Hoofdstuk 3: Een
psychoanalytische
benadering
1. Uitgangspunten
1.1 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door ons onbewust.
1.2 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door onze ervaringen uit onze eerste levensjaren.
1.3 Een psychoanalytische benadering gaat uit van een
conflictmodel.
1.4 Een psychoanalytische benadering gaat uit van casestudy’s om
aan wetenschap te doen.
2. De geschiedenis
3. Hedendaagse denkers
4. Kritische kanttekeningen
5. Basisbegrippen
5.1 Het bewuste, het voorbewuste en het onbewuste
5.2 Het id, het ego en het superego
5.3 Constructieve en destructieve driften
6. De psychoanalytische kijk op persoonlijkheid
6.1 Situering van de persoonlijkheidstheorie van Freud
6.2 De persoonlijkheidstypologie van Sigmund Freud
6.2.1 De orale fase en het orale persoonlijkheidstype
6.2.2 De anale fase en het anale persoonlijkheidstype
6.2.3 De fallische fase en het fallische persoonlijkheidstype
6.2.4 De latentieperiode
6.2.5 De genitale fase
6.3 De relatietypologie van John Bowlby
6.4 Projectieve technieken
1
,7. De psychoanalytische kijk op motivatie
7.1 De motivatietheorie van Sigmund Freud
7.1.1 Het begrip ‘drift
7.1.2 Het primaire en het secundaire proces
7.1.3 Afweermechanismen
7.2 Kritische kanttekeningen bij de motivatietheorie van Freud
1. Uitgangspunten
1.1 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door het onbewuste.
We kunnen ons gedrag niet zelf sturen
Dat we zelf niet bewust richting kunnen geven aan ons leven.
Ons gedrag wordt bepaald door het onbewuste, dat wil
paradoxaal ook zeggen dat dat onbewuste zelf ook
ontoegankelijk is voor ons bewustzijn. We zijn ons niet bewust
van het onbewuste en kunnen dat onbewuste ook niet bewust
maken.
Het onbewuste bevat:
Irrationele en onbewuste wensen, angsten en verlangens
De oerdriften die per definitie irrationeel zijn en voortdurend
gericht op een directe, onmiddellijke en volledige bevrediging.
Verwrongen ervaringen, wensen en verlangens, gevoelens en
overtuigingen.
Freud focust dus op:
Het innerlijke van de mens
Onbewuste processen
Aanvankelijk gebruikte Freud de techniek van de hypnose om het
onbewuste naar boven te laten komen bij de behandeling van
hysterische patiënten.
Later verliet Freud deze manier van werken en schakelde hij over op
de techniek van de vrije associatie, waarbij hij patiënten, alles liet
vertellen over wat in hen opkwam, ook al leek het nog zo
onbelangrijk. Freud ging er hierbij van uit dat alles en dus ook die
associaties een verborgen betekenis hadden die verwees naar wat
zich in het onbewuste bevond.
2
, 1.2 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door onze ervaringen uit de eerste levensjaren.
Dat wil zeggen:
Door de wijze waarop we als kind onze psychoseksuele
ontwikkeling doormaakte.
Door de conflicten en relatiewijzen die deze psychoseksuele
ontwikkeling kenmerkten.
Dezelfde thema’s uit de orale, anale en fallische fase
Dezelfde conflicten en afweermechanismen
Dezelfde relatievormen
Dezelfde fixaties en regressies
Komen met andere woorden steeds terug en zijn onlosmakelijk
verbonden met de ervaringen in onze eerste levensjaren.
Ons affectief- relationeel verleden, ook al herinneren we ons
dit niet, beïnvloedt op een beslissende manier wie we zijn.
Psychoseksuele ontwikkeling= Het gaat niet noodzakelijk om reële
psychoseksuele ervaringen die je als kind hebt meegemaakt, maar
ook allerlei fantasieën op dit vlak als kind hebt gehad kunnen nu nog
je huidig gedrag meebepalen.
Ook in de relatie tussen de hulpverlener/ therapeut kunnen
elementen uit de kinderjaren terug naar boven komen, onder de
vorm van:
Overdracht= de cliënt herkent in de therapeut onbewust zijn
moeder/ vader herkent en in zijn relatie met de therapeut in dat
vroegere relatiepatroon hervalt.
Tegenoverdracht= gaat om hetzelfde fenomeen maar dan vanuit de
therapeut/ hulpverlener ten aanzien van de patiënt.
1.3 De psychoanalytische benadering gaat uit van een conflictmodel
Ons gedrag wordt bepaald door innerlijke conflicten
We worstelen voortdurend met aan elkaar tegengestelde
wensen en verlangens.
Gedreven door dezelfde wensen en verlangens ideale en normen
3
psychoanalytische
benadering
1. Uitgangspunten
1.1 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door ons onbewust.
1.2 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door onze ervaringen uit onze eerste levensjaren.
1.3 Een psychoanalytische benadering gaat uit van een
conflictmodel.
1.4 Een psychoanalytische benadering gaat uit van casestudy’s om
aan wetenschap te doen.
2. De geschiedenis
3. Hedendaagse denkers
4. Kritische kanttekeningen
5. Basisbegrippen
5.1 Het bewuste, het voorbewuste en het onbewuste
5.2 Het id, het ego en het superego
5.3 Constructieve en destructieve driften
6. De psychoanalytische kijk op persoonlijkheid
6.1 Situering van de persoonlijkheidstheorie van Freud
6.2 De persoonlijkheidstypologie van Sigmund Freud
6.2.1 De orale fase en het orale persoonlijkheidstype
6.2.2 De anale fase en het anale persoonlijkheidstype
6.2.3 De fallische fase en het fallische persoonlijkheidstype
6.2.4 De latentieperiode
6.2.5 De genitale fase
6.3 De relatietypologie van John Bowlby
6.4 Projectieve technieken
1
,7. De psychoanalytische kijk op motivatie
7.1 De motivatietheorie van Sigmund Freud
7.1.1 Het begrip ‘drift
7.1.2 Het primaire en het secundaire proces
7.1.3 Afweermechanismen
7.2 Kritische kanttekeningen bij de motivatietheorie van Freud
1. Uitgangspunten
1.1 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door het onbewuste.
We kunnen ons gedrag niet zelf sturen
Dat we zelf niet bewust richting kunnen geven aan ons leven.
Ons gedrag wordt bepaald door het onbewuste, dat wil
paradoxaal ook zeggen dat dat onbewuste zelf ook
ontoegankelijk is voor ons bewustzijn. We zijn ons niet bewust
van het onbewuste en kunnen dat onbewuste ook niet bewust
maken.
Het onbewuste bevat:
Irrationele en onbewuste wensen, angsten en verlangens
De oerdriften die per definitie irrationeel zijn en voortdurend
gericht op een directe, onmiddellijke en volledige bevrediging.
Verwrongen ervaringen, wensen en verlangens, gevoelens en
overtuigingen.
Freud focust dus op:
Het innerlijke van de mens
Onbewuste processen
Aanvankelijk gebruikte Freud de techniek van de hypnose om het
onbewuste naar boven te laten komen bij de behandeling van
hysterische patiënten.
Later verliet Freud deze manier van werken en schakelde hij over op
de techniek van de vrije associatie, waarbij hij patiënten, alles liet
vertellen over wat in hen opkwam, ook al leek het nog zo
onbelangrijk. Freud ging er hierbij van uit dat alles en dus ook die
associaties een verborgen betekenis hadden die verwees naar wat
zich in het onbewuste bevond.
2
, 1.2 Ons gedrag, onze gevoelens, onze gedachten en onze interacties
worden bepaald door onze ervaringen uit de eerste levensjaren.
Dat wil zeggen:
Door de wijze waarop we als kind onze psychoseksuele
ontwikkeling doormaakte.
Door de conflicten en relatiewijzen die deze psychoseksuele
ontwikkeling kenmerkten.
Dezelfde thema’s uit de orale, anale en fallische fase
Dezelfde conflicten en afweermechanismen
Dezelfde relatievormen
Dezelfde fixaties en regressies
Komen met andere woorden steeds terug en zijn onlosmakelijk
verbonden met de ervaringen in onze eerste levensjaren.
Ons affectief- relationeel verleden, ook al herinneren we ons
dit niet, beïnvloedt op een beslissende manier wie we zijn.
Psychoseksuele ontwikkeling= Het gaat niet noodzakelijk om reële
psychoseksuele ervaringen die je als kind hebt meegemaakt, maar
ook allerlei fantasieën op dit vlak als kind hebt gehad kunnen nu nog
je huidig gedrag meebepalen.
Ook in de relatie tussen de hulpverlener/ therapeut kunnen
elementen uit de kinderjaren terug naar boven komen, onder de
vorm van:
Overdracht= de cliënt herkent in de therapeut onbewust zijn
moeder/ vader herkent en in zijn relatie met de therapeut in dat
vroegere relatiepatroon hervalt.
Tegenoverdracht= gaat om hetzelfde fenomeen maar dan vanuit de
therapeut/ hulpverlener ten aanzien van de patiënt.
1.3 De psychoanalytische benadering gaat uit van een conflictmodel
Ons gedrag wordt bepaald door innerlijke conflicten
We worstelen voortdurend met aan elkaar tegengestelde
wensen en verlangens.
Gedreven door dezelfde wensen en verlangens ideale en normen
3