Inhoudsopgave Inleiding tot marketing en HRM
1. Inleiding tot management (HOC 1) 3
1.1 Verschillende type organisaties: 3
1.2 Organisatiestructuren: 3
1.2.1 Hoog/Verticale structuur vs Vlak/ horizontale structuur: 3
1.2.2 Geintegreerd vs grenzeloss 3
1.3 Waar gaat het om bij management? 4
1.4 Management rollen 4
1.5 Soorten managers 6
2 Organisatoneel ontwerp/ management theorieën 6
2.1 Klassieke theorieën van management. 6
2.2 Evolutie van de voornaamste theorieën in strategisch management 8
2.3 Groeipaden 10
2.3.1 Internationalisering 10
2.3.2 Globalisering 10
2.4 Ethisch en duurzaam management 11
2.4.1 3 verschillende niveaus van MVO 12
2.4.2 Maatschappelijk ONverantwoord ondernemen 12
2.5 Het vergroenen van ondernemingen 13
3 HOC 2: Strategisch management 13
3.1 Wat is strategisch management 13
3.1.1 Hoe past een business model in de strategie? 14
3.1.2 De twee strategische niveaus 14
3.1.3 Wat is het verschil tussen een ondernemingsstrategie en bedrijfsstrategie? 18
3.2 Ondernemingsstrategie 19
3.2.1 Verschillende soorten ondernemingsstrategieën 19
3.2.2 De ansoff matrix 20
3.2.3 Blue ocean strategy 21
3.2.4 Kenmerken van een plausibele strategie 22
3.3 Bedrijfsstrategie / concurrentiestrategie 22
3.3.1 Opstellen van een strategie 23
3.3.2 Raamwerken voor een bedrijfsstrategie 23
4 Inleiding tot leiderschap (HOC 3) 28
4.1 Definitie van leiderschap 28
4.2 Evolutie ban leiderschapstheorieËn 29
4.2.1 Leiderschap als karaktereigenschappen 29
4.2.2 Leiderschap als gedrag 29
4.2.3 Situational en contingency theorie 31
4.3 Hedendaagse leiderschapstheorieËn 37
4.3.1 Contingency based theory 37
4.3.2 Postmodern based servant leadership 37
4.3.3 Leider als een coach/mentor 37
4.3.4 Positieve psychologie van leiderschap 38
5 Persoonlijkheid (HOC 4) 45
5.1 Waarom leren over persoonlijkheid? 45
1
, 5.2 Wat is persoonlijkheid? 45
5.3 Hoe kunnen we persoonlijkheid meten? 45
5.4 Persoonlijkheid en management 53
6 Waardes 53
6.1 Schwartz Value Taxonomy 54
7 Relatie tussen persoonlijkheid en waardes 55
Er is een link tussen persoonlijkheidskenmerken en waardes, maar het zijn andere concepten. Indien we
het hebben over de cognitief gebaseerde persoonlijkheidskenmerken (openness to experience en
agreabelness) zien we een veel sterke correlatie met Self direction, universalism… 56
8 HRM theorieën van motivatie 57
8.1 MotivatietheorieËn 57
8.1.1 Equity theory (billijkheidstheorie) 58
8.1.2 Expectancy theory (verwachtingstheorie) 58
8.1.3 Job design model 59
8.1.4 Herzberg’s 2 factor theory 60
8.1.5 Piramide van maslow 60
8.1.6 Self-determination theory van Deci & Ryan 61
8.1.7 Theorie X en Y McGregor 61
8.1.8 De meta-theorie 62
8.2 Autonomous vs controlled motivatie 62
9 Human resources manangement 63
9.1 Definitie van strategische HR 63
9.1.1 Mensen zijn belangrijkste activum, maar… 64
9.1.2 Wat zou HR moeten zijn? 64
9.2 HR rollen en competenties 64
9.2.1 Welke rol is de belangrijkste? 66
9.3 Historisch overzicht van HR 67
9.3.1 Paternalisme: De niet mature mens (1850-1900 ) 67
9.3.2 Scientific Management: De rationeel-economische mens (1900-1940) 67
9.3.3 Human Relations: De sociale mens (1930-1960) 68
9.3.4 Rol van wereldoorlog 1 en wereldoorlog 2 69
9.3.5 Revisionisme: De mens zoekt vervulling (1950-1970) 69
9.4 Link tussen HR en strategie 71
9.4.1 De HR-paradox 71
9.4.2 Stategisch HR 71
2
, 1. Inleiding tot management (HOC 1)
Organisatie= een totaliteit van verscheidenheid aan zaken. Het zijn zowel de wn, de waarde, visie,
cultuur…
1.1 VERSCHILLENDE TYPE ORGANISATIES:
Non-profit organisaties, NGO’s, Publieke instellingen , sociale ondernemingen…
1.2 ORGANISATIESTRUCTUREN:
1.2.1 HOOG/VERTICALE STRUCTUUR VS VLAK/ HORIZONTALE STRUCTUUR:
Hoog/Verticale structuur:
Top -down geregeld. Alles ‘c’ van chief beslissen vanuit het topmanagement team alles. (CEO, CFO)
Beslissingen nemen adhv objectieve informatie aangezien men zich moet verantwoorden.
Vlak/ horizontale structuur:
Meer bottom up werking, meer autonomie voor de wn, meer wn-participatie en inspraak.
Beste structuur? Geen eenduidig antwoord, afhankelijk van de situatie.
Gekozen structuur geeft een weer hoe men over de werknemers denkt.
Wn zijn waardevolle krachten -> vlakke structuur
Wn niet veel vertrouwen in de capaciteiten van de onderneming -> verticale structuur
Meer organisatiestructuren zijn horizontaler geworden vanwege het elimineren van het
middenkader door kostenbesparingen.
1.2.2 GEINTEGREERD VS GRENZELOSS
Geïntegreerde organisaties:
De volledige waardeketen(productie, logistiek, marketing, sales, R&D…) worden binnen de
onderneming gehouden. Ze werken allemaal rechtstreeks voor de organisaties.
Grenzeloze organisaties:
Geen enkele wn werkt rechtstreeks voor de organisatie. Het zijn allemaal specialisten. De taken
worden geoutsourcet. Bv zelfstandige dat de boekhouding door een boekhouder laat voeren.
In sommige landen is het bij wet verplicht dat grote internationale ondernemingen gebruik maken
van lokale bedrijven.
Nadelen: weinig ‘in house ‘ know how. Concurrentieel voordeel daalt.
Voorbeelden:
Wikipedia: grenzeloze organisatie.
Uber: Grenzeloze organisatie.
Foxconn: Verticale structuur. Producent van computeronderdelen. Werknemers hebben minimale
rechten.
McDonalds:
3
, 1.3 WAAR GAAT HET OM BIJ MANAGEMENT?
Management= Helpen zodat een bepaalde doelstelling bereikt wordt. Het gaat ook over politiek
binnen een organisatie, psychologie, communicatie tussen verschillende lagen in de organisatie.
Management is geen neutrale activiteit er zit ook emoties bij
Etymologisch:
Ménagement (FR)= leiden, iets uitvoeren
Manu Agere (lat)= bij de hand nemen, leiden
Hedendaagse betekenis: management wordt beschouwd als zingeving. Je moet een kader kunnen
neerzetten omtrent wat er belangrijk is, waar men zich op gaat concentreren en waarom dat dat
belangrijk is. Ook de stappen tot het doel omschrijven.
Management zal steeds verschillend zijn en zal in functiezijn van de organisaties, diens
doelstellingen, structuur, visie…
1.4 MANAGEMENT ROLLEN
EX
Minzeberg definieert de verschillende rollen van de managers.
• Interpersonal Roles
Figurehead: Ook in de media de vertegenwoordiger van de organisatie.
Leader: Een leider moet er in slagen om volgers te creëren.
Liaison: De contactlegger tussen het aandeelhouderschap en het medewerkerschap.
• Informational Roles
Monitoren: Bepaalde informatie goed opvolgen.
Disseminator:
Spokesperson: informatieverschaffer. Bv naar de media toe bepaalde strategieën toelichten.
• Decisional Roles
Entrepreneur: Je moet zelf met initiatieven komen.
Disturbance handler: Indien twee wn niet overeenkomen, moet men dit kunnen aanpakken.
Resources Allocator: Bv Hoeveel budget mag een bepaald initiatief kosten.
Negotiator: Evalueren van bepaalde opdrachten of deze leiden tot de gewenste doelen indien
niet men her navigeren.
4
1. Inleiding tot management (HOC 1) 3
1.1 Verschillende type organisaties: 3
1.2 Organisatiestructuren: 3
1.2.1 Hoog/Verticale structuur vs Vlak/ horizontale structuur: 3
1.2.2 Geintegreerd vs grenzeloss 3
1.3 Waar gaat het om bij management? 4
1.4 Management rollen 4
1.5 Soorten managers 6
2 Organisatoneel ontwerp/ management theorieën 6
2.1 Klassieke theorieën van management. 6
2.2 Evolutie van de voornaamste theorieën in strategisch management 8
2.3 Groeipaden 10
2.3.1 Internationalisering 10
2.3.2 Globalisering 10
2.4 Ethisch en duurzaam management 11
2.4.1 3 verschillende niveaus van MVO 12
2.4.2 Maatschappelijk ONverantwoord ondernemen 12
2.5 Het vergroenen van ondernemingen 13
3 HOC 2: Strategisch management 13
3.1 Wat is strategisch management 13
3.1.1 Hoe past een business model in de strategie? 14
3.1.2 De twee strategische niveaus 14
3.1.3 Wat is het verschil tussen een ondernemingsstrategie en bedrijfsstrategie? 18
3.2 Ondernemingsstrategie 19
3.2.1 Verschillende soorten ondernemingsstrategieën 19
3.2.2 De ansoff matrix 20
3.2.3 Blue ocean strategy 21
3.2.4 Kenmerken van een plausibele strategie 22
3.3 Bedrijfsstrategie / concurrentiestrategie 22
3.3.1 Opstellen van een strategie 23
3.3.2 Raamwerken voor een bedrijfsstrategie 23
4 Inleiding tot leiderschap (HOC 3) 28
4.1 Definitie van leiderschap 28
4.2 Evolutie ban leiderschapstheorieËn 29
4.2.1 Leiderschap als karaktereigenschappen 29
4.2.2 Leiderschap als gedrag 29
4.2.3 Situational en contingency theorie 31
4.3 Hedendaagse leiderschapstheorieËn 37
4.3.1 Contingency based theory 37
4.3.2 Postmodern based servant leadership 37
4.3.3 Leider als een coach/mentor 37
4.3.4 Positieve psychologie van leiderschap 38
5 Persoonlijkheid (HOC 4) 45
5.1 Waarom leren over persoonlijkheid? 45
1
, 5.2 Wat is persoonlijkheid? 45
5.3 Hoe kunnen we persoonlijkheid meten? 45
5.4 Persoonlijkheid en management 53
6 Waardes 53
6.1 Schwartz Value Taxonomy 54
7 Relatie tussen persoonlijkheid en waardes 55
Er is een link tussen persoonlijkheidskenmerken en waardes, maar het zijn andere concepten. Indien we
het hebben over de cognitief gebaseerde persoonlijkheidskenmerken (openness to experience en
agreabelness) zien we een veel sterke correlatie met Self direction, universalism… 56
8 HRM theorieën van motivatie 57
8.1 MotivatietheorieËn 57
8.1.1 Equity theory (billijkheidstheorie) 58
8.1.2 Expectancy theory (verwachtingstheorie) 58
8.1.3 Job design model 59
8.1.4 Herzberg’s 2 factor theory 60
8.1.5 Piramide van maslow 60
8.1.6 Self-determination theory van Deci & Ryan 61
8.1.7 Theorie X en Y McGregor 61
8.1.8 De meta-theorie 62
8.2 Autonomous vs controlled motivatie 62
9 Human resources manangement 63
9.1 Definitie van strategische HR 63
9.1.1 Mensen zijn belangrijkste activum, maar… 64
9.1.2 Wat zou HR moeten zijn? 64
9.2 HR rollen en competenties 64
9.2.1 Welke rol is de belangrijkste? 66
9.3 Historisch overzicht van HR 67
9.3.1 Paternalisme: De niet mature mens (1850-1900 ) 67
9.3.2 Scientific Management: De rationeel-economische mens (1900-1940) 67
9.3.3 Human Relations: De sociale mens (1930-1960) 68
9.3.4 Rol van wereldoorlog 1 en wereldoorlog 2 69
9.3.5 Revisionisme: De mens zoekt vervulling (1950-1970) 69
9.4 Link tussen HR en strategie 71
9.4.1 De HR-paradox 71
9.4.2 Stategisch HR 71
2
, 1. Inleiding tot management (HOC 1)
Organisatie= een totaliteit van verscheidenheid aan zaken. Het zijn zowel de wn, de waarde, visie,
cultuur…
1.1 VERSCHILLENDE TYPE ORGANISATIES:
Non-profit organisaties, NGO’s, Publieke instellingen , sociale ondernemingen…
1.2 ORGANISATIESTRUCTUREN:
1.2.1 HOOG/VERTICALE STRUCTUUR VS VLAK/ HORIZONTALE STRUCTUUR:
Hoog/Verticale structuur:
Top -down geregeld. Alles ‘c’ van chief beslissen vanuit het topmanagement team alles. (CEO, CFO)
Beslissingen nemen adhv objectieve informatie aangezien men zich moet verantwoorden.
Vlak/ horizontale structuur:
Meer bottom up werking, meer autonomie voor de wn, meer wn-participatie en inspraak.
Beste structuur? Geen eenduidig antwoord, afhankelijk van de situatie.
Gekozen structuur geeft een weer hoe men over de werknemers denkt.
Wn zijn waardevolle krachten -> vlakke structuur
Wn niet veel vertrouwen in de capaciteiten van de onderneming -> verticale structuur
Meer organisatiestructuren zijn horizontaler geworden vanwege het elimineren van het
middenkader door kostenbesparingen.
1.2.2 GEINTEGREERD VS GRENZELOSS
Geïntegreerde organisaties:
De volledige waardeketen(productie, logistiek, marketing, sales, R&D…) worden binnen de
onderneming gehouden. Ze werken allemaal rechtstreeks voor de organisaties.
Grenzeloze organisaties:
Geen enkele wn werkt rechtstreeks voor de organisatie. Het zijn allemaal specialisten. De taken
worden geoutsourcet. Bv zelfstandige dat de boekhouding door een boekhouder laat voeren.
In sommige landen is het bij wet verplicht dat grote internationale ondernemingen gebruik maken
van lokale bedrijven.
Nadelen: weinig ‘in house ‘ know how. Concurrentieel voordeel daalt.
Voorbeelden:
Wikipedia: grenzeloze organisatie.
Uber: Grenzeloze organisatie.
Foxconn: Verticale structuur. Producent van computeronderdelen. Werknemers hebben minimale
rechten.
McDonalds:
3
, 1.3 WAAR GAAT HET OM BIJ MANAGEMENT?
Management= Helpen zodat een bepaalde doelstelling bereikt wordt. Het gaat ook over politiek
binnen een organisatie, psychologie, communicatie tussen verschillende lagen in de organisatie.
Management is geen neutrale activiteit er zit ook emoties bij
Etymologisch:
Ménagement (FR)= leiden, iets uitvoeren
Manu Agere (lat)= bij de hand nemen, leiden
Hedendaagse betekenis: management wordt beschouwd als zingeving. Je moet een kader kunnen
neerzetten omtrent wat er belangrijk is, waar men zich op gaat concentreren en waarom dat dat
belangrijk is. Ook de stappen tot het doel omschrijven.
Management zal steeds verschillend zijn en zal in functiezijn van de organisaties, diens
doelstellingen, structuur, visie…
1.4 MANAGEMENT ROLLEN
EX
Minzeberg definieert de verschillende rollen van de managers.
• Interpersonal Roles
Figurehead: Ook in de media de vertegenwoordiger van de organisatie.
Leader: Een leider moet er in slagen om volgers te creëren.
Liaison: De contactlegger tussen het aandeelhouderschap en het medewerkerschap.
• Informational Roles
Monitoren: Bepaalde informatie goed opvolgen.
Disseminator:
Spokesperson: informatieverschaffer. Bv naar de media toe bepaalde strategieën toelichten.
• Decisional Roles
Entrepreneur: Je moet zelf met initiatieven komen.
Disturbance handler: Indien twee wn niet overeenkomen, moet men dit kunnen aanpakken.
Resources Allocator: Bv Hoeveel budget mag een bepaald initiatief kosten.
Negotiator: Evalueren van bepaalde opdrachten of deze leiden tot de gewenste doelen indien
niet men her navigeren.
4