Samenvatting Toegepaste Dierkunde
1. Terminologie
Vrouwelijk Mannelijk Gecastreerd Jong dier Groep Paarlustig
Bij koningin dar zwerm
moer
werkster
Das beer, rekel burcht
kolonie
Duif duivin doffer kuiken vlucht
Eend woerd piel vlucht
pul
eendekuiken
Fazant woerhen woerhaan
Geit geit bok weer kind kudde ritsig
sik hamel ket welig
kapater boks
Haas voedster rammelaar lamprei leger
moerhaas pulsterling
Hert hinde hert kalf roedel bronstig
rekke stier jaarling sprong
spitser kudde
Hoen hen haan kapoen kuiken toom broeds
Kip kloek
klokhen
Hond teef(je) reu pup(py) roedel loops
rekel (honden)welpje meute
hondje (jachthonden)
span
(sledehonden)
Kanarie pop man
Kat poes kater je-weet-wel kitten krols
-kater (katten)welp
katje
Konijn voedster rammelaar lamprei sprong hitsig
moer
,Olifant koe stier kalf kudde
groep
Otter teef welp
Paard merrie hengst ruin veulen kudde hengstig
stermerrie: dekhengst: 1j:enter,jaarling
goedgekeu goedgekeu 2j: twenter
rd om mee rd om mee
te fokken te fokken
Ree (ree)geit (ree)bok (ree)kalf roedel bronstig
rekke 1j (m): spits
2j (m):
gaffel(bok)
Rund koe stier os kalf kudde tochtig
bul (bol) 1j: pink,
hokkeling
1j drachtige:
vaars
2j: vaars
Roofvogel wijf man takkeling: jong
tarsel/tersel dat nest heeft
verlaten, maar
nog gevoed
wordt door
ouders
Schaap ooi ram hamel lam, ooilam, kudde boks
ramlam stoots
Varken zeug beer barg big toom beers
Zwijn geit: (tot berg keu berig
de eerste borg speenvarken ruizig
worp) schram
Wild zwijn bagge keiler tot 1j: frisling rotte bronstig
Everzwijn ever 2de levensjaar: rot rauschtijd
(slagtand overloper ketel (= het beentijd
van keiler nest)
= houwsers
of
geweren)
Vis kuiter hommer school
kuitvis hom
geit
Vos moervoes rekel welp loops
teef reu
Zeehond huiler
Rob
,2. Domesticatie
INLEIDING
● domesticatie = het proces waarbij dieren in gevangenschap zich aanpassen aan de
mens en de omgeving die hij biedt
● adaptatie wordt bereikt door:
- genetische veranderingen → evolutionair proces
- stimuli uit de omgeving & ervaringen → ontogenetisch proces
BIOLOGISCHE BASIS
● huisdieren vormen biologisch geen aparte soort met hun wilde voorouders
→ het begrip soort is een artificieel menselijk gevormd begrip
● Linnaeus: binominale nomenclatuur
- Canis lupus f. (forma) familiaris → hond
- Canis lupus → wolf
→ reproductieve barrière tussen uiterste vormen (bv: chihuahua & wolf) maar niet
tussen meer gelijkende tussenvormen (bv: Duitse scheper & wolf)
- continuüm
- tussenliggende vormen verdwijnen → 2 aparte soorten
→ in het wild: soorten die geografisch gescheiden zijn: ringsoort
HET DOMESTICATIEPROCES
Geschiedenis v/d domesticatie
● domesticatie vond plaats op verschillende plaatsen & tijdstippen
- 30.000j. geleden: hond → nuttig in de jacht & als verwittiging voor gevaar
- 6.000 - 10.000j. geleden: schaap, geit, varken, rund → voedselbron &
werkkracht
- 4.000 v.Chr.: paarden, ezels, waterbuffels, lama’s
- 5500-3.000j. geleden: kippen & ganzen
- Romeinen: karper
- einde v/d Middeleeuwen: konijn & kalkoen
- laatste 150j.: domesticatie voor specifiek behoeften: (bv. pels (vos, nerts))
Domesticatie: symbiose of exploitatie?
● exploitatie = opeenvolgende generaties getemde dieren werden gradueel
geabsorbeerd in de menselijke gemeenschap, waardoor ze contact verloren met hun
wilde voorouders
● symbiose = domesticatie begon als partnerschap, sommige dieren “kozen” voor een
associatie met de mens als overlevingsstrategie
→ ook voor de mens voordelig → co-evolutie
, Neotenie als Pleistocene adaptatie
● Pleistoceen: meermaalse fluctuaties v/h klimaat
- gedespecialiseerde soorten & neotenie (trage ontwikkeling, of behouden
juveniele kenmerken) werd bevoordeeld
→ nieuwsgierigheid, exploratie, nieuwe dingen leren, gebrek aan angst,
associëren met andere diersoorten (bv. de mens)
→ eigenschappen goed voor domesticatie
● Larson & Burger: 3 verschillende wijzen waarop domesticatie gebeurde:
- commensale = symbiose = voordelig om samen te wonen met de mens
- prooi = mens ging actief dieren houden voor voedsel, etc.
- directed = actief selecteren bepaalde eigenschappen leidt tot domesticatie
Domesticeerbare diersoorten: pre-adaptatie & exaptatie
● 40 v/d 1 miljoen diersoorten zijn gedomesticeerd: voornamelijk zoogdieren
● mogelijkheid tot domesticatie: hoge eisen
→ pre-adpatatie: dieren die eigenschappen bevatten die ze meer of minder geschikt
maken voor domesticatie (evolutionaire toevalligheden)
→ exaptatie: gebruik van een bestaand kenmerk voor een nieuw doel in de
evolutionaire geschiedenis
● criteria om voor domesticatie in aanmerking te komen:
- sociale relaties: leven in groep: hiërarchie, man-vrouw affiliatie
- flexibel dieet: voedsel dat door de mens geproduceerd kan worden
- voortplanting: voortplanting kunnen managen:
- dominante mannen → paring niet geweigerd door vrouwen
- duidelijke signalen van vruchtbaarheid → paarsucces
- promiscue gedrag → minder selectief tov. partners
- autonomie → moedergedrag & goed ontwikkelde jongen
- korte geboorte-interval
- snelle groei: snelle maturiteit tov. menselijk leven → nuttig gebruik maken
v/d dieren binnen 1 mensenleven
- karakter: laag temperament, weinig reactie tov. mens (korte vluchtafstand)
1. Terminologie
Vrouwelijk Mannelijk Gecastreerd Jong dier Groep Paarlustig
Bij koningin dar zwerm
moer
werkster
Das beer, rekel burcht
kolonie
Duif duivin doffer kuiken vlucht
Eend woerd piel vlucht
pul
eendekuiken
Fazant woerhen woerhaan
Geit geit bok weer kind kudde ritsig
sik hamel ket welig
kapater boks
Haas voedster rammelaar lamprei leger
moerhaas pulsterling
Hert hinde hert kalf roedel bronstig
rekke stier jaarling sprong
spitser kudde
Hoen hen haan kapoen kuiken toom broeds
Kip kloek
klokhen
Hond teef(je) reu pup(py) roedel loops
rekel (honden)welpje meute
hondje (jachthonden)
span
(sledehonden)
Kanarie pop man
Kat poes kater je-weet-wel kitten krols
-kater (katten)welp
katje
Konijn voedster rammelaar lamprei sprong hitsig
moer
,Olifant koe stier kalf kudde
groep
Otter teef welp
Paard merrie hengst ruin veulen kudde hengstig
stermerrie: dekhengst: 1j:enter,jaarling
goedgekeu goedgekeu 2j: twenter
rd om mee rd om mee
te fokken te fokken
Ree (ree)geit (ree)bok (ree)kalf roedel bronstig
rekke 1j (m): spits
2j (m):
gaffel(bok)
Rund koe stier os kalf kudde tochtig
bul (bol) 1j: pink,
hokkeling
1j drachtige:
vaars
2j: vaars
Roofvogel wijf man takkeling: jong
tarsel/tersel dat nest heeft
verlaten, maar
nog gevoed
wordt door
ouders
Schaap ooi ram hamel lam, ooilam, kudde boks
ramlam stoots
Varken zeug beer barg big toom beers
Zwijn geit: (tot berg keu berig
de eerste borg speenvarken ruizig
worp) schram
Wild zwijn bagge keiler tot 1j: frisling rotte bronstig
Everzwijn ever 2de levensjaar: rot rauschtijd
(slagtand overloper ketel (= het beentijd
van keiler nest)
= houwsers
of
geweren)
Vis kuiter hommer school
kuitvis hom
geit
Vos moervoes rekel welp loops
teef reu
Zeehond huiler
Rob
,2. Domesticatie
INLEIDING
● domesticatie = het proces waarbij dieren in gevangenschap zich aanpassen aan de
mens en de omgeving die hij biedt
● adaptatie wordt bereikt door:
- genetische veranderingen → evolutionair proces
- stimuli uit de omgeving & ervaringen → ontogenetisch proces
BIOLOGISCHE BASIS
● huisdieren vormen biologisch geen aparte soort met hun wilde voorouders
→ het begrip soort is een artificieel menselijk gevormd begrip
● Linnaeus: binominale nomenclatuur
- Canis lupus f. (forma) familiaris → hond
- Canis lupus → wolf
→ reproductieve barrière tussen uiterste vormen (bv: chihuahua & wolf) maar niet
tussen meer gelijkende tussenvormen (bv: Duitse scheper & wolf)
- continuüm
- tussenliggende vormen verdwijnen → 2 aparte soorten
→ in het wild: soorten die geografisch gescheiden zijn: ringsoort
HET DOMESTICATIEPROCES
Geschiedenis v/d domesticatie
● domesticatie vond plaats op verschillende plaatsen & tijdstippen
- 30.000j. geleden: hond → nuttig in de jacht & als verwittiging voor gevaar
- 6.000 - 10.000j. geleden: schaap, geit, varken, rund → voedselbron &
werkkracht
- 4.000 v.Chr.: paarden, ezels, waterbuffels, lama’s
- 5500-3.000j. geleden: kippen & ganzen
- Romeinen: karper
- einde v/d Middeleeuwen: konijn & kalkoen
- laatste 150j.: domesticatie voor specifiek behoeften: (bv. pels (vos, nerts))
Domesticatie: symbiose of exploitatie?
● exploitatie = opeenvolgende generaties getemde dieren werden gradueel
geabsorbeerd in de menselijke gemeenschap, waardoor ze contact verloren met hun
wilde voorouders
● symbiose = domesticatie begon als partnerschap, sommige dieren “kozen” voor een
associatie met de mens als overlevingsstrategie
→ ook voor de mens voordelig → co-evolutie
, Neotenie als Pleistocene adaptatie
● Pleistoceen: meermaalse fluctuaties v/h klimaat
- gedespecialiseerde soorten & neotenie (trage ontwikkeling, of behouden
juveniele kenmerken) werd bevoordeeld
→ nieuwsgierigheid, exploratie, nieuwe dingen leren, gebrek aan angst,
associëren met andere diersoorten (bv. de mens)
→ eigenschappen goed voor domesticatie
● Larson & Burger: 3 verschillende wijzen waarop domesticatie gebeurde:
- commensale = symbiose = voordelig om samen te wonen met de mens
- prooi = mens ging actief dieren houden voor voedsel, etc.
- directed = actief selecteren bepaalde eigenschappen leidt tot domesticatie
Domesticeerbare diersoorten: pre-adaptatie & exaptatie
● 40 v/d 1 miljoen diersoorten zijn gedomesticeerd: voornamelijk zoogdieren
● mogelijkheid tot domesticatie: hoge eisen
→ pre-adpatatie: dieren die eigenschappen bevatten die ze meer of minder geschikt
maken voor domesticatie (evolutionaire toevalligheden)
→ exaptatie: gebruik van een bestaand kenmerk voor een nieuw doel in de
evolutionaire geschiedenis
● criteria om voor domesticatie in aanmerking te komen:
- sociale relaties: leven in groep: hiërarchie, man-vrouw affiliatie
- flexibel dieet: voedsel dat door de mens geproduceerd kan worden
- voortplanting: voortplanting kunnen managen:
- dominante mannen → paring niet geweigerd door vrouwen
- duidelijke signalen van vruchtbaarheid → paarsucces
- promiscue gedrag → minder selectief tov. partners
- autonomie → moedergedrag & goed ontwikkelde jongen
- korte geboorte-interval
- snelle groei: snelle maturiteit tov. menselijk leven → nuttig gebruik maken
v/d dieren binnen 1 mensenleven
- karakter: laag temperament, weinig reactie tov. mens (korte vluchtafstand)