Mondeling Examen – Uitleg per Leerdoel
. Je past de basiswondzorg toe tijdens procedures in medische
1
beeldvorming en radiotherapie, rekening houdend met specifieke
patiëntbehoeften en veiligheidsprotocollen in gesimuleerde situaties
Wat moet je kennen en uitleggen?
● U
itleggen wat basiswondzorg inhoudt: reinigen, ontsmetten, aanbrengen van
steriel verband.
● K
euze van verbandmateriaal kunnen verantwoorden (absorberend, ademend,
niet-klevend).
● Inschatten van de toestand van de patiënt: bijvoorbeeld bij een oudere of
oncologische patiënt met kwetsbare huid.
● Hygiënisch werken volgens de regels van aseptie en steriele techniek.
● U
itleggen waarom wondzorg relevant kan zijn binnen medische beeldvorming
(vb. bij een patiënt met een wonde aan de arm waar een infuus moet worden
geplaatst).
2. Je neemt bloed af bij een fantoomarm door veneuze punctie
Wat moet je kunnen uitleggen en doen?
● V
olledige procedure van veneuze bloedafname: handhygiëne, materiaal
verzamelen, tourniquet aanbrengen, vene lokaliseren, punctie uitvoeren,
bloedbuisjes vullen en naald veilig verwijderen.
● U
itleg geven bij elke stap, bijvoorbeeld waarom jede ader kiest die je kiest
(meestal vena mediana cubiti).
● V
eiligheid en hygiëne: gebruik van handschoenen, correcte afvalverwerking
van naalden.
● Observeren op complicaties: bijvoorbeeld een hematoom.
, ● C
omfort van de patiënt garanderen: uitleg geven, geruststellen, correcte
houding van arm.
. Glycemiemeting en subcutane inspuiting (korte naald) – geïntegreerd
3
binnen vragen over bloedname
Wat moet je kunnen uitleggen?
● G
lycemiemeting: wat is het, waarom doe je het (bv.bij diabetespatiënt vóór
contrasttoediening), juiste plaats van prik (meestal zijkant van vingertop),
handhygiëne, gebruik van glucometer.
● S
ubcutane inspuiting: uitleggen wat het is (inspuitingin vetweefsel), juiste
prikplaatsen (bovenarm, buik, dij), huidplooitechniek, korte naald gebruiken,
injectiehoek (45° of 90° afhankelijk van vetlaag), correcte naaldverwijdering
en afvalbeheer.
4. Je lokaliseert de veneuze bloedvaten op de bovenste extremiteiten
Wat moet je uitleggen?
● Anatomie van de bovenarm: de drie meest voorkomende venen voor punctie:
○ Vena mediana cubiti(meest gebruikt),
○ Vena cephalica(buitenkant arm),
○ Vena basilica(binnenkant arm).
● Je moet kunnen aangevenwaarenwaaromje een bepaaldevene kiest.
● F
actoren die je keuze beïnvloeden: zichtbaarheid, palpeerbaarheid, diepte,
toestand van de huid, comfort van de patiënt.
5. Je plaatst een perifere veneuze katheter (infuus) bij een fantoomarm
. Je past de basiswondzorg toe tijdens procedures in medische
1
beeldvorming en radiotherapie, rekening houdend met specifieke
patiëntbehoeften en veiligheidsprotocollen in gesimuleerde situaties
Wat moet je kennen en uitleggen?
● U
itleggen wat basiswondzorg inhoudt: reinigen, ontsmetten, aanbrengen van
steriel verband.
● K
euze van verbandmateriaal kunnen verantwoorden (absorberend, ademend,
niet-klevend).
● Inschatten van de toestand van de patiënt: bijvoorbeeld bij een oudere of
oncologische patiënt met kwetsbare huid.
● Hygiënisch werken volgens de regels van aseptie en steriele techniek.
● U
itleggen waarom wondzorg relevant kan zijn binnen medische beeldvorming
(vb. bij een patiënt met een wonde aan de arm waar een infuus moet worden
geplaatst).
2. Je neemt bloed af bij een fantoomarm door veneuze punctie
Wat moet je kunnen uitleggen en doen?
● V
olledige procedure van veneuze bloedafname: handhygiëne, materiaal
verzamelen, tourniquet aanbrengen, vene lokaliseren, punctie uitvoeren,
bloedbuisjes vullen en naald veilig verwijderen.
● U
itleg geven bij elke stap, bijvoorbeeld waarom jede ader kiest die je kiest
(meestal vena mediana cubiti).
● V
eiligheid en hygiëne: gebruik van handschoenen, correcte afvalverwerking
van naalden.
● Observeren op complicaties: bijvoorbeeld een hematoom.
, ● C
omfort van de patiënt garanderen: uitleg geven, geruststellen, correcte
houding van arm.
. Glycemiemeting en subcutane inspuiting (korte naald) – geïntegreerd
3
binnen vragen over bloedname
Wat moet je kunnen uitleggen?
● G
lycemiemeting: wat is het, waarom doe je het (bv.bij diabetespatiënt vóór
contrasttoediening), juiste plaats van prik (meestal zijkant van vingertop),
handhygiëne, gebruik van glucometer.
● S
ubcutane inspuiting: uitleggen wat het is (inspuitingin vetweefsel), juiste
prikplaatsen (bovenarm, buik, dij), huidplooitechniek, korte naald gebruiken,
injectiehoek (45° of 90° afhankelijk van vetlaag), correcte naaldverwijdering
en afvalbeheer.
4. Je lokaliseert de veneuze bloedvaten op de bovenste extremiteiten
Wat moet je uitleggen?
● Anatomie van de bovenarm: de drie meest voorkomende venen voor punctie:
○ Vena mediana cubiti(meest gebruikt),
○ Vena cephalica(buitenkant arm),
○ Vena basilica(binnenkant arm).
● Je moet kunnen aangevenwaarenwaaromje een bepaaldevene kiest.
● F
actoren die je keuze beïnvloeden: zichtbaarheid, palpeerbaarheid, diepte,
toestand van de huid, comfort van de patiënt.
5. Je plaatst een perifere veneuze katheter (infuus) bij een fantoomarm