen die we meemaken worden niet bewaard in het geheugen = waar, het grootste
deel van de informatie rond ons komt nooit in het geheugen terecht of vaak vervormd.
Alleen mensen herkennen zichzelf in hun spiegelbeeld = fout, Skinner en zijn medewerkers
toonden aan dat de huisduif zichzelf herkent in de spiegel.
Beide vierkanten in het midden zijn gelijk = waar, het rechtervierkant leek
kkkkkkkkkkkkkkk donkerder door het perceptuele contrast met de achtergrond.
Intelligentie als zuiver aangeboren trek die onveranderd blijft gedurende iemands leven =
fout, intelligentie als resultaat v. erfelijkheid en omgevingsinvloeden (kan veranderen).
De frequentste mentale stoornis komt voor bij 30% van de bevolking = waar, depressie komt
ooit tijdens het leven voor bij 30% van de bevolking.
Het herhaaldelijk zien van hetzelfde gezicht zorgt ervoor dat we er minder van gaan houden
= fout, vertrouwde mensen vinden we algemeen aangenamer dan minder vertrouwde.
Wat is psychologie en wat is het niet?
Wetenschappelijke studie v.d. mentale processen en gedrag (Roediger ’96)
Empirische studie v.h. gedrag en de mentale processen (Zimbardo 2009)
American Psychological Association APA met 48 divisies bv. verslavingen
Ook andere wetenschappen bestuderen gedrag bv. economie, criminologie, sociologie, …
Verschil: gebruik van verschillende methoden
Psychologie betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard
Pseudowetenschap = elke poging om fenomenen uit natuurlijke wereld te verklaren die niet
gebaseerd is op empirische observatie of op de wetenschappelijke methode bv. astrologie
In Amerika: 40% tot 75% hecht geloof aan telepathie, helderziendheid, …
Recente studie van Daryl Bem over voorspellen van toekomst
Na bijna 100 jaar nog steeds geen wetenschappelijke evidentie voor extra sensory
perception (toekomst voorspellen), we mogen ervan uitgaan dat dit ook nooit gaat komen.
2
,Freud probleem: minder dan 10% van de APA-leden onderschrijven ideeën van Freud (arts
i.p.v. psycholoog), nog minder onderschrijven de ideeën van Jung
- Skinner
- Hubel & Wiesel
- Roger Sperry
- Herbert Simon
- Kahneman & Tversky → velen hebben nobelprijs gewonnen
Kenmerken v. wetenschappelijk onderzoek:
1. Gebruik maken v. systematisch empirisme: onderzoeksbenadering vertrekt v.
sensorische ervaring en observatie als onderzoeksgegevens
Geen gezagsinstrumenten: Nobelprijs hebben ≠ alles wat je zegt is wetenschappelijk
Gebrek systematisch empirisme: aderlatingen Benjamin Rush bij patiënten (gele koorts)
Poppers kritiek op de psycho-analyse (theorie v. Freud is niet wetenschappelijk, als je
achteraf verklaard dan kan je alles verklaren)
2. Publiek verifieerbare kennis:
- Eis v. repliceerbaarheid: over kunnen doen <-> bv. niet iedereen kan geesten zien
- Zelfde procedure → zelfde resultaten
- Peer review, 1ste versie wordt meestal niet gepubliceerd → opmerkingen verwerken
3. Toetsbare theorieën:
Falsifieerbaarheid: fouten in principe aantoonbaar, weten wanneer het niet correct is
Psychoanalyse kan dit niet door achteraf te verklaren bv. Richard Nixon
Syndroom Gilles de la Tourette: toetsbaarheid kan variëren met de tijd bv. a.d.h.v. scans
Bestaan v. God nooit wetenschappelijk kunnen bewijzen of weerleggen.
Proces van de wetenschappelijke methode:
1. Hypothese ontwikkelen
2. Gecontroleerde test
3. Objectieve gegevens verzamelen
4. Analyseren v.d. resultaten
5. Publiceren, bekritiseren, repliceren v.d. resultaten
Hypothese = uitspraak die het resultaat v.e. wetenschappelijke studie voorspelt
Gegevens = informatie verzameld door de onderzoeker voor het testen v.d. hypothese
Operationele definitie = procedures om experimentele condities/metingen vast te leggen
Onafhankelijke variabele = variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd wordt
Afhankelijke variabele = gemeten resultaat v. studie= responsen v. deelnemers in een studie
Randomisatie = enkel gebruik maken v. toeval voor het vastleggen v.d. aanbiedingsvolgorde
v.d. stimuli of toewijzen v. proefpersonen aan condities (zoveel mogelijk randomiseren → zo
weinig mogelijke storende variabele bv. slechtziende)
3
, Types v. psychologisch onderzoek:
1. Naturalistische observatie: vaak 1ste stap in meer gecontroleerd onderzoek
Bv. kijken naar geweld op TV – ongeveer 18.000 moorden zien
Passen mensen (of dieren) gedrag aan wanneer ze geobserveerd worden?
2. Gevalstudie: uitvoerige studie v. 1 persoon/geval bv. Freuds psychoanalyse
Kunnen we veralgemenen? Mensen komen allemaal v. Wenen en in zelfde periode
Gevaar van getuigenverklaringen (zonder slechte bedoelingen)
Gevalstudie vooral belangrijk in neuropsychologie bv.
3. Interview: directe bevraging
Training: neutraliteit
Bv. bij 1500 jongeren duidelijk verband tussen kijken naar geweld en agressief gedrag
Hoe verloopt causaliteit? Kijken naar geweld → agressief gedrag of omgekeerd?
4. Survey: verzamelen v. steekproef v. opinies (groot genoeg en representatief)
Typische proefpersonen = W.E.I.R.D. participanten
(Westers, geschoold, geïndustrialiseerd, rijk, democratisch)
Les 2: 22/2
5. Psychologische tests: cognitieve tests (schoolvorderingen en intelligentietests)
Individuele intelligentietest (duurt langer, accurater en breder beeld) en collectieve
intelligentietest (efficiënter), in vele gevallen volstaat een collectieve intelligentietest
Bv. Raven progressive matrices = cultuurvrij en taalonafhankelijk (weinig instructies)
Begint met gemakkelijke vragen en wordt later moeilijker, mensen kunnen afhaken
Persoonlijkheids- en attitudetests (vragenlijsten, projectieve technieken)
Projectieve techniek: vage prikkel/stimulus aangeboden, vraag overstellen
Alles in het antwoord gaat dan iets zeggen over die persoon
Meestal zeer controversieel bv. Rorschachtest, TAT, Szondi test
(geen wetenschappelijke evidentie)nnnn
Cognitie meten is makkelijker dan persoonlijkheid of attitude meten
Wanneer is een psychologische meting goed? (psychometrie)
Stressbestendigheid testen: test A (Prisma: Test zelf uw persoonlijkheid)
In een gezelschap wordt u onverwacht gevraagd een toespraak te houden.
U wordt in de tram betrapt op ‘zwartrijden’.
In een restaurant stoot u een nog bijna volle fles wijn om.
Uw reactie
- U krijgt hartkloppingen
- U wordt zenuwachtig
- U reageert humoristisch
- U wordt verlegen
- U gaat blozen
Stressbestendigheid testen: test B (Flair)
Ik slaap ‘s avonds snel in en word ‘s morgens weer gemakkelijk wakker.
Ik heb last van allergieën.
4
40 meerkeuzevragen gespreid over hele leerstof met 4 alternatieven: 1 correct en 3 afleiders
Examenvraag!
Quotering: vgl. met dokter die geen vs. foute diagnose stelt
- Met bestraffing voor foutieve antwoorden (corrigeren voor raden - nuance)
- Eliminatiescoring (nog niet ingevoerd)
Iemand die gokt op elke vraag:
- Zonder bestraffing 40 x (1/4 x 1) = 10/40
- Met bestraffing 40 x (1/4 x 1 + 3/4 x (-1/3)) = 0/40
Je kent het antwoord: 1 x 1 + 0 x (-1/3) = 1
Je kan 2 alternatieven uitschakelen: 1/2 x 1 + 1/2 x (-1/3) = + 1/3
Je kan 1 alternatief uitschakelen: 1/3 x 1 + 2/3 x (-1/3) = + 1/9
Je kan geen alternatief uitschakelen: 1/4 x 1 + 3/4 x (-1/3) = 0
Cesuurbepaling: hoe transformeren we van x/40 naar y/20?
Via ‘methode De Groot’ i.p.v. schoolmeestermethode y = x/40 x 20
Cesuurvraag = vraag die peilt naar essentiële zaken, niet te moeilijk, niet te gemakkelijk,
geschikt voor “grensstudent” (10 cesuurvragen op voorhand vastleggen)
Na examen P-waarde/moeilijkheidsgraad v. alle cesuurvragen bepalen
= Proportie correcte antwoorden
Gemiddelde p-waarde berekenen dat gemiddelde = proportie geslaagden
Nagaan in de cumulatieve resultaten-verdeling met welke uitslag deze p-waarde
overeenkomt -> x/40
Vervolgens lineaire transformatie, precieze transformatie niet vooraf bekend
→ Het kan zijn dat je 21/40 of 18/40 moet behalen om 10/20 te halen.
Psychometrie: Hoe kan ik zo accuraat mogelijk een psychologische variabele meten?
Examen als psychologische meting v. leerstofbeheersing
- Verband tussen lengte v. test en betrouwbaarheid waarmee je kan meten
Hoe langer de test, hoe betrouwbaarder je de kennis kan meten (geen uiterste)
- Mondeling examen zeer moeilijk te evalueren, factoren zoals arrogantie, uiterlijk, …
1ste experiment: eerst positieve, dan neutrale en dan negatieve eigenschappen
→ gemiddelde boordeling is positiever dan omgekeerde volgorde
= 1ste informatie weegt zwaarder door = primacy effect
Vervolgexperiment: bewust/op voorhand letten op primacy effect → recency effect
1
,Hoofdstuk 1: om te beginnen
We worden voortdurend geconfronteerd met ‘psychologie’ → niet direct wetenschappelijk
Wetenschappelijke discipline vaak verkeerd ingeschat, zowel onder- als overschatting
Een leugendetector is accuraat in opsporen v. lichamelijke reacties die erop wijzen dat een
verdachte liegt = fout, opvallend weinig objectief bewijs voor effectiviteit v. leugendetectors.
Zelfs iemand met jaren ervaring kan iemand ten onrechte beschuldigen van liegen.
Vele dingen die we meemaken worden niet bewaard in het geheugen = waar, het grootste
deel van de informatie rond ons komt nooit in het geheugen terecht of vaak vervormd.
Alleen mensen herkennen zichzelf in hun spiegelbeeld = fout, Skinner en zijn medewerkers
toonden aan dat de huisduif zichzelf herkent in de spiegel.
Beide vierkanten in het midden zijn gelijk = waar, het rechtervierkant leek
kkkkkkkkkkkkkkk donkerder door het perceptuele contrast met de achtergrond.
Intelligentie als zuiver aangeboren trek die onveranderd blijft gedurende iemands leven =
fout, intelligentie als resultaat v. erfelijkheid en omgevingsinvloeden (kan veranderen).
De frequentste mentale stoornis komt voor bij 30% van de bevolking = waar, depressie komt
ooit tijdens het leven voor bij 30% van de bevolking.
Het herhaaldelijk zien van hetzelfde gezicht zorgt ervoor dat we er minder van gaan houden
= fout, vertrouwde mensen vinden we algemeen aangenamer dan minder vertrouwde.
Wat is psychologie en wat is het niet?
Wetenschappelijke studie v.d. mentale processen en gedrag (Roediger ’96)
Empirische studie v.h. gedrag en de mentale processen (Zimbardo 2009)
American Psychological Association APA met 48 divisies bv. verslavingen
Ook andere wetenschappen bestuderen gedrag bv. economie, criminologie, sociologie, …
Verschil: gebruik van verschillende methoden
Psychologie betwist ongefundeerde uitspraken van pseudowetenschappelijke aard
Pseudowetenschap = elke poging om fenomenen uit natuurlijke wereld te verklaren die niet
gebaseerd is op empirische observatie of op de wetenschappelijke methode bv. astrologie
In Amerika: 40% tot 75% hecht geloof aan telepathie, helderziendheid, …
Recente studie van Daryl Bem over voorspellen van toekomst
Na bijna 100 jaar nog steeds geen wetenschappelijke evidentie voor extra sensory
perception (toekomst voorspellen), we mogen ervan uitgaan dat dit ook nooit gaat komen.
2
,Freud probleem: minder dan 10% van de APA-leden onderschrijven ideeën van Freud (arts
i.p.v. psycholoog), nog minder onderschrijven de ideeën van Jung
- Skinner
- Hubel & Wiesel
- Roger Sperry
- Herbert Simon
- Kahneman & Tversky → velen hebben nobelprijs gewonnen
Kenmerken v. wetenschappelijk onderzoek:
1. Gebruik maken v. systematisch empirisme: onderzoeksbenadering vertrekt v.
sensorische ervaring en observatie als onderzoeksgegevens
Geen gezagsinstrumenten: Nobelprijs hebben ≠ alles wat je zegt is wetenschappelijk
Gebrek systematisch empirisme: aderlatingen Benjamin Rush bij patiënten (gele koorts)
Poppers kritiek op de psycho-analyse (theorie v. Freud is niet wetenschappelijk, als je
achteraf verklaard dan kan je alles verklaren)
2. Publiek verifieerbare kennis:
- Eis v. repliceerbaarheid: over kunnen doen <-> bv. niet iedereen kan geesten zien
- Zelfde procedure → zelfde resultaten
- Peer review, 1ste versie wordt meestal niet gepubliceerd → opmerkingen verwerken
3. Toetsbare theorieën:
Falsifieerbaarheid: fouten in principe aantoonbaar, weten wanneer het niet correct is
Psychoanalyse kan dit niet door achteraf te verklaren bv. Richard Nixon
Syndroom Gilles de la Tourette: toetsbaarheid kan variëren met de tijd bv. a.d.h.v. scans
Bestaan v. God nooit wetenschappelijk kunnen bewijzen of weerleggen.
Proces van de wetenschappelijke methode:
1. Hypothese ontwikkelen
2. Gecontroleerde test
3. Objectieve gegevens verzamelen
4. Analyseren v.d. resultaten
5. Publiceren, bekritiseren, repliceren v.d. resultaten
Hypothese = uitspraak die het resultaat v.e. wetenschappelijke studie voorspelt
Gegevens = informatie verzameld door de onderzoeker voor het testen v.d. hypothese
Operationele definitie = procedures om experimentele condities/metingen vast te leggen
Onafhankelijke variabele = variabele die door de onderzoeker gemanipuleerd wordt
Afhankelijke variabele = gemeten resultaat v. studie= responsen v. deelnemers in een studie
Randomisatie = enkel gebruik maken v. toeval voor het vastleggen v.d. aanbiedingsvolgorde
v.d. stimuli of toewijzen v. proefpersonen aan condities (zoveel mogelijk randomiseren → zo
weinig mogelijke storende variabele bv. slechtziende)
3
, Types v. psychologisch onderzoek:
1. Naturalistische observatie: vaak 1ste stap in meer gecontroleerd onderzoek
Bv. kijken naar geweld op TV – ongeveer 18.000 moorden zien
Passen mensen (of dieren) gedrag aan wanneer ze geobserveerd worden?
2. Gevalstudie: uitvoerige studie v. 1 persoon/geval bv. Freuds psychoanalyse
Kunnen we veralgemenen? Mensen komen allemaal v. Wenen en in zelfde periode
Gevaar van getuigenverklaringen (zonder slechte bedoelingen)
Gevalstudie vooral belangrijk in neuropsychologie bv.
3. Interview: directe bevraging
Training: neutraliteit
Bv. bij 1500 jongeren duidelijk verband tussen kijken naar geweld en agressief gedrag
Hoe verloopt causaliteit? Kijken naar geweld → agressief gedrag of omgekeerd?
4. Survey: verzamelen v. steekproef v. opinies (groot genoeg en representatief)
Typische proefpersonen = W.E.I.R.D. participanten
(Westers, geschoold, geïndustrialiseerd, rijk, democratisch)
Les 2: 22/2
5. Psychologische tests: cognitieve tests (schoolvorderingen en intelligentietests)
Individuele intelligentietest (duurt langer, accurater en breder beeld) en collectieve
intelligentietest (efficiënter), in vele gevallen volstaat een collectieve intelligentietest
Bv. Raven progressive matrices = cultuurvrij en taalonafhankelijk (weinig instructies)
Begint met gemakkelijke vragen en wordt later moeilijker, mensen kunnen afhaken
Persoonlijkheids- en attitudetests (vragenlijsten, projectieve technieken)
Projectieve techniek: vage prikkel/stimulus aangeboden, vraag overstellen
Alles in het antwoord gaat dan iets zeggen over die persoon
Meestal zeer controversieel bv. Rorschachtest, TAT, Szondi test
(geen wetenschappelijke evidentie)nnnn
Cognitie meten is makkelijker dan persoonlijkheid of attitude meten
Wanneer is een psychologische meting goed? (psychometrie)
Stressbestendigheid testen: test A (Prisma: Test zelf uw persoonlijkheid)
In een gezelschap wordt u onverwacht gevraagd een toespraak te houden.
U wordt in de tram betrapt op ‘zwartrijden’.
In een restaurant stoot u een nog bijna volle fles wijn om.
Uw reactie
- U krijgt hartkloppingen
- U wordt zenuwachtig
- U reageert humoristisch
- U wordt verlegen
- U gaat blozen
Stressbestendigheid testen: test B (Flair)
Ik slaap ‘s avonds snel in en word ‘s morgens weer gemakkelijk wakker.
Ik heb last van allergieën.
4